‘Pas tijdens de verlichting kwam er een einde aan de toen heersende genderfluïditeit’

'Gendervariantie houdt de genderpolarisatie in onze samenleving een spiegel voor, die ons dwingt rücksichtslos en vol overtuiging te kiezen.'

Aan de hand van anekdotes en verhalen uit de medische geschiedenis vertelt bekroond schrijver en arts Gavin Francis in Gedaanteverwisselaars over het menselijk lichaam. Knack biedt u graag een passage uit het boek aan, over androgynie of tweeslachtigheid.

Halverwege de jaren negentig liep ik mijn coschappen kindergeneeskunde in een victoriaans ziekenhuis in Edinburgh dat ‘Sick Kids’ heette. Maar ze begonnen als het ware al voor de geboorte op de moderne verloskundeafdeling, die op loopafstand aan de overkant van het park lag. Daar moest ik niet alleen baby’s ter wereld leren brengen, maar ook inzicht krijgen in de vele gevaren die het leven in de eerste minuten bedreigen. Toen ik eenmaal bevoegd was om te assisteren bij bevallingen, volgde ik de pasgeboren baby’s voor de fase erna naar de naastgelegen afdeling neonatologie.

De baby’s die we lieten opnemen waren meestal terminaal ziek en veel te licht, maar op een dag was er een ongewone opname: een volkomen gezond kindje van negen pond. Toen de ouders meteen na de bevalling hadden gevraagd of het een jongen of een meisje was, had de vroedvrouw naar adem happend ‘Ik weet het niet!’ geroepen. Het kindje had ambigue geslachtsdelen, een kleine penis en een vagina. Hij of zij blaakte van gezondheid en dronk goed, wat betekende dat die ambiguïteit niet werd veroorzaakt door stofwisselings- of hormonale problemen. De enige reden waarom het kind in het ziekenhuis verbleef, was om vast te stellen of het een hij of een zij was. Het belang van dat onderscheid sprak zelfs uit de naambandjes die we om de polsjes van baby’s deden. Meestal waren die roze of blauw, maar dit nieuwe kindje kreeg een witte. De ouders waren bezorgd en in de war, en het hielp bepaald niet toen de neonatoloog van dienst begon over bloedonderzoeken, scans en biopsie van de geslachtsklieren.

Later die dag liep ik door het park terug naar de bibliotheek van het Sick Kids en keek in de leerboeken bij ‘Stoornissen op het gebied van seksuele differentiatie’. ‘Ambiguïteit van de uitwendige geslachtsdelen leidt bij de geboorte van een kind tot grote bezorgdheid bij de ouders,’ las ik. ‘Invoelende uitleg is van vitaal belang.’ Naar schatting bleek één op de tweeduizend baby’s enige mate van genitale ambiguïteit te vertonen. En wat de onderzoeken betrof: ‘Volledige diagnostische evaluatie vereist speciale deskundigheid, want houdt behalve met het functioneren van het individu op lange termijn ook rekening met het precieze geslacht.’ In het boek werd verder uitgelegd dat de grote meerderheid van tweeslachtige kinderen grofweg in twee categorieën kan worden onderverdeeld. Het genetische geslacht van sommige tweeslachtige baby’s is vrouwelijk, met twee X-chromosomen, maar terwijl ze zich nog in de baarmoeder bevinden, groeit hun clitoris uit tot een kleine penis, onder invloed van een hormonale aandoening waarbij abnormaal hoge hoeveelheden testosteronachtige hormonen (androgenen) vrijkomen. Maar er bestaan ook baby’s met een genetisch mannelijk geslacht – met een X- en een Y-chromosoom – van wie de geslachtsdelen tijdens de ontwikkeling gedeeltelijk ongevoelig blijken voor testosteron of die onvoldoende hoeveelheden van het hormoon produceren om een fysieke differentiatie tot stand te brengen. Het standaardgeslacht van de mens is vrouwelijk: als het lichaam van een XY-kindje ongevoelig is voor de androgenen in het bloed, dan ontstaan ondiepe, doodlopende vagina’s met een clitoris in plaats van een penis.

