‘Het rijk van de vrijheid kreeg in België wel een erg eigenzinnige invulling’

Wim De Temmerman staat stil bij de manier waarop ‘vrijheid’ gebruikt wordt als argument in discussies over de verdere aanpak van de coronapandemie.

Er lijkt tegenwoordig nogal wat verwarring te bestaan over de woorden vrijheid, freedom, liberté. Ze duiken op als slagwoord bij tegenstanders van een covidpas en van (al dan niet verplichte) vaccinatie. Maar ook voorstanders van vaccinatie en/of covidpas spiegelen ons vrijheid voor als licht aan het einde van de tunnel. Vrijheid is wat we gaan winnen als we ons allemaal laten vaccineren, zeggen de enen, vrijheid is wat we gaan kwijtspelen als de vaccinatielobby het haalt, zeggen de anderen. Hoe geraken we wijs uit deze taalverwarring?

Het begrip ‘vrijheid’ heeft een lange geschiedenis, het legitimeerde en oriënteerde in het Westen grote maatschappelijke veranderingen, dikwijls vol hoop en optimisme, en werd één van de hoekstenen waar wij onze collectieve identiteit op bouwen. Het is ook één van onze geliefkoosde morele exportproducten. De vrijheidskreet klinkt de laatste tijd agressiever. Dat begon in de VS in de slipstream van het Trumpisme, maar circuleert intussen ook in Europa, bij ons bijvoorbeeld tijdens de protestacties van La Boum in Brussel, of vandaag in Frankrijk bij acties tegen de covidpas en verplichte vaccinatie voor bepaalde beroepen.

Het rijk van de vrijheid kreeg in België wel een erg eigenzinnige invulling.

Waar moeten we de vrijheidskreet tegen vaccinatie en covidpas plaatsen in de westerse vrijheidstraditie? Als we even gebruik maken van Isaiah Berlins klassiek geworden onderscheid (‘Two Concepts of Liberty‘, Oxford 1969) tussen negatieve en positieve vrijheid – die termen houden geen waardeoordeel in, Berlin was zelf nogal fan van negatieve vrijheid – dan lijken de protesten sterk te leunen op het negatief vrijheidsidee, dat in de angelsaksische liberale traditie uitgewerkt werd door o.a. Smith, Mill, Paine, Jefferson, maar evengoed in Frankrijk door Benjamin Constant.

In deze benadering is de mate waarin ik vrij ben “the degree to which no man or body of men interferes with my activity.” Vrijheid is “the area within which a man can act unobstructed by others. If I am prevented by others from doing what I could otherwise do, I am to that degree unfree“, zo klinkt dat bij Berlin. Vrijheid is dus kunnen doen wat je wil, zonder dat anderen je daarbij hinderen. Wanneer men je verhindert een dancing of popfestival of restaurant of winkel binnen te gaan, omdat je geen covidpas kan tonen, maakt jou dat onvrij. Verdedigers van dit vrijheidsidee vinden dat we zoveel als mogelijk moeten kunnen doen wat we willen, zonder hinder van buitenaf.

Daar tegenover staat het ‘rijk van de vrijheid’, zoals gelanceerd door onze federale regering en overgenomen door andere regeringen en media. De uitdrukking komt uit die andere traditie, van positieve vrijheid zoals Berlin het noemt. Vrijheid is hier het vermogen om te leven vanuit je eigen rationele, interne noodzakelijkheid, en niet vanuit wat van buitenaf op je afkomt: “I wish my life and decisions to depend on myself, not on external forces of whatever kind, (…) to be moved by reasons, by conscious purposes, which are my own, not by causes which affect me, as it were, from outside.

Vrij word je in deze benadering door autonoom te zijn. En autonoom word je, door rationeel de zaken ter hand te nemen. Zij die dit vrijheidsidee verwoordden, zien ons als rationele mensen, die via kennis en zelfkennis kunnen te weten komen wat goed is voor ons, en die vanuit die innerlijke rationele conclusies kunnen handelen, in plaats van externe invloeden te volgen. Negatieve en positieve vrijheid sluiten elkaar niet uit en zijn geen tegengestelden, het zijn gewoon verschillende manieren om naar eenzelfde situatie te kijken. Zo kan een slaaf die gevangen zit en amper (negatieve) vrijheid heeft, zeer rationeel en autonoom met de situatie omgaan en vrij zijn in die (positieve) zin; of kan iemand die rijk is en over alle (negatieve) handelingsvrijheid beschikt, tegelijk passief alle trends en modes volgen en zo bijzonder onvrij zijn en heteronoom leven.

