Luchtvervuiling maakt scholieren sneller bijziend

© Getty Images

Blootstelling aan luchtvervuiling zoals stikstofdioxide en fijnstof heeft invloed op het zicht van kinderen, blijkt uit Brits onderzoek.

Genetische factoren en levensstijl – bijvoorbeeld schermgebruik – zijn belangrijk in de ontwikkeling van bijziendheid. Maar nieuw internationaal onderzoek toont nu ook dat luchtvervuiling een belangrijke rol kan spelen.

De wetenschappers gebruikten geavanceerde machine learning-technieken om te zien hoe de verschillende factoren het gezichtsvermogen van kinderen beïnvloeden. Zo ontdekten ze dat kinderen in gebieden met schonere lucht beter zagen.

Met name blootstelling aan stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM2.5) spelen een rol. En vooral kinderen op de basisschool blijken bijzonder gevoelig. Bij oudere leerlingen en leerlingen die sterker bijziend zijn, weegt de genetische factor sterker door en speelt de luchtkwaliteit een minder grote rol.

Ontstekingen

“Schone lucht gaat niet alleen over de gezondheid van de luchtwegen, maar ook over visuele gezondheid”, zegt hoogleraar Zongbo Shi van de Universiteit van Birmingham. “Onze resultaten tonen aan dat het verbeteren van de luchtkwaliteit een waardevolle strategische interventie kan zijn om het gezichtsvermogen van kinderen te beschermen, vooral tijdens hun meest kwetsbare ontwikkelingsjaren.”

Vuile lucht kan ontstekingen en stress in de ogen veroorzaken. Het kan ook de blootstelling aan zonlicht verminderen, die belangrijk is voor een gezonde oogontwikkeling, en chemische veranderingen in het oog teweegbrengen die leiden tot vormveranderingen en bijziendheid.

Luchtfilters in de klas

Een van de mogelijkheden om daar wat aan te doen, is luchtfilters in klaslokalen installeren, zeggen de onderzoekers. Nog beter is het natuurlijk om de luchtvervuiling aan te pakken, bijvoorbeeld door lage-emissiezones rond scholen af te bakenen.

“Bijziendheid neemt wereldwijd toe en kan later in het leven tot ernstige oogproblemen leiden”, zegt Yuqing Dai, onderzoeker aan de Universiteit van Birmingham. “We kunnen de genen van een kind niet veranderen, maar we kunnen wel hun omgeving verbeteren. Als we vroeg handelen – voordat ernstige bijziendheid zich manifesteert – kunnen we echt een verschil maken.”

De studie is verschenen in het tijdschrift PNAS Nexus

Partner Expertise