Er werd nog een derde categorie in het leerboek onderscheiden: de ‘echte hermafrodieten’. Dit zijn baby’s die zowel met zaadbal- als eierstokweefsel worden geboren, en beschikken over een kleine penis, een baarmoeder én een vagina. Dat gebeurt alleen onder zeer zeldzame omstandigheden, en daar bestonden verschillende mogelijkheden toe. De meest waarschijnlijke is dat een ‘mannelijke’ zaadcel met één ‘Y’-chromosoom en een ‘vrouwelijke’ zaadcel met één ‘X’-chromosoom een eicel bevruchten die zich net heeft gedeeld, waarna de twee bevruchte eicellen versmelten. Het lichaamsweefsel van deze ‘echte hermafrodieten’ is een mengeling van mannelijke en vrouwelijke cellen, die in medisch jargon een ‘mozaïek’ wordt genoemd. Mozaïcisme is op z’n minst al sinds de jaren dertig bekend, maar pas aan het einde van de jaren vijftig besefte men dat het verschijnsel tot hermafroditisme kon leiden.

In het leerboek stond, in heldere maar klinische taal, ‘dat een genetische man met werkende testes maar met vrouwelijke uitwendige geslachtsdelen het beste als meisje kan worden opgevoed’. Ik vroeg me af waarom de auteurs daar zo van overtuigd waren.

Namen staan ambiguïteit toe, maar door de diepgewortelde geslachtelijkheid van de taal had niemand enig idee welke voornaamwoorden hij moest gebruiken.

Er gingen een paar dagen overheen voordat de uitslagen van het bloedonderzoek en de scans waren geduid, en gedurende die tijd noemden de ouders het kindje omwille van de neutraliteit ‘Sam’. Namen staan ambiguïteit toe, maar door de diepgewortelde geslachtelijkheid van de taal had niemand enig idee welke voornaamwoorden hij moest gebruiken. ‘Het’ klonk wel heel cru, maar ‘hij’ of ‘zij’ kon onjuist blijken. Sam verkeerde in zalige onwetendheid, dronk goed aan de borst en kwam flink aan.

Toen alle resultaten bij elkaar werden gelegd, wezen ze uit dat Sam een zeldzame, ‘echte’ hermafrodiet was: het mozaïek van mannelijke en vrouwelijke cellen had kenmerken van beide geslachten opgeleverd. Behalve een penis en een vagina had Sam aan de linkerkant ook een baarmoeder en een eileider en eierstok, terwijl rechts niet alleen een niet-ingedaalde testis zat, maar ook een zaadleider, die bij een volwassen man het zaadvocht vanuit de testis naar de urinebuis voert.

In de jaren negentig was er in Edinburgh nog maar weinig aandacht voor genderproblematiek, en de mogelijkheid om Sam noch als meisje, noch als jongetje op te voeden – niet met roze of blauwe, maar met groene of rode kleertjes – kwam niet bij de ouders op. De aard van de Engelse taal leek een beslissing af te dwingen. ‘Ze is een meisje,’ besloot Sams moeder ten slotte, nadat we de onderzoeksresultaten hadden toegelicht: ‘Sam is Samantha.’ Wat er met haar penis moest gebeuren was van later zorg. Haar kale hoofdje werd meteen getooid met een bloemetjeshaarband. Haar wiegje vulde zich met roze kaarten, dekentjes met tierelantijntjes en hartvormige ballonnen.

Sam was het levende, blakende bewijs dat man- of vrouw-zijn niet alleen door X- en Y-chromosomen wordt bepaald. Maar de moderne westerse cultuur, en vooral de westerse geneeskunde, heeft moeite met ambiguïteit en androgynie. Het grootste deel van de twintigste eeuw volgde de medische goegemeente de lijn die in mijn leerboek kindergeneeskunde werd geschetst: jongens zonder mannelijke geslachtsdelen (afwezig door een afwijkende ontwikkeling of als gevolg van een ongeluk) moesten simpelweg als meisjes worden opgevoed. Maar het begon steeds meer op te vallen dat velen van hen op adolescente leeftijd hun ongenoegen begonnen te uiten over het hun toebedeelde geslacht. Blootstelling aan hormonen in de baarmoeder bleek een rol te spelen in het bepalen van de latere identiteit. Eveneens werd duidelijk dat XX-kinderen die vanwege een vergrote clitoris als jongens werden grootgebracht er steeds vaker voor kozen om als vrouw door het leven te gaan. In een onderzoek uit 2005 werd hun aandeel geschat op 12 procent, terwijl het percentage kinderen dat als XY-baby was geboren en als meisje was opgevoed, maar later toch als man door het leven ging nog geen 5 procent bedroeg.

