Veel depressies, maar weinig nieuwe pillen

'Sommige nieuwe antipsychotica kunnen de levensverwachting met 10 jaar verkorten.'

Waarom farmareuzen hun onderzoek naar psychische ziektes staken.

De Belg is niet alleen een pillenslikker, hij zet ook zijn kinderen aan de medicatie. Dat bleek vorige week uit cijfers van minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD). In 2015 kregen kleuters 19.363 dagelijkse dosissen antipsychotica voorgeschreven, kinderen tussen 6 en 11 jaar 339.350 dosissen, en 12- tot 17-jarigen 992.328 dosissen. Die dienen bijvoorbeeld om gedragsproblemen bij autisme of zwakbegaafdheid te behandelen. De cijfers voor antidepressiva stemmen evenmin vrolijk: kleuters slikten dagelijks 14.712 dosissen, kinderen 84.851 en tieners 988.476 dosissen.

Dat zijn verontrustende cijfers, waarvan de meeste oorzaken genoegzaam bekend zijn. Om er één te noemen: over de impact van psychofarmaca op een jong brein bestaat nog weinig kennis. Minder bekend is dat psychiaters almaar bezorgder zijn over de medicatie zélf. GlaxoSmithKline, AstraZenica, Pfizer, Merck, Sanofi en Novartis: de laatste jaren hebben alle grote farmabedrijven zich teruggetrokken uit het onderzoek naar aandoeningen van het centraal neurologisch systeem (CNS). Daartoe behoren depressie, schizofrenie, stemmingsstoornissen of bipolariteit, maar ook alzheimer, epilepsie en multiple sclerose.

Funeste bijwerkingen

Geert Dom, professor aan de Universiteit Antwerpen en medisch directeur van het Psychiatrisch Centrum Multiversum, luidt de alarmbel. ‘Ons farmacologische arsenaal is de laatste 20 à 25 jaar niet fundamenteel veranderd. De medicijnen die we nu voorschrijven, zijn matig effectief en hebben veel bijwerkingen. Patiënten beginnen daar terecht kritiek op te geven.’ Ook Manuel Morrens, behandelend psychiater in het Psychiatrisch Ziekenhuis Duffel en hoofddocent aan de afdeling Volwassenpsychiatrie van de Universiteit Antwerpen, wijst op funeste bijwerkingen: ‘Studies tonen aan dat de nieuwe generatie antipsychotica de levensverwachting met tien jaar kunnen verkorten, omdat ze suikerziekte en cardiovasculaire belasting veroorzaken.’

Professor Wim van den Brink van de Universiteit Amsterdam, een autoriteit in verslavingsbehandeling, nuanceert: ‘Onze psychofarmaca zijn gemiddeld even effectief als algemene medicatie. Natuurlijk zouden ze effectiever moeten zijn, maar dat geldt voor alle medicatie.’ Geert Dom onderstreept dat psychiaters behoefte hebben aan betere farmacologische behandelmogelijkheden. ‘Wij staan vandaag waar oncologen 20 jaar geleden stonden: chemotherapie maakte toen nog je lijf kapot. Maar dat betekent niet dat patiënten plots met hun behandeling mogen stoppen, want dat is riskant.

Return on investment

Waarom trekken de farmabedrijven zich massaal terug uit het onderzoek? Laten ze zo niet een enorme markt links liggen? Frédéric Destrebecq vindt van wel. Destrebecq is directeur van de European Brain Council, die ijvert voor onderzoek naar hersenaandoeningen. ‘1 op de 3 Europeanen krijgt vroeg of laat met zo’n aandoening te maken. Die groep behandelen, kost jaarlijks 800 miljard euro.’ Ook in België is het potentieel groot, weten Geert Dom en Manuel Morrens: ’15 procent van de bevolking krijgt ooit een depressie; op dit moment heeft 6 procent er één. 6 procent lijdt aan een alcoholstoornis. Veel van die mensen zijn gebaat bij psychosociale interventies, zonder medicatie. Ongeveer 2,5 procent kampt met een ernstige psychische stoornis, en heeft vrijwel zeker psychofarmaca nodig.’

Dat grote potentieel wordt tenietgedaan door de financiële risico’s die farmabedrijven moeten nemen om te innoveren. Zo duurt de zoektocht naar een nieuw medicijn al snel 12 tot 13 jaar, en loopt de kostprijs op tot 1 à 1,3 miljard euro. Tegenover die gigantische investering staat een geringe return on investment. Een patent geldt 20 jaar, maar daar moet je de ontwikkelingstijd van aftrekken. In dat opzicht is een kankerbehandeling interessanter. Die krijg je al rond in 5 jaar, wat dubbel zoveel tijd overlaat om winst te maken. Een extra hinderpaal is dat proeven voor CNS-medicatie vaak mislukken. Het vakblad Science berichtte in 2010 dat amper 8 procent van de proeven de eindmeet haalt, tegenover 19 procent bij oncologische experimenten. Bovendien valt het doek steevast laat, weet professor Morrens. ‘In de derde en voorlaatste fase wordt het medicijn klinisch getest op grotere groepen. Maar dan heeft het bedrijf al 600 à 700 miljoen euro geïnvesteerd.’

