Jong en opgebrand: ‘Ik voel me een verwende twintiger die aan een luxeprobleem lijdt’

© getty

Bram De Brabander verliest al zijn energie wanneer hij in 2016 als ambtenaar werkt. ‘Burn-out’, klinkt het harde oordeel. Amper 28 is hij dan.

In ‘Jong en opgebrand’ vertelt freelance-journalist Bram De Brabander (1988) op een eerlijke manier over alle twijfels en moeilijkheden die hij tijdens zijn burn-out op jonge leeftijd beleeft. Op persoonlijk en professioneel vlak. Knack biedt u een fragment aan.

Sinds vandaag is het officieel: ik ben een ‘burn-outer’. M’n psycholoog heeft me een paar weken geleden namelijk enkele vragenlijsten laten invullen en nu zijn de resultaten berekend. Deze vragen kwamen bijvoorbeeld aan bod:

1. Ben je geestelijk uitgeput na het werk? Zeer vaak.

2. Twijfel je aan het nut van je werk? Zeer vaak.

3. Kan je de problemen op je werk goed oplossen? Af en toe.

4. Ben je opgebrand door je werk? Zeer vaak.

5. Doe je je werk goed? Zelden.

6. Doe je dit werk met veel zelfvertrouwen? Zelden.

7. Voel je je moe bij de start van een nieuwe werkdag? Altijd.

8. Ben je ontmoedigd over je toekomst? Ik vermoed dat de dingen niet goed voor mij zullen uitpakken.

9. Voel je je een mislukking? Absoluut. …

Uit de resultaten blijkt wat ik ergens natuurlijk al lang wist: m’n batterijen zijn helemaal leeg. Zo staat het in het verslag: ‘Wanneer iemand een (zeer) hoge score op de emotionele uitputtingsschaal heeft, alsook een (zeer) hoge score op de depersonalisatie/ distantieschaal, alsook een (zeer) lage score op persoonlijke bekwaamheid/competentie, kunnen we deze persoon gemiddeld classificeren als “opgebrand”. Bram voldoet aan al deze criteria’.

Het doet me toch wel wat, zo zwart op wit zien staan dat ik opgebrand ben. Het is confronterend. Ik kan er niet meer aan ontsnappen nu. Ik barst in tranen uit. En voel me weer die grote loser. Een nietsnut die de wereld niet aankan, terwijl hij alles heeft wat hij wil. Een verwende twintiger die aan een luxeprobleem lijdt. Gelukkig is m’n psycholoog erbij om me op te vangen. Na een paar uren maken de negatieve gevoelens stilaan plaats voor een soort rust die over me heen valt.

Het officieel krijgen van het label ‘burn-out’ helpt me op de een of andere manier ook te aanvaarden dat ik opgebrand ben.

De voorbije dagen en weken twijfelde ik vaak aan mezelf: heb ik wel echt een burn-out? Blijf ik wel terecht thuis? Kan ik toch niet beter werken? Zal die vermoeidheid niet vanzelf weggaan als ik weer aan de slag ga? Nu weet ik tenminste dat ik al die irritante vragen die steeds door m’n hoofd bleven spoken, kan opbergen.

Het officieel krijgen van het label ‘burn-out’ helpt me op de een of andere manier ook te aanvaarden dat ik opgebrand ben. Wanneer de dokter de volgende dag voorstelt om nog twee maanden thuis te blijven, voel ik me een pak minder schuldig. M’n nieuwe ‘label’ helpt me ook om er makkelijker over te praten tegen de buitenwereld. Het helpt me om aan een nieuw hoofdstuk te beginnen schrijven. Om aan mezelf te werken en een soort van ‘Bram 2.0.’ te worden: ’the new & improved version’.

Tegelijkertijd besef ik dat die nieuwe versie een werk van lange adem zal worden. Maar hé, ze zeggen: ‘success is not a big step in the future, success is a small step taken right now.’ En die eerste stap, die stap van aanvaarding, die zet ik… NU!

***

Ik volg vandaag een eerste sessie loopbaanbegeleiding, een initiatief van VDAB, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, kortom dé Vlaamse tewerkstellingsdienst. Dat m’n burn-out veroorzaakt is door m’n persoonlijkheid – m’n drang naar perfectie, m’n hoofd dat nooit stopt met piekeren en het werk niet kan loslaten – is duidelijk. Maar het is voor mij ook duidelijk dat m’n arbeidsomstandigheden verre van ideaal zijn.

Ik werk bij een stadsbestuur als onderwijsdeskundige op de dienst flankerend onderwijsbeleid. Meer nog: ik bén die dienst, want het is een eenmansdienst. Dat ik me niet gewaardeerd voel op het werk is een understatement.

Het begint eigenlijk al op m’n eerste werkdag – 1 september 2015. Enkele weken daarvoor had ik de journalistiek vaarwel gezegd en was ik klaar voor een frisse start in een compleet nieuwe sector. De onderwijswereld had me altijd wel al geboeid en ik was klaar om me erin te verdiepen. Om 9 uur word ik verwacht op een soort algemene infosessie over ‘werken bij een stadsbestuur’. Ik leer er hoeveel dagen verlof ik heb, hoe de prikklok werkt – zoiets bestaat blijkbaar nog -, welke fietsvergoeding je krijgt, hoe je een gratis treinabonnement moet aanvragen, enzovoort. Praktische info dus.