De moderne geneeskunde komt nu pas in het reine met dit soort fluïde ideeën over genderidentiteit, maar duizenden jaren geleden werden die al verkend in de Griekse filosofie en mythologie. In zijn Symposium vertelt Plato over de bijdrage van blijspeldichter Aristophanes aan een serieuze discussie over de liefde. In den beginne waren er niet twee maar drie geslachten, zegt hij: mannelijk, vrouwelijk en androgyn. Alle drie hadden ze vier handen, vier voeten, twee geslachtsdelen en twee gezichten, die in tegenovergestelde richting keken. Wie volledig mannelijk was, kwam van de zon, wie volledig vrouwelijk was van de aarde en wie zowel uit mannelijke als vrouwelijke delen bestond van de maan.

Deze drie groepen oorspronkelijke, machtige wezens begonnen een bedreiging voor de goden te vormen. Zeus spleet ze daarom doormidden, ‘zoals je een ei met een haar in tweeën zou delen’. Daardoor verdubbelde hun aantal, maar werd ieder van hen ertoe veroordeeld om voor eeuwig zijn of haar wederhelft te zoeken. Zij die ooit androgyn waren, werden heteroseksueel: nuttig voor de voortplanting, maar geneigd tot overspel. Zij die volledig vrouw waren geweest werden lesbisch en zij die volledig man waren geweest homoseksueel (‘de besten onder de jongens en jongemannen, want ze zijn van nature het mannelijkst’). Als blijspeldichter lijkt Aristophanes erop te hebben geanticipeerd dat hij om zijn ideeën belachelijk werd gemaakt. ‘Dit is mijn rede over Eros, Erixymachus, en hij verschilt van die van jou,’ zegt hij in Symposium, ‘Ik vraag je opnieuw om hem niet belachelijk te maken.’

In de geschiedenis van de wetenschap, van de anatomische verhandelingen van Aristoteles en Galenus tot de speculaties van Thomas Browne, werd een verandering van geslacht lange tijd niet alleen voor mogelijk gehouden, maar ook zo nu en dan verwacht.

In medische en andere geschriften van de antieke wereld tot en met de renaissance zijn talloze voorbeelden te vinden van mannen en vrouwen die niet zozeer als tegenpolen worden gezien, maar essentiële eigenschappen met elkaar delen en van geslacht kunnen veranderen. In de geschiedenis van de wetenschap, van de anatomische verhandelingen van Aristoteles en Galenus tot de speculaties van Thomas Browne, werd een verandering van geslacht lange tijd niet alleen voor mogelijk gehouden, maar ook zo nu en dan verwacht. Pas zo’n twee- tot driehonderd jaar geleden kwam er een einde aan die fluïditeit door het steeds hardere rationalisme van de verlichting.

Ook de Griekse mythe over de profeet Tiresias getuigt van een fascinatie voor genderflexibiliteit. Als kind liep Tiresias in een bos toen hij op twee parende slangen stuitte, behalve een symbool van biseksualiteit een voorteken van tegenspoed. In plaats van te vluchten voor dit onheil ‘sloeg hij ze op de rug.’ De vrouwtjesslang stierf, en Tiresias veranderde op slag in een vrouw. Slangen stonden symbool voor verandering omdat ze regelmatig hun huid afleggen, en in haar nieuwe huid werd Tiresias een prostituee in Thebe en later moeder. Na zeven jaar kwam ze opnieuw twee parende slangen tegen. Deze keer sloeg ze de mannelijke slang dood, waarop ze prompt weer haar mannelijke gedaante aannam.