Het idee van positieve vrijheid werd vooral continentaal ontwikkeld, o.a. door Spinoza. In die context ontstond ook de uitdrukking het rijk van de vrijheid, als een technische term in de filosofie van Marx en Engels, met antecedenten bij Hegel. Zij zetten hun rijk van de (positieve) vrijheid niet tegenover het rijk van de inperking van handelingmogelijkheden, maar tegenover het rijk van de vervreemding. Als je vervreemd leeft van jezelf, bepaald door maatschappelijke omstandigheden en invloeden, leef je niet vrij. Vrij is wie vanuit zijn eigen persoonlijke, rationele ik aan het leven vorm geeft. Marx vond dat dit soort autonomie enkel binnen bereik komt mits structurele veranderingen in economie en politiek.

Zouden de leden van de federale regering zich ervan bewust zijn geweest dat zij een technische term uit de filosofie van Marx en Engels gebruikten, wanneer ze de voorbije maanden continu verwezen naar het rijk van de vrijheid als motiverend toekomstbeeld? Als liberale premier had Alexander De Croo er wel even van wakker kunnen liggen, want Isaiah Berlin argumenteert dat die positieve vrijheid regelmatig ook aanleiding geeft tot maatschappelijke dwang (en dus inperking van negatieve vrijheid). Omdat er natuurlijk in de benadering geïmpliceerd zit dat als individuen helder en juist nadenken, ze allicht tot gelijklopende conclusies zullen komen. Dat er bijgevolg zaken zijn die voor iedereen gelden, dat er een ‘algemeen goed’ is dat iedereen kan inzien, en zal inzien als je helder nadenkt op basis van juiste feiten. En wie het nog niet inziet, heeft allicht niet goed genoeg gedacht… dus dringt pedagogie zich op en mogelijks ook dwang. Waar negatieve vrijheid het gevaar in zich draagt uit te lopen op willekeur en een gevecht van allen tegen allen, draagt positieve vrijheid het gevaar in zich van een sturende, totalitaire wending.

Toch liepen we op dat punt met ons rijk van de vrijheid in België weinig gevaar. Want dat rijk kreeg hier toch een zeer specifieke concretisering. Zelfs de voorzitter van de sociaal-democratische partij in Vlaanderen, had het over ‘iemand binnendoen’ op festivals en niet over de opheffing van de vervreemding. Wie website en programma van zijn vernieuwde partij had geconsulteerd, was wellicht niet verrast. Met deze socialisten in zijn regering kan de liberale De Croo gerust zijn over het rijk van de vrijheid. Wat de diverse regeringen van ons land met die uitdrukking motiverend wilden voorspiegelen, was vooral dat we -zoals vroeger- allemaal opnieuw vanalles ongehinderd zullen kunnen doen (negatieve vrijheid dus), en daarbij stond consumeren en genieten nogal op de voorgrond.

Beide kampen in de vrijheidsstrijd lijken wel te vissen in de vijver van de negatieve vrijheid. De discussie is minder gepolariseerd dan ze klinkt. Is het dan een schijngevecht? Neen. Mijns inziens hebben we, minstens op één essentieel punt, toch te maken met een grondig verschillende benadering en dus met een fundamenteel maatschappelijk dispuut. Hoezeer ze de negatieve vrijheid, in functie van het vrij consumeren en genieten, ook benadrukken, tegelijk hanteren de verdedigers van het rijk van de vrijheid, minstens impliciet, ook een beeld van de mens als een rationeel wezen dat, als hij de feiten kent en goed nadenkt, tot juiste conclusies komt. Conclusies die, aangezien ze gebaseerd zijn op feiten en rationeel sluitend tot stand kwamen, eigenlijk voor alle mensen gelijk zouden moeten luiden: dat je jou het beste laat vaccineren in functie van je eigenbelang en van het belang van allen. Conclusies die dus iets dwingends hebben, want sluitend verankerd zijn in feiten en logica.

Radicale manifestanten tegen vaccinatie en/of covidpas van hun kant gaan er doorgaans niet van uit dat iedereen zo’n rationeel individu zou moeten zijn, integendeel. De mogelijkheid om ongehinderd te handelen vanuit de (eventueel zelfs ongemotiveerde, brute, onlogische) vrije wil, lijkt belangrijker dan rationeel welbegrepen eigen- of algemeen belang. Het gaat om de vrijheid om rationeel geen verantwoording af te leggen en geen rationeel individu te zijn. Het risico jezelf of anderen te schaden, neem je voor lief terwille van de vrijheid. Begrijpelijk dus ook dat deze contestanten, die de universele, rationele methode opzij schuiven, makkelijk terechtkomen bij – vanuit wetenschappelijk oogpunt gezien – twijfelachtige en ongecontoleerde beweringen en bij conspirationistische theorieën, om hun positie te verdedigen. Het bemoeilijkt dialoog en debat.

