Iets te goed in uw vlees zitten heeft mogelijk geen invloed op uw levensduur, zo blijkt uit een nieuwe studie. Mensen met ondergewicht hebben daarentegen drie keer meer kans om vroegtijdig te overlijden. Met een BMI tussen 22,5 en 30 lijkt u het minst risico te lopen.
Net nu Ozempic razend populair is als afslankmiddel, komt de wetenschappelijke wereld met een opmerkelijke studie die de complexiteit van het verband tussen lichaamsgewicht en gezondheid benadrukt.
Gedurende vijf jaar volgden Deense onderzoekers 86.000 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 60 jaar en vergeleken hun BMI-gegevens met hun sterftecijfers. De studie is nog niet gepubliceerd en er is nog geen peerreview op uitgevoerd, maar de resultaten werden onlangs wel al voorgesteld op de jaarlijkse bijeenkomst van de European Association for the Study of Diabetes in Wenen.
De voorlopige conclusies zijn als volgt: een ‘boven-normaal’ BMI tussen 22,5 en 25 is ideaal om lang en gezond te leven. Mensen met een BMI in het ‘onder-normale’ bereik van 18,5 tot 20 of zelfs het ‘midden-normale’ bereik van 20 tot 22,5 hadden een grotere kans om vroegtijdig te overlijden dan mensen in de boven-normale groep. En mensen met ondergewicht – met een BMI van minder dan 18,5 – hadden bijna drie keer meer kans om vroegtijdig te overlijden.
Mensen die volgens de BMI te zwaar of zelfs matig zwaarlijvig zijn, vertonen geen verhoogde vroegtijdige mortaliteit.
Mensen die als te zwaar (BMI 25-30) of zelfs matig zwaarlijvig (BMI 30-35) worden geclassificeerd, vertoonden daarentegen helemaal geen verhoogde vroegtijdige mortaliteit in vergelijking met hun bovengemiddelde leeftijdsgenoten.
‘Mogelijk moeten we de BMI naar boven bijstellen’, aldus de onderzoekers. ‘Lang werd aangenomen dat een ideale BMI tussen 20 en 25 lag. Maar door medische vooruitgang, zoals medicatie die ziektes als diabetes type 2 onder controle houden en verbeteringen in de algemene gezondheid, zou dit cijfer kunnen stijgen’, zegt hoofdonderzoeker Sigrid Bjerge Gribsholt van het universitair ziekenhuis in Aarhus.
Een BMI tussen 22,5 en 30 lijkt nu het laagste risico op vroegtijdig overlijden met zich mee te brengen, althans bij de onderzochte Deense oudere vrouwen. Verder onderzoek is nodig.
Kanttekening
Ook maken de onderzoekers zelf een kanttekening bij hun onderzoek. ‘Een mogelijke verklaring voor de hogere mortaliteitscijfers bij magere vrouwen is omgekeerde causaliteit’, aldus Gribsholt. ‘Sommige mensen kunnen gewicht verliezen vanwege een onderliggende ziekte. In die gevallen is het de ziekte en niet het lage gewicht zelf die het risico op overlijden verhoogt, waardoor het lijkt alsof een hogere BMI beschermend werkt. Aangezien onze gegevens afkomstig zijn van mensen die om gezondheidsredenen werden gescand, kunnen we dit niet volledig uitsluiten.’
‘Fat but Fit’
Met deze studie komt het aloude ‘fat but fit’-principe opnieuw op de voorgrond. Dat stelt dat wat zwaarder zijn niet per se ongezond is, als andere gezondheidsfactoren in balans zijn. Al is dat ook relatief. Mensen die zwaar zijn maar een volstrekt normale cholesterol, bloeddruk en bloedsuikerspiegel hebben, kunnen door hun overgewicht wel gewrichtsproblemen hebben.
Vetreserves kunnen het lichaam helpen om met met ziekte om te gaan.
Omgekeerd zijn er ook de TOFI’s (thin-on-the-outside fat-on-the-inside): mensen met een normale BMI maar met ongezond buikvet.
Obesitasparadox
Een ander concept dat steeds meer navolging krijgt is de obesitasparadox. Vetreserves kunnen het lichaam helpen om met ziekte om te gaan. Patiënten die een kankerbehandeling ondergaan, zoals chemotherapie, verliezen vaak gewicht. Dankzij de aanwezige vetreserves kan het lichaam essentiële functies blijven uitvoeren. Iemand met zeer weinig vet kan daarentegen snel zonder reserves komen te zitten, waardoor het herstelvermogen van het lichaam beperkt wordt.
Let wel: het risico op overlijden voor mensen met ernstig overgewicht (BMI boven de 40), is wel ontegensprekelijk hoger: zij hebben 2,1 keer meer kans om vroegtijdig te overlijden.
De tekortkomingen van de BMI
De Deense studie toont nog maar eens aan dat de BMI, een tool die gebaseerd is op de witte, Europese man, niet de juiste maatstaf is voor gewicht en gezondheid. Ook de lichaamsvorm is van belang. Visceraal vet, het schadelijke vet dat zich rond de organen ophoopt, kan de stofwisseling veel meer verstoren dan een beetje extra vet hier en daar.
Iemand met een BMI van 25 waarbij het overtollige vet zich rond de buik bevindt, heeft een groter risico op diabetes type 2 of hoge bloeddruk dan iemand met dezelfde BMI met overtollige vet op de heupen, billen en dijen.
Nekmeting
Alternatieven voor de BMI zijn de rondheidsindex (BRI), die focust op de rondheid van het lichaam, en de nekmeting.
Uit studies blijkt namelijk dat mensen met een bredere nek in verhouding tot hun lichaam meer risico op hartaandoeningen en diabetes type 2 hebben. De nekomvang zegt ook iets over het visceraal vet, vooral in het bovenlichaam. Voor mannen brengt een nekomvang van 43 centimeter of meer gezondheidsrisico’s met zich mee, voor vrouwen ligt de drempel bij minstens 35,5 centimeter.
Voor u de lintmeter bovenhaalt: lichaamsomvang alleen is geen nauwkeurige beoordeling van de gezondheidstoestand. Bloedonderzoeken, beeldvormende scans, stressniveau, mentaal welzijn, eet- en beweegpatroon, slaap en weerbaarheid onthullen veel meer dan welk cijfer ook.