Ovidius laat op het verhaal over Tiresias een dubbelzinnig kroegverhaal volgen over Zeus en zijn vrouw Hera, die ruziën over de vraag of mannen dan wel vrouwen het grootste genot aan seks beleven. Als enige transseksueel uit de oudheid werd Tiresias gevraagd een oordeel te vellen. Hij zei dat wanneer seksueel genot uit tien delen bestaat, vrouwen zich in negen delen mogen verheugen en mannen slechts in één deel. Het is een eigenaardig verhaal, dat misschien meer zegt over de angst van mannen dan over de werkelijkheid, gezien de bewering dat slechts ongeveer een derde van de vrouwen in het Westen tijdens de geslachtsgemeenschap een hoogtepunt bereikt.

Tarik vertelde me dat hij al op jonge leeftijd wist dat hij als meisje geboren had moeten worden. Hij was hetero noch homo en kon zich niet herinneren dat hij ooit belangstelling had gehad voor seks. Als jongen was hij meer geïnteresseerd geweest in Barbie dan in Action Man en had hij de wind van voren gekregen wanneer hij een jurk van zijn zus aantrok. Uiterlijk was hij kalm en leergierig, maar toen hij begon te puberen, nam de bezorgdheid over zijn genderidentiteit stormachtige proporties aan. Hij werd wetenschapper, en toen we elkaar drie of vier jaar geleden leerden kennen, was hij net aan een lange onderzoekssabbatical begonnen. De vrije tijd die hij daardoor kreeg, had hem voor het eerst de gelegenheid gegeven om na te denken over zijn genderidentiteit. ‘Je bent de eerste die ik het vertel,’ zei hij snikkend. ‘Zo gaat het niet langer.’

Sinds mijn studietijd heeft het neurologisch onderzoek niet stilgestaan: het tij keerde zich tegen het idee dat een jongen zonder penis simpelweg als meisje moet worden opgevoed en andersom. Sommige aspecten van genderdifferentiatie zijn verankerd in de hersenen en in de hormonen. Tegenwoordig bestaat er weinig twijfel dat genderidentiteit meer is dan socialisatie alleen. Onderzoek onder tweelingen laat zien dat ontevredenheid over het geslacht dat eeneiige tweelingen bij hun geboorte hebben meegekregen bij hen vaker voorkomt dan bij twee-eiige tweelingen, wat op z’n minst wijst op een gedeeltelijk genetische component. Andere onderzoeken wijzen uit dat jongens die lijden aan een chromosoomaandoening waardoor ze minder testosteron produceren er vaker naar verlangen vrouw te worden.

Tot voor kort werd gendervariantie als een afwijking beschouwd. In de eerste editie van de Diagnostic and Statistical Manual (DSM) van de American Psychiatric Association, gepubliceerd in 1952, werd gendervariantie onder het lompe kopje ‘Seksuele afwijkingen’ geschaard. In de tweede editie, uit 1968, werd vastgehouden aan dezelfde indeling, hoewel het bewustzijn over seksuele diversiteit inmiddels was toegenomen dankzij het Kinsey-rapport over seksueel gedrag in de Verenigde Staten. De derde DSM, uit 1980, voorzag in de nieuwe categorie ‘Gender Identity Disorders’ (‘Genderidentiteitsstoornissen’), die werd gehandhaafd in de DSM-IV, uit 1994. In de vijfde editie, uit 2013, is de term ‘stoornis’ vervangen door ‘dysforie’: een sombere of prikkelbare stemming die soms gepaard gaat met angst of rusteloosheid. Ook die term werd bekritiseerd, omdat er mensen door werden buitengesloten die zich volledig op hun gemak voelden in de rol van hun aangenomen gender, en daarom is nu de neutrale term ‘variantie’ voorgesteld.

Tarik was zwaar dysfoor. Elke ochtend werd hij met een knoop in zijn buik wakker omdat hij wist dat hij weer een dag moest doen alsof hij een man was. Hij was depressief, sliep onrustig en rustte niet uit van zijn slaap. Hij walgde van zijn lichaam, vooral van zijn borsthaar en zijn baard, zijn kaaklijn, penis en scrotum. Hij kon zich er nauwelijks toe zetten zijn geslachtsdelen aan te raken en waste ze het liefst vlug in het donker.

