Tom Lanoye wint de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre.

Tom Lanoye: Neen, ik had het niet verwacht. Maar blij? Zeker. Ook omdat het competitie-element ontbreekt; literaire prijzen zijn vaak een nobel schietkraam waar, zogenaamd ter promotie van de literatuur, een nijdig wedstrijdelement aan vasthangt.

Het is op veel vlakken een mooie prijs: als je naar het palmares kijkt – Claus, Boon, Nolens – dan bevind je je toch in heel goed gezelschap. En voor iemand als mezelf, die nadrukkelijk in de Vlaamse literaire traditie geworteld wil zitten, is de lange geschiedenis van de Huygensprijs een mooie opsteker, ook vanwege Huygens zelf: spilfiguur in de Gouden Eeuw, toentertijd literaire evenknie van Rembrandt. Hij schreef, niet zonder humor, prachtige liefdesgedichten én toneel. Vandaar wellicht dat de jury mijn toneelstukken uitdrukkelijk vermeld heeft. Theaterteksten glippen te vaak tussen de mazen van het kritische net. Zonder Ten oorlog en Fort Europa: hoe kun je mijn oeuvre snappen? Alsof recensenten Shakespeare of Cyriel Buysse zouden bespreken zonder hun theater te vermelden. Enige nadeel aan zo’n oeuvreprijs: het impliceert dat je werk af zou zijn. Ik zie het dus maar als een aanmoedigingsprijs voor een piepjong en onstuimig talent.

U hebt – alweer – een prachtig jaar achter de rug.

Lanoye: Geweldig. Mijn roman Gelukkige slaven werd goed ontvangen, zeker in Vlaanderen, maar evenzeer in Nederland, wat deugd blijft doen. En natuurlijk is er het overrompelende Franse verhaal: de vertalingen doen het bijzonder goed en dat heeft ook de poorten naar Franstalig België geopend, weliswaar via een Parijse omweg.

Uw indrukwekkende Waalse successen worden karig besproken aan Vlaamse mediakant. Zelf zag ik u op de voorpagina van de Franstalige Metro staan. Het is bijna symptomatisch.

Lanoye: Nu ben ik echt een Belgische auteur geworden. Er is geen Franstalig blad dat mij níét interviewt, ik haal vlot herdrukken, ik trek volle zalen met mijn tweetalig programma van Sprakeloos maar je moet het nog te veel zelf doen. Het is absurd dat wij met onze meest natuurlijke (economische) afzetmarkt, ‘Wallo-Brux’, nauwelijks culturele verdragen hebben, laat staan samenwerkingen. Denemarken en Zweden maken samen De brug, een internationale hit. Wat voor vergelijkbaars doen wij, buiten Rundskop?

Dit jaar stond ik in Namen op een literair festival gecureerd door een van mijn helden, Benoît Poelvoorde. Maar ook in Doornik bijvoorbeeld: een vol huis, zevenhonderd man. Théâtre National, Brussel: vijf dagen, drieduizend toeschouwers. Voor een Vlaming! Met een voorstelling, voor de helft in boventiteld Nederlands! De Brusselse KVS is al jaren de pionier van die ontwikkeling. Tijd dat ook de regionale overheden elkaar de hand reiken, en niet alleen voor literatuur of toneel. Safety First of In de gloria: dat zouden toch ook hits zijn voorbij Waterloo? Ik ben alvast het wandelende bewijs van die gigantische opportuniteit, en met veel plezier.

Hebt u tijd gehad om spijt te hebben in 2013?

Lanoye: Ah, de cryptokatholiek in mij veert op: een mea culpa. Als er iets is waaraan ik meer literaire tijd had willen spenderen, dan is het wel columns schrijven. Dat heb ik verwaarloosd het afgelopen jaar. Als de Huygens-jury mij looft voor mijn meerstemmigheid, dan moet ik in 2014 alvast die opinielacune weer dichten. Niet zozeer als auteur, maar vooral als burger van dit land. Zeker met de zoveelste ‘moeder aller verkiezingen’ in het vooruitzicht. Nu, ik merk dat mijn Huygens-voorgangster stadsdichter Joke van Leeuwen was. Daarin maken de Antwerpenaren dus alvast goede keuzes. Nu nog op politiek vlak.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content