Zwarte doos

Iemand met psychofarmaca behandelen, is volgens Wim van den Brink een complexe opdracht. Om te beginnen, zijn psychiatrische patiënten minder therapietrouw. ‘Kankerpatiënten zijn bijvoorbeeld bereid om veel te verduren, als ze daardoor een maand langer leven. Onze patiënten vinden soms dat wij ziek zijn, niet zijzelf.’ Achter een diagnose gaat bovendien vaak een heterogene groep schuil. Gevolg: het medicijn werkt maar voor een subgroepje. ‘En tot slot kunnen wij minder leren uit placebo’s’, zegt Van den Brink. ‘Terminale kankerpatiënten sterven aan hun ziekte. Een depressie verbetert vaak vanzelf, of toch tijdelijk. Psychofarmaca moeten veel krachtiger zijn om een duidelijk meetbaar resultaat op te leveren.’ Geert Dom en Manuel Morrens wijzen op het gebrek aan goede biomarkers: biologische parameters waaraan je de werkzaamheid van een behandeling kunt afmeten, zoals leverenzymen bij een levercirrose. Morrens: ‘Als die enzymen verbeteren, weet je: de ziekte geneest. Bij ons zit er als het ware een “zwarte doos” tussen de toediening van een medicijn en zijn effect op de ziekte.’

Frédéric Destrebecq pleit voor een lossere reglementering voor farmabedrijven. ‘Sommige onderzoeken zijn bijna onmogelijk uit te voeren. Dat naar suïcide, bijvoorbeeld. Niemand wil een placebo geven aan een risicopatiënt: wat als hij of zij sterft? In de Verenigde Staten aanvaarden ze die risico’s gemakkelijker.’ Geert Dom: ‘Meer controle leidt tot meer veiligheid, maar ook tot minder innovatie. We moeten onszelf afvragen in welke mate we die innovatie afremmen, omdat we geen risico’s durven te nemen.’

Kost of investering?

Zal de oplossing van de overheid komen? ‘In de VS investeert de overheid fors’, zegt Geert Dom. ‘In ons land is daarvoor eerst een zware cultuuromslag nodig. Tot die er is, moeten psychiaters witte producten blijven voorschrijven, medicatie waarop geen patent meer rust en die goedkoper is. Een mooie besparing, maar daardoor worden bedrijven niet aangespoord om nieuwe medicijnen te ontwikkelen.’ Frédéric Destrebecq is sceptisch: ‘Er gaan in Europa elke dag een miljoen werkdagen verloren door psychologische problemen. Nog los van het presenteïsme: mensen die komen werken terwijl ze daar niet toe in staat zijn, en daardoor weinig meerwaarde creëren. Ondertussen bekijken politici de gezondheidszorg als een uitgavepost, terwijl het een investering is: een gezondere bevolking kost minder. Maar om daarvoor te zorgen, moet je op termijnen van 15 à 20 jaar denken, en dat lukt hen niet.’

De Belgische overheid investeert wel degelijk, klinkt het bij minister De Block. Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg zal in 2017, net als in 2016, 5 miljoen euro in klinische proeven investeren. In 2018 zal dat bedrag tot 10 miljoen oplopen. Maar die proeven zijn bedoeld om bestaande behandelingen beter in te zetten, niet om te innoveren. Het Toekomstpact, dat de minister met de farma-industrie sloot, geeft wel ruimte voor investeringen. Maar, zo klinkt het bij het kabinet-De Block: ‘Het onderwerp van dat onderzoek wordt niet bij ons, maar op mondiaal vlak bepaald.’

Er valt misschien nog wat te rapen met recyclageonderzoek, suggereert Geert Dom. ‘We kunnen bestaande moleculen ook testen bij psychiatrische ziekten. Wanneer een medicijn als bijwerking heeft dat patiënten minder gaan drinken, kan dat bijvoorbeeld interessant zijn voor een verslavingsbehandeling.’ Wim van den Brink: ‘Recyclageonderzoek is goedkoop en gemakkelijk, maar levert weinig op. Het laaghangende fruit is grotendeels geplukt. Basisonderzoek, bijvoorbeeld naar betere biomarkers, blijft van het grootste belang. Hef dat op, en binnen 5 jaar valt alle onderzoek stil. Dan dreigt ons vakgebied de reputatie te krijgen dat er niets te rapen valt. Als dan ook de geneeskundestudenten afhaken, en niet meer voor psychiatrie kiezen, komen we pas écht in de problemen.’

Door SIMON DEMEULEMEESTER

‘Psychiaters staan nu waar oncologen 20 jaar geleden stonden: chemotherapie maakte je lijf toen nog kapot.’ Geert Dom (Universiteit Antwerpen)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content