Zowel Britse als Amerikaanse medische richtlijnen vereisen dat iemand een jaar of langer de ‘aangenomen genderrol’ volhoudt voordat hij of zij een geslachtsveranderende operatie mag ondergaan. ‘Ik haat die term, “aangenomen rol”,’ zei Tarik toen we over een dergelijke ingreep spraken. ‘Voor mij is het juist het echte leven.’ Met steun van een plaatselijke genderkliniek nam hij het moedige besluit om zijn collega’s en naaste familie te vertellen dat hij voortaan als Teresa door het leven ging.

Tiresias was op slag van geslacht veranderd toen hij een slang had doodgeslagen. Met hulp van de kliniek begon ik aan het veel langzamere proces om met medicijnen een soortgelijke transformatie tot stand te brengen. Het eerste middel was finasteride, dat de aanmaak van de krachtigste vorm van lichaamseigen testosteron remt. Het wordt gebruikt om de prostaat te laten slinken en helpt in kleine doses kaalheid bij mannen tegen te gaan. Het werkte maar gedeeltelijk – het is geen heel effectieve behandeling -, en na enkele maanden stapten we over op injecties met leuproreline, eerst één keer per maand en nadat Teresa’s lichaam eraan gewend was geraakt drie keer per maand. Leuproreline remt de aanmaak van geslachtsklierstimulerende hormonen door de hypofyse en kan de testikels laten slinken. Het kan leiden tot roodheid van de huid, een totaal gebrek aan belangstelling voor seks en broze botten. Een paar weken nadat de leuproreline was aangeslagen, begonnen we met oestrogeentherapie. Die maakt het lichaam vrouwelijker en stimuleert de borstontwikkeling, maar kan leiden tot bloedproppen en een iets hogere kans op een beroerte, een hartaanval en borstkanker.

Dit alles duurde een paar jaar, en het laatste stadium van Tariks verandering in Teresa was het zwaarst: de chirurgische verwijdering van de testikels en delen van de penis, en daarna de vorming van een ‘doodlopende’ vagina met behulp van de penishuid. De fysieke transformatie verliep in twee fasen; na elke fase moest Teresa maandenlang herstellen. Het herstelvermogen van het lichaam kan zich tegen de nieuwe gedaante verzetten: in het begin moeten transvrouwen hun nieuwe vagina openhouden door elke dag een dilator te gebruiken en regelmatig te spoelen met een ontsmettende oplossing. Delen van de scrotumhuid worden naar binnen gevouwen en vastgezet om ze op schaamlippen te laten lijken.

Nadat Teresa’s fysieke littekens waren verdwenen, maakte de dysforie plaats voor euforie. Ze ging weer aan de slag, terug naar het kalme, studerende bestaan van voor de transitie. Ze zei dat haar werk haar beter beviel dan ooit. Oestrogeen is niet alleen van invloed op de lichaamsvormen en de beharing. ‘Mijn hersenen laven zich aan die hormonen,’ zei een andere transvrouw kort nadat ze met oestrogeentherapie was begonnen. ‘Het voelt alsof een ontbrekend puzzelstukje op z’n plaats is gevallen.’ Teresa had nog steeds geen zin in seks of een partner. Ze had nog enkele enorme uitdagingen voor de boeg: pesterijtjes en afkeuring van haar collega’s, teleurstelling en ongeloof van haar ouders, lastiggevallen worden op straat, de noodzaak om de rest van haar leven hormoonbehandelingen te ondergaan, en de onophoudelijke strijd met borst- en gezichtshaar. Maar ze rustte uit van haar slaap, en de knoop die ze altijd in haar buik had gevoeld wanneer ze wakker werd, was verdwenen.

De kennis en de chirurgie op het gebied van geslachtsveranderende operaties mogen dan relatief recent zijn, ze werden al voorspeld door de medische ideeën over gender en seksuele differentiatie uit de klassieke oudheid.

