‘Niet-medische besnijdenis van minderjarige jongens hoort niet thuis in een samenleving die kinderrechten ernstig neemt’, schrijft professor Piet Hoebeke (UGent). ‘De wetgever moet eindelijk duidelijkheid scheppen. Laat de keuze waar die thuishoort: bij de jongens zelf, later wanneer ze volwassen zijn.’
Naar aanleiding van de klacht die werd ingediend door de vzw RAFA (Rights and Freedoms Always) over de niet-medische besnijdenis van minderjarige jongens, is het opportuun om deze praktijk ook vanuit een klinisch-medisch perspectief te bekijken.
De controverse is niet nieuw, maar het is hoog tijd om medisch verantwoord te handelen en de kant van de kinderen te kiezen: niet-medische besnijdenissen bij minderjarigen zijn geen verantwoorde medische praktijk.
Bij vrouwelijke genitale verminking kwam het verbod snel en terecht: men benoemde het zonder omwegen als “verminking” en beschouwde het als schadelijk voor de seksuele functie. Bij jongens daarentegen wordt zelden de term “verminking” gebruikt en spreekt men neutraler over “besnijdenis”. Toch gaat het principieel om hetzelfde: een onomkeerbare chirurgische ingreep op een intacte genitalia, zonder toestemming van het kind. Hoewel de zwaarste vormen van vrouwelijke genitale verminking ernstiger gevolgen hebben, blijft de kern gelijk: in beide gevallen wordt het recht van het kind op lichamelijke integriteit geschonden.
Het idee dat enkel bij meisjes de seksuele functie beïnvloed wordt, klopt niet. Uit ons eigen onderzoek blijkt dat de voorhuid een belangrijke rol speelt in seksuele gevoeligheid: intacte mannen rapporteren meer seksueel genot, een hogere orgasme-intensiteit en minder ongewenste prikkelgevoelens dan besneden mannen. Anders gesteld, de voorhuid van een intacte man is seksueel gevoeliger dan de eikel van een besneden man.
Besnijdenis kan aangewezen zijn bij medische problemen, zoals fimosis door een ziekte van de voorhuid: een chronische ontsteking met littekenvorming en verdikking van de anders soepele en dunne huid. Minder dan 1% van de jongens krijgt dit vóór de leeftijd van 16 jaar. Enkel zij hebben dus een duidelijke medische indicatie.
Toch is in België naar schatting één op vijf van de jongens tegen hun 16e besneden. Het merendeel dus om niet-medische redenen: religieuze overtuigingen (joods, islamitisch), culturele gebruiken (bepaalde Afrikaanse gemeenschappen) en onschuldige voorhuidaandoeningen die meestal spontaan of met eenvoudige behandelingen verdwijnen.
De vraag of zulke ingrepen onder terugbetaalde zorg vallen, is in de meeste Europese landen al beantwoord: niet-medische besnijdenissen worden er niet vergoed. België zou die lijn moeten volgen. Dat zou alvast ontradend kunnen werken.
Het meest heikele punt blijven de religieuze besnijdenissen. Wat weegt zwaarder: het recht van het kind op lichamelijke integriteit, of het recht van ouders om kinderen religieus op te voeden? Een pragmatische oplossing ligt voor de hand: laat het ritueel om te besnijden bestaan, maar stel de beslissing uit tot het kind oud genoeg is om zelf te kiezen en zijn toestemming te geven.
Het vaak gehoorde argument dat de ingreep bij jonge kinderen eenvoudiger is en dat zij zich er niets van herinneren, is misleidend. Het is niet omdat ze het vergeten, dat het geen pijn heeft gedaan. Complicaties worden gerapporteerd bij 1 tot 4% van de ingrepen: meestal kleine wondproblemen, maar in zeldzame gevallen ernstig, gaande van littekenvorming en vernauwing van de plasopening tot zelfs gedeeltelijke amputatie van de eikel.
Voorstanders verwijzen vaak naar voordelen voor hygiëne, kankerpreventie en bescherming tegen seksueel overdraagbare aandoeningen. De feiten spreken dat tegen. Om één geval van peniskanker te vermijden, moeten meer dan duizend jongens worden besneden. Met de huidige HPV-vaccinatie, zowel voor jongens als meisjes, is dat argument achterhaald. Hetzelfde geldt voor het idee dat besnijdenis baarmoederhalskanker bij partners voorkomt.
Ook het argument dat besnijdenis hiv-overdracht beperkt, houdt in onze context geen stand. Studies in Sub-Saharaans Afrika tonen inderdaad een beschermend effect, maar dat geldt vooral in regio’s met hoge hiv-prevalentie en lage circumcisieprevalentie. Die situatie is niet te vergelijken met West-Europa.
Een ander vaak gebruikt argument is een betere seksuele functie na besnijdenis. Het wetenschappelijk onderzoek is echter tegenstrijdig: sommige studies tonen winst, andere verlies. Juist dat is een reden om te wachten tot de jongen zelf seksueel actief wordt en een geïnformeerde keuze kan maken.
Alles samen leidt dit tot één logische conclusie: niet-medische besnijdenis van minderjarige jongens hoort niet thuis in een samenleving die kinderrechten ernstig neemt. De wetgever moet eindelijk duidelijkheid scheppen. Laat de keuze waar die thuishoort: bij de jongens zelf, later wanneer ze volwassen zijn.
Prof dr Piet Hoebeke is kinderuroloog aan het UZ Gent.