Alhoewel, wanneer we een papier krijgen waarop staat wie je moet waarschuwen wanneer je ziek bent, zie ik dat ‘mijn’ dienst ontbreekt. ‘Meneer, wie moet ik bellen als ik ziek in m’n bed lig?’, vraag ik voorzichtig. ‘Ah ja, uuuuuhm’, zegt de medewerker van de personeelsafdeling. Gevolgd door een lange stilte. ‘Juist, jij bent een speciaal geval. Ik weet eigenlijk niet wie jij moet verwittigen.’ Oké dan, heel erg bedankt voor de hulp.

In de namiddag zou ik uitleg krijgen over wat m’n job nu inhoudelijk precies inhoudt. Ik mag daarvoor langsgaan bij het diensthoofd van de dienst stedelijk onderwijs. Die schrikt zich een bult wanneer hij mij ziet binnenvallen in z’n kantoor. ‘Oei, ik was eigenlijk compleet vergeten dat je zou komen’, zegt hij zonder schaamte. ‘Ok, kan gebeuren, dit komt wel goed, dit kan nog steeds leuk worden’, denk ik lichtjes geïrriteerd.

‘Eigenlijk weet ik niet zo goed waarom ze je naar mij sturen, want ik weet ook niet wat je job precies inhoudt’, vervolgt de man.

Helaas wordt het met de minuut erger. ‘Eigenlijk weet ik niet zo goed waarom ze je naar mij sturen, want ik weet ook niet wat je job precies inhoudt’, vervolgt de man. Hij ziet eruit alsof hij al weken niet geslapen heeft. Z’n uiterlijk is even warrig als z’n bureau, dat bezaaid ligt met boeken, tijdschriften, geprinte mails, mappen, cursusbladen volgekrabbeld met een onleesbaar geschrift en lege koffiekoppen. Ik word er zelf onrustig van. ‘Tussen 1 september 2014 en 1 september 2015 is je eenmansdienst onbemand geweest en ik weet ook niet goed meer wat je voorganger allemaal deed’, klinkt het.

”t Was dus een nulmansdienst geworden’, grapte ik, maar het bleef ijzig stil. Licht wanhopig duikt de man in z’n mailbox en harde schijf en spoort enkele documenten op van m’n voorgangster. Hij geeft me ook enkele contactgegevens door van mensen met wie die persoon vaak samenwerkte. Zij zouden me ongetwijfeld meer kunnen vertellen. Hij kan dat niet. ‘Ik heb nog veel werk’, wimpelt hij me af.

Lichtjes wanhopig wandel ik naar het gebouw waarin ik zal werken. Een collega van weer een andere dienst – een vrouw met een blauwe haardos, ze doet me denken aan een elfje – leidt me vriendelijk rond. Ze toont me met welke programma’s er gewerkt wordt en hoe het archaïsche postsysteem werkt – met mapjes en speciale formulieren; ik dacht nochtans dat de nineties al lang achter ons lagen. Ze toont me ook m’n bureau – een ruimte dubbel zo groot als mijn slaapkamer met een eigen vergadertafel. Bij een eenmansdienst hoort uiteraard een eenmansbureau. Eindelijk wat rust als ik werk, denk ik meteen. Tijdens m’n vorige job kon ik me vaak moeilijk concentreren door het voortdurende gepraat van andere collega’s, dus dit lijkt me een verbetering. Bovendien betekent een eigen bureau toch wel dat je belangrijk bent, niet?

M’n eenmansbureau verandert al snel van een droom in een nachtmerrie. Ik ben vaak eenzaam.

‘Als je vragen hebt, mag je me altijd roepen, ik zit een verdieping lager’, roept de boself me nog toe. ‘Weet jij soms wat deze job precies inhoudt?’, vraag ik hoopvol. ‘Oei, nee, geen idee’, krijg ik als antwoord. En daar zit ik dan. ‘Morgen zal alles wel duidelijk worden’, stel ik mezelf gerust.

Maar de mist blijft hangen. Ik mag de job vormgeven zoals ik zelf wil. En ik moet daarbij ook alles zelf uitzoeken. M’n eenmansbureau verandert al snel van een droom in een nachtmerrie. Ik ben vaak eenzaam. Ik mis het hebben van collega’s en het maken van mopjes tussen het werken door. Ik mis veel. Sturing en coaching bijvoorbeeld. Iemand droppen in een kantoor en ervan uitgaan dat hij zelf z’n job wel zal vormgeven, vind ik een heel vreemde manier van werken. Of toch een manier van werken, die niet voor mij is weggelegd.

Vandaar dus de loopbaanbegeleiding. Ik moet opnieuw op zoek naar iets wat me energie geeft, naar de dingen waar ik goed in ben. Op zoek naar mezelf dus.

Jong en opgebrand: 'Ik voel me een verwende twintiger die aan een luxeprobleem lijdt'

Jong en opgebrand, Bram De Brabander. ISBN 9789038927114. Uitgever: Elmar B.V., Uitgeverij. Hier te koop

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content