Hebben de contestanten een punt, om in hun vrijheidsstreven te weigeren dat zij zich als rationeel individu moeten gedragen? Wordt hun vrijheid te hard ingeperkt? Theoretici van de (negatieve) vrijheid vinden alvast dat vrijheidsinperking soms te verantwoorden valt. John Stuart Mill bijvoorbeeld haalt aan dat je een man die onwetend een brug die op instorten staat wil oversteken, met geweld daarvan mag weerhouden en dus zijn vrijheid inperken, omdat je er kan van uitgaan dat hij hoe dan ook liever niet in het water valt. Berichten over mensen die zich fel tegen vaccinatie kantten, maar na een covid-passage op intensieve zorg plots iedereen oproepen zich te laten vaccineren, lijken dit te bevestigen. Toch is het binnen de negatieve vrijheidsbenadering niet evident om vrijheid in te perken om te verhinderen dat iemand zichzelf schade berokkent. Zo wordt ontraden dat mensen roken, teveel alcohol drinken of ongezond eten, maar het wordt niet verboden. Binnen het negatieve vrijheidsdenken is er geen consensus over of en in hoeverre je moet aanvaarden dat iemand zich niet optimaal beschermt, bijvoorbeeld ook tegen covid-19.

Minder discussie vind je over het feit of vrijheid zover gaat, dat je ook anderen schade mag berokkenen. Mill, maar ook Benjamin Constant, verdedigers van maximale (negatieve) vrijheid, realiseerden zich dat een samenleving van totaal vrij opererende individuen, sociale chaos wordt. Zij willen interferenties in iemands leven tot een absoluut minimum beperken, maar gaan er toch van uit dat die (minimaal) nodig zijn om een sociale orde te installeren en te handhaven. Doordat mensen van elkaar afhankelijk zijn, en de som van alle individueel vrij handelen niet vanzelf tot een stabiel, laat staan harmonisch geheel zal leiden, zijn wetten nodig die inperkingen van de handelingsvrijheid impliceren in functie van het algemeen belang, bijvoorbeeld om geen actor te zijn in het verspreiden van ziekte bij anderen. Belangrijke discussie wordt dan waar men de grens trekt, welke beperkingen verantwoord zijn in functie van het algemeen goed. Om die afweging goed te kunnen maken, heb je specialistische kennis nodig. Het verklaart waarom o.a. virologen een cruciale rol moesten spelen tijdens de pandemie.

Theoretici als Mill en Constant wisten dat vrijheid niet absoluut is omdat mensen, naast vrijheid, tegelijk ook andere waarden belangrijk vinden. Zoals rechtvaardigheid, veiligheid, verbondenheid, geluk, gelijkwaardigheid, enz. Dat zijn zaken die niet zomaar vanzelf meekomen met de vrijheid. Toch monopoliseert het felle en soms agressieve gevecht over de vrijheid vandaag nogal de aandacht, en blijven die andere waarden onder de radar.

De Gentse filosoof Rudolph Boehm benadrukte terecht het belang van de juiste vraagstelling, van de juiste keuze van waarover we het moeten hebben, om een situatie te begrijpen en te bemeesteren. In het licht daarvan kan men zich afvragen of ‘vrijheid’ de meest adequate insteek is om de pandemie op langere termijn efficiënt te begrijpen en te bemeesteren. En of de eigenzinnige recyclage van het concept rijk van de vrijheid tot negatieve vrijheid, vooral om te consumeren en te genieten, de inzet van het gevecht tegen covid-19 correct inschat.

Stel dat de pandemie niet zomaar een toevallig gebeuren is dat onze vrijheid een tijdlang in de weg staat, maar een gevolg van hoe wij economisch, cultureel en politiek één en ander hebben georganiseerd? Stel dat het vrijkomen en het mondiaal circuleren van dit virus terug te voeren is tot een bepaald soort van vervreemding waarin wij ons hebben gemanoeuvreerd? En dat de systeemfouten waar deze vervreemding op terug te voeren is, eerder te maken hebben met problematieken inzake verbondenheid, rechtvaardigheid, veiligheid of gelijkwaardigheid, dan met vrijheid? Moeten we dan niet dringend vooral andere woorden, analyses, bekommernissen en debatten activeren en centraal plaatsen, om ervoor te zorgen dat deze afwikkeling van de pandemie niet gewoonweg de generale repetitie wordt voor de gevechten tegen talloze pandemieën die erop zullen volgen?

Wim De Temmerman studeerde filosofie aan KULeuven en UGent. Aan UGent was hij verbonden als assistent en onderzoeker, met onder meer focus op de filosofie in de Islam tijdens de middeleeuwen, en milieu- en landschapsfilosofie. Sinds 1998 doceert hij filosofie aan de hogere opleidingen Beeldende Kunsten, Audiovisuele Kunsten, Muziek en Drama van KASK (Koninklijke Academie voor Schone Kunsten) en Koninklijk Conservatorium op de Bijlokecampus en Grote Sikkel in Gent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content