Angststoornissen bij ouderen: waar zijn ze zo bang voor?

© GETTY

Veel oudere mensen kampen met een angststoornis, waardoor hun levenskwaliteit in ernstige mate wordt aangetast. Het is een probleem dat te weinig erkend en herkend wordt. Helaas, want er kan meestal iets aan gedaan worden.

Elke mens is weleens bang, en dat is maar goed ook. Angst heeft een signaalfunctie: het waarschuwt je voor een mogelijke dreiging en is dus een normale, zelfs nuttige emotie. Het ligt anders als de angst ongegrond is of niet in verhouding staat tot de aanleiding. Bij angstgevoelens die zo buitenproportioneel zijn dat de levenskwaliteit erdoor op de helling komt te staan, spreken we van een angststoornis. Een angststoornis kan op elke leeftijd voorkomen. Ook bij oudere mensen, maar bij hen wordt het probleem dikwijls niet onderkend of te weinig ernstig genomen, met nodeloos lijden tot gevolg.

‘Maar liefst 10 à 20 procent van de mensen boven de 65 jaar heeft te maken met een angststoornis’, zegt Mathieu Vandenbulcke, hoogleraar ouderen- en neuropsychiatrie aan de KU Leuven en als ouderenpsychiater verbonden aan het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven. ‘Aan de basis liggen dezelfde thema’s als bij jongere mensen, en meestal gaat het om veralgemeende angst. Maar vaak hangen angsten op latere leeftijd ook specifiek samen met het ouder worden. Denk aan de angst om te vallen. Een reële angst, want oudere mensen lopen effectief meer risico op een valpartij en houden er doorgaans ernstiger letsels aan over. Maar als de valangst alles overheerst en de leefwereld van een oudere drastisch verkleint, is er sprake van een angststoornis.’

Het is een misverstand dat psychotherapie bij ouderen nog maar weinig resultaat zou opleveren omdat hun denkpatronen te vastgeroest en te rigide zijn.

Mathieu Vandenbulcke, ouderenpsychiater

Vermijdingsgedrag

Waarvoor zijn oudere mensen nog zoal bang, behalve voor vallen? ‘We zien regelmatig ouderen die worstelen met de angst om ernstig ziek en hulpbehoevend te worden’, zegt Vandenbulcke. ‘Anderen zijn vooral bang om geestelijk af te takelen of dement te worden. Ouderen kunnen ook bang zijn voor ‘ongelukjes’ als gevolg van incontinentie. De angst dat anderen dat zouden kunnen opmerken of ruiken doet hen soms alle sociale contacten uit de weg gaan. Of ze vrezen het slachtoffer te worden van criminaliteit, om overvallen of beroofd te worden, en sluiten zich bijna letterlijk op in huis. Ouderen kunnen ook tobben over hun financiële situatie, de gezondheid van hun partner, het wel en wee van hun kinderen of de toestand in de wereld.’

Het zijn bezorgdheden en angsten die perfect invoelbaar zijn en waarmee de meeste ouderen soms kampen. ‘Maar als de angststoornis iemand blokkeert in zijn dagelijks leven en aanleiding geeft tot vermijdingsgedrag of vereenzaming, is het aangewezen om hulp te zoeken’, benadrukt Vandenbulcke.

'Het is een misverstand dat psychotherapie bij ouderen nog maar weinig resultaat zou opleveren omdat hun denkpatronen te vastgeroest en te rigide zijn', waarschuwt Vandenbulcke.
‘Het is een misverstand dat psychotherapie bij ouderen nog maar weinig resultaat zou opleveren omdat hun denkpatronen te vastgeroest en te rigide zijn’, waarschuwt Vandenbulcke. “Het merendeel van de patiënten kan nog altijd prima geholpen worden, in die zin dat de angst beter beheersbaar wordt.”© GETTY

Je zou kunnen denken dat mensen die dichter bij hun levenseinde staan ook bang zijn voor de dood. Maar dat klopt niet. ‘De meeste onderzoeken geven juist aan dat de doodsangst afneemt met het ouder worden. Oudere mensen zeggen doorgaans dat ze niet bang zijn voor de dood, wel voor het sterven zelf en de pijn en de eenzaamheid die daar misschien mee gepaard gaan.’

