Ewald Pironet

Er leven 1,4 miljard mensen in extreme armoede. Dit nieuwe cijfer van de Wereldbank ligt veel hoger dan tot nu toe werd gedacht. Armoede is hardnekkig en de stijgende voedselprijzen vormen een extra bedreiging.

Het is een duizelingwekkend cijfer: 1,4 miljard mensen leven in extreme armoede. Dat leert het nieuwe cijfer van de Wereldbank (en die definieert armoede als een inkomen dat lager is dan 1,25 dollar per dag). Steeds werd ervan uitgegaan dat vandaag naar schatting 1 miljard mensen in extreme armoede leven. Dat er heel wat meer armen zijn, betekent meteen dat armoede hardnekkiger is dan tot nu toe werd aangenomen. Volgens de Wereldbank waren er in 1981 1,9 miljard armen en dat aantal is in absolute cijfers dus niet gehalveerd. Toch zijn er in 25 jaar een half miljard armen minder. En als je de groei van de wereldbevolking mee in rekening brengt, blijkt dat de armoedegraad nog feller daalde: 25 jaar geleden leefde nog 50 procent van de wereldbevolking in extreme armoede, vandaag 25 procent. Met andere woorden: de armoede daalde de afgelopen 25 jaar met 1 procentpunt per jaar.

De recente cijfers van de Wereldbank leren nog meer: er bestaan zeer grote regionale verschillen. Zuidoost-Azië telt wel het grootste aantal mensen dat in extreme armoede leeft, namelijk 595 miljoen, van wie 455 miljoen in India. Maar de armoedegraad daalde er van 60 naar 40 procent. De cijfers voor China zijn ronduit spectaculair: in 1981 werden er nog 835 miljoen extreem arme Chinezen geteld, in 2005 207 miljoen – een daling met 600 miljoen. Dit betekent dat de daling van het aantal armen in China bijna even groot is als de daling van het aantal armen over de hele wereld.

De armoedegraad tuimelde in China van 85 procent naar 16 procent. De grootste daling vond er de jongste 15 jaar plaats, nadat het zijn grenzen opende voor westerse investeringen en de Chinese kustregio een grote economische groei kende. Dat ondersteunt de overtuiging van heel wat economen dat de daling van de armoede er komt als landen zich niet langer afsluiten, maar deelnemen aan de economische realiteit, als ze zich inschakelen in het verhaal van economische groei en al wat daarbij komt kijken.

In Afrika zien we een tegenovergestelde beweging: het aantal armen verdubbelde er tussen 1981 en 2005 van 200 miljoen tot 380 miljoen. En de armoede werd er ook erger: een gemiddelde arme moet er rondkomen met 70 dollarcent per dag. De armoedegraad ligt er al meer dan 25 jaar ongewijzigd op 50 procent. Hoe kunnen die Afrikaanse landen uit de negatieve spiraal raken? Economen breken er zich het hoofd over hoe we die landen kunnen laten meegenieten van de economische groei en de internationalisering van de economie, maar wijzen er ook op dat dit gepaard moet gaan met een hervorming van het interne bestuur in die landen. Dat is een gigantische uitdaging voor iedereen.

Bij dit alles hoort een belangrijke kanttekening: alle cijfers die hier aan bod zijn gekomen, gelden voor het jaar 2005, dus van vóór de sterke stijging van de voedsel- en energieprijzen. Ondanks de zeer recente daling van heel wat grondstofprijzen blijven die toch erg hoog en dat veroorzaakt zonder twijfel meer armoede. De voorzitter van de Wereldbank, Robert B. Zoellick, verklaarde in april dat de stijgende voedselprijzen 100 miljoen mensen in armoede zouden storten. Dit verandert niets aan het globale plaatje: de armoede neemt langzaam af. Het vergroot wel de sowieso al gigantische uitdaging om de armoede, vooral in Afrika, aanhoudend te verminderen. Dat is een van de grootste problemen van vandaag.

Ewald Pironet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content