Nog maar dertig jaar geleden zou de verandering van Tarik in Teresa vrijwel onmogelijk zijn geweest: het was veel moeilijker om een geslachtsveranderende operatie te krijgen, en de bestaande behandelingen waren rudimentair. Maar de kennis en de chirurgie op het gebied van geslachtsveranderende operaties mogen dan relatief recent zijn, ze werden al voorspeld door de medische ideeën over gender en seksuele differentiatie uit de klassieke oudheid. Ze berustten op de aanname dat mannenlichamen simpelweg warmer waren dan vrouwenlichamen en dat de baarmoedertemperatuur bepaalde of iemand mannelijke of vrouwelijke geslachtsorganen ontwikkelde. Volgens Galenus waren die fundamenteel hetzelfde: het scrotum was gewoon een binnenstebuiten gekeerde baarmoeder, en de penis een naar buiten stekende vagina. Om een vrouw in een man te veranderen, hoefde je alleen maar de organen in het bekken te verwarmen, die daarop ‘losbraken’ en naar buiten kwamen. Het was om allerlei redenen een absurd idee, dat echter de mogelijkheid in zich droeg gender als een spectrum te beschouwen en dat ieder van ons het in zich heeft om te veranderen.

Dat idee overheerste van de klassieke oudheid tot in de middeleeuwen en hield stand tot na de renaissance. De zestiende-eeuwse Franse filosoof Michel de Montaigne en zijn tijdgenoot Ambroise Paré, een chirurgijn, vertellen allebei het verhaal over een varkenshoedster, Marie, die ontdekte dat haar vagina als een penis ‘uitstak’ en dat ze een man was geworden nadat ze een paar varkens over een slootje achterna was gesprongen. De transformatie werd bevestigd door een bisschop, Marie werd herdoopt tot Germain en genoot de eer om aan het hof van de koning te mogen werken. Het lijkt erop dat Germains nieuwe gedaante werd geaccepteerd omdat die een wilsdaad was van God en niet haar eigen keus. Waarschijnlijk was Germain een man met een X- en een Y-chromosoom en was zijn penis er niet zomaar ineens, maar in de loop van maanden gegroeid. Hij leed mogelijk aan een hormoonaandoening waarbij testosteron niet in zijn krachtigste vorm wordt omgezet en zich in de baarmoeder vrouwelijke genitaliën ontwikkelen. Een dergelijke reeks gebeurtenissen wordt helder beschreven door de held(in) van de roman Middlesex van Jeffrey Eugenides: door de stoot hormonen in de puberteit beginnen de penis en het baardhaar te groeien, dalen de testikels in en wordt de stem zwaarder. Die bijzondere genetische aandoening komt vrij algemeen voor onder een genetisch geïsoleerde bevolkingsgroep in de Dominicaanse Republiek, waar degenen die eraan lijden bekendstaan als güevedoces, oftewel ’testikels op je twaalfde’.

Montaigne vertelt nog een ander verhaal over gendertransitie, namelijk van een vrouw, Marie, die als man door het leven ging. Marie werkte ver van huis als wever en werd verliefd op een vrouw, met wie hij trouwde en ‘vier of vijf maanden tot tevredenheid [van zijn vrouw] samenleefde’. Totdat iemand uit zijn geboorteplaats hem herkende en de autoriteiten inschakelde, die hem als vrouw berechtten. Marie werd tot de galg veroordeeld wegens ‘gebruikmaking van ongeoorloofde middelen om het ontbreken van haar geslacht te compenseren’. In de Franse samenleving uit die tijd viel een wilsdaad van Gods te billijken, maar Maries transitie werd als een vrijwillige keuze beschouwd.

In 1931 publiceerde de Duitse arts Felix Abraham een beschrijving van een nieuwe behandeling die door ene dr. Gohrbandt uit Berlijn werd uitgevoerd op twee personen met genderdysforie. De eerste, Dora R., had als jongen herhaaldelijk geprobeerd haar penis te amputeren. Abraham omschreef de tweede, Toni E., als een ‘homoseksueel’ en ’travestiet’ die zich altijd uitsluitend op zijn gemak had gevoeld in vrouwenkleren. Toni E. was op het moment van haar operatie 52 jaar oud. Abraham vermeldt erbij dat ze had gewacht tot haar vrouw was overleden voordat ze haar plan doorzette.

