Johan Van Holderbeke

‘Het buitengewoon onderwijs is de kanarie in de koolmijn’

Johan Van Holderbeke Oud-leerkracht

Minister Zuhal Demir waarschuwt dat het buitengewoon onderwijs op een catastrofe afstevent. Maar volgens Johan Van Holderbeke, voormalig leerkracht, klopt dat beeld niet. ‘Het buitengewoon onderwijs (BuO) is geen probleem, maar de kanarie die ons waarschuwt voor de bredere crisis in het hele onderwijs.’

Het is weer die tijd van het jaar: het begin van het schooljaar. In de media duiken opnieuw allerlei debatten op over ons onderwijs. Ook minister Demir liet zich niet onbetuigd met enkele straffe uitspraken.

Een van die uitspraken haalde de kop in Knack: ‘In het buitengewoon onderwijs stevenen we af op een catastrofe’.
Ik ben het daar niet mee eens. Die uitspraak doet geen recht aan de realiteit, en wel om verschillende redenen.

Goed werk, ondanks beperkingen

Dag in, dag uit wordt er uitstekend werk geleverd voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Dat gebeurt zowel in het buitengewoon onderwijs (BuO) als in het reguliere onderwijs via de leersteuncentra. Natuurlijk is dat niet perfect. Ook ik heb in mijn jaren als leerkracht in het buitengewoon secundair onderwijs type 2 vaak met de handen in het haar gezeten bij leerlingen voor wie we geen pasklare oplossing vonden.

Collega’s in het reguliere onderwijs vertellen me dat zij met dezelfde moeilijkheden kampen.

De roep om afschaffing

Toch hoor je geregeld de gedachte dat het buitengewoon onderwijs moet verdwijnen. De middelen zouden dan beter worden geïnvesteerd in “scholen voor iedereen”, waar alle leerlingen – met of zonder beperking – samen les volgen. De commissie Inclusief Onderwijs promoot dat idee. Daarbij klinkt vaak de kritiek dat het BuO te veel leerlingen telt en te veel middelen opslorpt.

Maar hoe stevig is die basis? Cijfers lopen sterk uiteen. In een studie van Astrid Van Landschoot lees ik bijvoorbeeld dat in het lager onderwijs het aandeel leerlingen in BuO varieert tussen 5,7 en bijna 7 procent, afhankelijk van de bron. De commissie Inclusief Onderwijs spreekt dan weer van 4,7 procent over het hele onderwijs. In het lager secundair onderwijs loopt dat volgens dezelfde studie zelfs op tot bijna 12 procent. Hoe kom je dan tot een betrouwbaar gemiddelde?

Als eind augustus in Knack al de betrouwbaarheid van statistieken in vraag wordt gesteld – ook in België – hoe zeker kunnen we dan zijn dat zulke cijfers een solide basis vormen voor ingrijpend beleid?

Buitenlandse voorbeelden misleiden

Daarbovenop worden vaak vergelijkingen gemaakt met het buitenland. In Italië bijvoorbeeld gaat nauwelijks een paar tienden van een procent naar het BuO. Maar dat cijfer is weinig zeggend: eind jaren tachtig schafte Italië alle buitengewone voorzieningen af. In de praktijk kwamen veel ouders er zelf voor instaan dat hun kinderen overdag enige bezigheid hadden. Noem je dat onderwijs?

Willen we België dan echt spiegelen aan landen waar nauwelijks sprake is van structurele ondersteuning – zoals Bulgarije, Roemenië of zelfs India?

Niet het probleem, maar de waarschuwing

Dat ons onderwijs kampt met grote problemen, daar valt niet aan te twijfelen. En wie op ‘standstill’ blijft, ziet die problemen alleen maar verergeren. Maar om nu te zeggen dat enkel het buitengewoon onderwijs afstevent op een catastrofe, is een misvatting. Het hele onderwijssysteem stevent op een catastrofe af.

Misschien is het buitengewoon onderwijs niet het gas dat de mijnwerker verstikt, maar de kanarie die als eerste alarm slaat. In het BuO worden problemen sneller zichtbaar – en vaak ook sneller aangepakt – dan elders. In plaats van het weg te zetten als oorzaak, zouden we ernaar moeten luisteren als waarschuwing.

Johan Van Holderbeke is oud-leerkracht. Hij was lid van de Leraarkamer van Knack (2022-2023).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise