‘Panikeer vooral niet te snel als je kind wat minder goed eet’

© ISTOCK

Moeilijke etertjes ontwikkelen op latere leeftijd niet per se eetstoornissen. En omgekeerd: kleuters die werkelijk alles lusten, kunnen later nog altijd anorexia of boulimia krijgen.

Wie even rondluistert bij familie en vrienden hoort ze dikwijls, de verhalen over peuters en kleuters die met hun moeilijk eetgedrag mama en papa tot wanhoop drijven. Hoe vaak eetproblemen bij kinderen voorkomen, is moeilijk te zeggen. Want wanneer wordt voedselweigering of getreuzel aan tafel een echt probleem? ‘Volgens een Britse studie meldt 20 tot 40 procent van de jonge ouders eetproblemen bij hun kinderen. Maar dat betekent nog niet dat die problemen zo ernstig zijn dat ze psychosociale gevolgen hebben of een behandeling vereisen’, vertelt psychologe Lien Goossens van de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie van de UGent.

Eetproblemen ontstaan meestal op het moment dat kinderen een meer actieve rol gaan opnemen in hun eetgedrag. Die overgang maakt ze selectiever en kritischer. Soms steken al problemen de kop op bij de overgang van borstvoeding naar flesvoeding, vooral als er een minder goede ‘klik’ is tussen ouder en kind, zegt psychologe Goossens.

‘Kindjes die bang zijn voor nieuwe dingen en na maanden plotseling flesvoeding krijgen, reageren weleens afkerig. Niet alleen de smaak is helemaal anders, ook de manier van zuigen. Raak je daar als ouder door gestrest of ga je aandringen, dan zal het kind zich wellicht nog meer terugtrekken.’

Vicieuze cirkel

Maar het vaakst worden kinderen selectieve eters tijdens hun zogenaamde neofobische fase. ‘Rond de leeftijd van 18 maanden à 2 jaar maken ze 2 ontwikkelingsfases door: de ‘kleuterpuberteit’ en de neofobische fase. De eerste is een normaal losmakingsproces, de tweede een al even natuurlijke fase waarin ze bang worden voor nieuwe dingen, ook nieuw voedsel. Tegelijk ontwikkelen ze eigen smaakvoorkeuren. Dan gebeurt het weleens dat ze niet meer willen eten wat de pot schaft. Courgette bijvoorbeeld, terwijl ze vroeger hun courgettepapjes tot de laatste lepel opaten. Wat je dan beter níét doet, is je uk onder druk zetten om toch maar dat bord leeg te eten. Hoe meer je aandringt, hoe groter de kans op nog meer afkeer en protest. En zo kom je in een vicieuze cirkel terecht.’

Do’s en don’ts bij eetproblemen

Speciaal voor ouders ontwikkelde het Kenniscentrum Eetexpert.be de Groeiwijzer, een handige fiche over smaakontwikkeling en eetgedrag bij kinderen. Enkele do’s en don’ts:

– AFWISSELING DOET ETEN. Een kind dat afwisseling gewoon is, aanvaardt makkelijker iets nieuws. Creëer daarom variatie en keuze, door bij elke maaltijd 1 à 2 groenten van verschillende smaak, kleur en textuur aan te bieden. Varieer ook in bereidingswijze.

– MAAK ER GEEN MACHTSSTRIJD VAN. Je kind vindt een smaak lekkerder naarmate het die meer heeft geproefd in een positieve sfeer. Een strijd rond eten heeft het tegengestelde effect.

– EEN CALORIERIJK DESSERT BELOVEN IS NIET DE MANIER OM JE KIND GROENTEN TE LEREN ETEN. Een complimentje of een gezinsuitstapje werken ook motiverend.

– MAAK EEN GROENTE DIE JE KIND WEIGERT NOOIT ZOETER OF CALORIERIJKER. Daarna wordt het nóg lastiger om de basissmaak te leren lusten.

Te downloaden op www.eetexpert.be, onder ‘Eet- en beweeggedrag’ (Tips voor ouders).

Worden kinderen ineens selectieve eters, dan schuiven ze doorgaans hun groenten aan de kant. Niet toevallig, want evolutionair hebben we een voorkeur voor alles wat zoet, vet en calorierijk is. ‘Dus vervangen ouders de spinazie of de boontjes door appelmoes, want dat gaat veel beter binnen’, zegt Lien Goossens.

Spinazie of boontjes vervangen door appelmoes is geen goed idee

Lien Goossens, psychologe

Dat is geen goed idee, zegt ze. “‘Waarom zou ik nog spinazie eten als ik ook gewoon iets lekker zoets kan krijgen?’, redeneert het kind. Als je telkens toegeeft, leert je kind niet te proeven. En krijgt het misschien de boodschap dat appelmoes veel lekkerder is dan spinazie. Veel beter is het te focussen op een positief verhaal, waarbij je benadrukt hoe lekker verse spinazie wel is. Of de verleiding groter te maken en de presentatie aan te passen. Iedereen eet liever van een bord dat er leuk uitziet, ook kinderen. Het klopt dat je kind eerst meerdere keren iets moet proeven voor het aan een bepaalde smaak kan wennen. Volhouden dus! En het goede voorbeeld geven.’

Toch zijn er ook peuters en kleuters die probleemloos en vanaf de eerste keer alles naar binnen spelen. ‘Sommige kinderen hebben inderdaad veel minder last van voedselneofobie dan andere. Dat heeft met biologische factoren te maken, en ook met temperament.’

Geen paniek

Heb je een lastig etertje in huis en maakt dat je ongerust? Ga vooral niet panikeren, jezelf schuldig voelen of denken dat je er als ouder niets van bakt. ‘Het is perfect normaal dat de eetlust van je kind schommelt. Soms ligt dat aan doodnormale dingen, zoals een keelontsteking of een groeispurt die net achter de rug is’, zegt psychologe Goossens. ‘Wees gerust: ook al eet je zoontje of dochtertje een week wat minder groenten, ze zullen niet verhongeren of onmiddellijk een vitaminetekort oplopen. Merk je dat je kleuter erg vaak ziek is of vermagert, ga dan even langs bij je huisarts voor een check-up.’

Je kind moet iets meerdere keren proeven voor het aan een bepaalde smaak kan wennen. Volhouden dus!

Indien nodig kan het probleem multidisciplinair aangepakt worden, dus tegelijk op medisch, voedingsmatig en psychologisch vlak. ‘Daarbij sluiten we eerst mogelijke fysieke oorzaken uit. Vervolgens brengen we het eetprobleem in kaart: wat is er precies aan de hand? Hoe ernstig is het? Hoelang duurt het al? Verder proberen we mogelijke oorzakelijke en in stand houdende factoren op te sporen en te veranderen. Gelden er bij gescheiden ouders bijvoorbeeld andere eetregels, of heeft het kind misschien een angstig temperament dat totaal niet matcht met de opvoedingsstijl van de ouders? Een selectief etertje zal met enkele sessies nooit een lekkerbek worden. Maar een behandeling kan zeker helpen om eetangst te overwinnen. Tijdens gesprekken of observaties borrelen ook weleens vanzelf oplossingen op. Kleine aanpassingen tijdens gezinsmaaltijden kunnen soms al helpen. Maak het gezelliger bijvoorbeeld, leg alle elektronica aan de kant en neem rustig te tijd om sámen te eten.’

Combinatie van factoren

Dat er een verband bestaat tussen eetproblemen op jonge leeftijd en de ontwikkeling van klinische eetstoornissen zoals anorexia en boulimia nervosa op latere leeftijd, staat vast. ‘Maar dat wil absoluut niet zeggen dat alle moeilijke etertjes een eetstoornis zullen krijgen’, benadrukt psychologe Goossens.

‘Er zijn nog tal van andere risicofactoren. Geslacht bijvoorbeeld – anorexia en boulemia komen vaker voor bij adolescente meisjes dan bij jongens – en natuurlijk omgevingsfactoren: stressvolle levensgebeurtenissen, een minder goede ouderrelatie, het superslanke schoonheidsideaal in de media en de reclame… Ook temperament speelt mee: hoe perfectionistischer, kritischer of impulsiever je bent, hoe groter je kwetsbaarheid om een eetstoornis te ontwikkelen.’

‘Anderzijds zijn er ook protectieve factoren die er net voor zorgen dat ‘risicokinderen’ géén stoornis ontwikkelen. Goede gezinsomstandigheden en een goed sociaal netwerk bijvoorbeeld, of leuke hobby’s die het zelfbeeld opkrikken. Wat we absoluut moeten vermijden, is dat ouders panikeren over dat verband en hun peuters extra pushen om meer of beter te eten. Want die focus vergroot net de kans op latere eetstoornissen.’

Lees ook: ‘Sommige ouders vragen zich af of ze hun kinderen nog boterhammen mogen geven’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content