Gohrbandts ‘vaginoplastische’ behandeling hield in dat hij een doorgang door de bekkenspieren creëerde van het perineum tot aan het buikvlies. In de nieuwe holte werd vervolgens een rubberspons ingebracht waar een van de dij afkomstig stuk transplantatiehuid overheen zat. Abraham besloot het verslag van de operatie met een samenvatting van zijn pleidooi om geslachtsveranderende operaties mogelijk te maken:

Men zou bezwaar tegen een dergelijke chirurgische ingreep kunnen maken omdat die een soort lichtzinnige luxechirurgie zou zijn, aangezien de patiënt zich na enige tijd mogelijkerwijs opnieuw tot de arts zou kunnen wenden met nieuwe, nog grotere verlangens. Dat valt niet uit te sluiten. Het viel ons zwaar om tot de beschreven behandelingen te besluiten, maar de patiënten lieten zich niet afschepen en verkeerden bovendien in een geestelijke toestand die het waarschijnlijk zou hebben gemaakt dat ze zich aan automutilatie zouden hebben overgegeven, met levensbedreigende complicaties. Van andere gevallen weten we dat travestieten [sic] zichzelf inderdaad grote schade toebrengen wanneer hun arts hun wens niet vervult.

Na de eenvoudige vaginoplastische ingreep van Gohrbandt zou het tot de jaren vijftig duren eer dr. Georges Burou uit Marokko voor het eerst een vagina creëerde door de huid van de penis binnenstebuiten te keren, een nettere en vanuit herstelperspectief bezien succesvollere vaginoplastische methode. Naar verluidt hebben in de jaren zestig en zeventig honderden transvrouwen de kliniek van Burou verlaten. ‘Ik verander geen mannen in vrouwen,’ zei hij in 1973. ‘Ik verander mannelijke geslachtsdelen in geslachtsdelen met een vrouwelijke kant. De rest zit tussen de oren van de patiënt.’

Daar valt iets voor te zeggen: inmiddels is bekend dat bepaald hersenweefsel – cruciale onderdelen van de hormoon- en emotionele huishouding – de verschillen tussen de geslachten tot uitdrukking brengt. Autopsie op transvrouwen in Nederland heeft uitgewezen dat eigenschappen van hun hypothalamus overeenkwamen met die van vrouwen die als vrouw zijn geboren. Of die overeenkomsten van voor of na de geslachtsveranderende operatie dateren (dat wil zeggen: aangeboren zijn of het gevolg zijn van gedrags- of hormonale veranderingen), werd uit het onderzoek niet duidelijk. Hoe het ook zij, ’tussen de oren’ en ‘in hun hoofd’ zijn transvrouwen herkenbaar als vrouwen.

Er is nog steeds veel onbekend over gender, seksualiteit en het zich ontwikkelende brein. Het wordt wel steeds duidelijker dat bepaalde kritieke momenten in de baarmoeder bepalen of we ons in onze jeugd jongen, meisje of iets ertussenin voelen, en dat bepaald hersenweefsel die verschillende varianten begint te weerspiegelen. Daarmee wordt niet ontkend dat het tot uitdrukking komen van de genderidentiteit sterk wordt beïnvloed door individuele omstandigheden en door de cultuur, noch dat er voortdurend verschillende aspecten van onze identiteit naar voren komen bij verschillende sociale interacties.

De wetenschap, de geneeskunde en mensen met een fluïde of ambigu gender laten zien dat de kloof tussen de twee levens van Tiresias helemaal niet zo groot hoeft te zijn, en de keus lang niet zo rigide.

De komende jaren zal steeds meer worden erkend dat allerlei factoren bepalen welke genderidentiteit tot uitdrukking komt en zullen de chirurgische technieken verbeteren. Aspecten van geslachtsveranderende operaties die vroeger onmogelijk werden geacht lijken tegenwoordig haalbaar: baarmoedertransplantaties zijn technisch uitvoerbaar, en in 2014 beviel een vrouw die zo’n transplantatie had ondergaan van een kind. Hoewel er nog geen transvrouwen zijn bij wie met succes een baarmoedertransplantatie is uitgevoerd, hebben velen van hen wel de wens daartoe geuit, en het zou me verbazen wanneer zo’n transplantatie niet binnen enkele jaren werd bekendgemaakt.

Mijn rol als arts is de nood te lenigen en de gezondheid te bevorderen. Mijn rol bij geslachtsverandering (veel transmannen en -vrouwen spreken liever van ‘geslachtbevestiging’) is vooral het verdriet te verzachten van patiënten die een beroep op me doen en ze te helpen hun leven te leiden. Gendervariantie houdt de genderpolarisatie in onze samenleving een spiegel voor, die ons dwingt rücksichtslos en vol overtuiging te kiezen. We weten nu dat het schadelijk kan zijn om die keus af te dwingen, en dat er voor zo’n harde keus geen wetenschappelijke grondslag bestaat; we hebben er allemaal baat bij wanneer we toestaan dat bepaalde elementen van onze identiteit niet onwrikbaar vastliggen. In haar boek De argonauten citeert Maggie Nelson haar partner wanneer die zich ergert aan het idee dat iemand met een meerduidige genderexpressie op weg is naar een van beide uitersten (‘Ik ben niet op weg ergens naartoe’) en wijst ze erop dat we allemaal onophoudelijk in transitie zijn, ongeacht ons geslacht: ‘Vanbinnen waren we twee menselijke dieren die samen een transformatie doormaakten, tot op zekere hoogte getuige waren van elkaars transformatie. Met andere woorden: we werden ouder.’

Steeds meer mensen vinden dat de geslachtsveranderende operatie die ze hebben ondergaan een vergissing is geweest: dat de beperkingen die in de medische wereld van toepassing zijn op een hormonale en chirurgische ingreep, hoe streng ze ook zijn, voor hen onvoldoende waren. Na twintig jaar als vrouw door het leven te zijn gegaan, veranderde ‘Elan Anthony’ weer terug in een man, net als Tiresias. Hij noemt zich ‘derdewegtrans’: ‘Ik kon me niet aan anderen binden en ben uiteindelijk in therapie gegaan om erachter te komen waarom mijn relaties steeds mislukten en ik zoveel spanning in mijn lijf voelde,’ zei hij in een interview met The Guardian. ‘Uiteindelijk besefte ik dat het ermee te maken had dat ik me als vrouw probeerde voor te doen, wat voor mijn lichaam onnatuurlijk was.’ Als kind werd hij gepest en had hij het gevoel dat hij onder aan de mannelijke pikorde stond; dankzij zijn therapie besefte hij dat hij als kind onbewust had geprobeerd te vluchten door zich in te beelden dat hij een vrouw was. Een van de grootste hindernissen waar Elan mee te maken kreeg, was kritiek vanuit de transgemeenschap: ‘Het valt niet mee om deel uit te maken van een psychologische gemeenschap die sterk voor geslachtsverandering is en als een van de weinigen een kritisch geluid te laten horen,’ zei hij, ‘maar het is alsof steeds meer mensen hun transitie ongedaan willen maken en steeds meer artsen belangstelling hebben voor alternatieve manieren om dysforie te verhelpen.’

Toen T.S. Eliot in The Waste Land het verdriet beschreef van iemand die tussen twee levens gevangenzit en zich er pijnlijk van bewust is dat hij in geen van beide volledig geaccepteerd wordt, koos hij Tiresias als allegorisch personage, ‘Tiresias, die blind tussen twee levens trilt’. Het vereist moed en vastberadenheid om een ander gender aan te nemen, maar in een gepolariseerde cultuur ook om een ambigue, androgyne tussenpositie in te nemen. In de natuur is zo’n tussenpositie niet alleen mogelijk, maar zelfs heel normaal. De wetenschap, de geneeskunde en mensen met een fluïde of ambigu gender laten zien dat de kloof tussen de twee levens van Tiresias helemaal niet zo groot hoeft te zijn, en de keus lang niet zo rigide.

'Pas tijdens de verlichting kwam er een einde aan de toen heersende genderfluïditeit'
© Nieuwezijds

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content