Lichaam en geest

Een angststoornis kan leiden tot lichamelijke spanningen, met symptomen zoals hartkloppingen, benauwdheid of duizeligheid. Ook slaapproblemen, buikpijn of een gebrek aan eetlust kunnen het gevolg zijn. ‘Het zijn vaak die fysieke klachten die het meest in het oog springen en waarover ouderen ook makkelijker praten met de huisarts en familieleden’, weet Vandenbulcke. ‘Toegeven dat je angstig bent? Dat is niet vanzelfsprekend. Zeker niet voor een generatie die het sowieso moeilijker vindt om over emoties te praten. Soms herkennen de ouderen hun eigen klachten niet eens als angst; ze voelen alleen dat hun hart wild tekeergaat of dat ze het benauwd krijgen. Uiteraard moet eerst onderzocht worden of een lichamelijke oorzaak aan de basis ligt. Is dat niet het geval, dan kan het nuttig zijn om na te gaan of het misschien om een angststoornis gaat.’

Kinderen trekken nogal eens bezorgd aan de alarmbel als vader of moeder veel klaagt over een versnelde hartslag of een gevoel van verstikking. Als dan blijkt dat er fysiek niets mis is, reageren ze gerustgesteld. Terwijl er voor de ouder in kwestie niets veranderd is. Zijn of haar angst is nog altijd even groot. ‘Het fysieke krijgt doorgaans meer gewicht dan het geestelijke. Slechts 1 op de 5 ouderen krijgt adequate hulp bij geestelijke gezondheidsproblemen. Er is op dat vlak echt wel sprake van onderbehandeling. Terwijl angst een rechtstreekse invloed heeft op de gezondheid. Zo wordt de revalidatie na een heupfractuur in belangrijke mate bepaald door de angst om te vallen, meer dan door de motorische toestand van de patiënt. Ouderen met angstklachten hebben in het algemeen meer lichamelijke problemen. Het loont dus altijd de moeite om een eventuele angststoornis op te sporen en te behandelen.’

Sociaal weefsel

‘Mensen zijn groepswezens, gemaakt om elkaar te helpen. En toch zijn we zo bang voor afhankelijkheid. Paradoxaal, toch?’, merkt Mathieu Vandenbulcke op. Hij pleit voor menselijke nabijheid en een sterk sociaal weefsel als tegengif voor angst, vervreemding en eenzaamheid. ‘De afwezigheid van een ondersteunend netwerk vormt niet toevallig een van de risicofactoren voor het optreden van een angststoornis op latere leeftijd. Maar ook de persoonlijkheid speelt een rol. Ongeveer de helft van de oudere patiënten met een angststoornis is altijd al wat vermijdend of angstig geweest, of terughoudend in sociale contacten.’

De gevolgen van een angststoornis kunnen ingrijpend zijn, ook voor de partner en de familie. Omgaan met een persoon die gevangen zit in een spiraal van piekergedachten en angstgevoelens kan ook je eigen leven ontregelen en de relatie onder druk zetten. ‘Daarom proberen we altijd de familie van een oudere te betrekken bij de behandeling. Hoe meer begrip en steun van de omgeving, hoe groter de kans dat we samen kunnen zoeken naar praktische oplossingen om de levenskwaliteit te verbeteren.’

Praten helpt

Als de diagnose eenmaal is gesteld, kan de behandeling worden opgestart. ‘We schrijven zo weinig mogelijk geneesmiddelen voor. We doen dat alleen als we denken dat ze een meerwaarde vormen. Kiezen we voor medicatie, dan gaat het om specifieke antidepressiva met een bewezen gunstig effect op angststoornissen. Ze geven weinig of geen risico op afhankelijkheid en weinig nevenwerkingen. Het tijdelijke gebruik ervan kan helpen om het lichaam tot rust te brengen.’

De andere pijler van de behandeling is psychotherapie. Samen met een therapeut probeert de oudere de lichamelijke reacties te interpreteren die hij ervaart als hij aan een angstprikkel wordt blootgesteld. ‘Om de vicieuze cirkel van angst te doorbreken, brengen we die eerst op een structurele manier in kaart’, legt Vandenbulcke uit. ‘Waarvoor ben je precies bang? Hoe uit zich dat? Wat doet je angstgevoel vermeerderen of juist verminderen? Zijn er situaties die je vermijdt? Welke onderliggende denkpatronen spelen een rol en hoe kunnen die aangepakt worden?’

Via gedragstherapie leren mensen stilaan om zich bloot te stellen aan situaties en stimuli die hen angstig maken. Ademhalingstechnieken en ontspanningsoefeningen kunnen een ondersteunende rol spelen. ‘Het is overigens een misverstand dat psychotherapie bij ouderen nog maar weinig resultaat zou opleveren omdat hun denkpatronen te vastgeroest en te rigide zijn’, waarschuwt Vandenbulcke. ‘Het merendeel van de patiënten kan nog altijd prima geholpen worden, in die zin dat de angst beter beheersbaar wordt. Er is voldoende wetenschappelijke bewijs dat een psychotherapeutische behandeling bij ouderen even goed werkt als bij jongeren. Denk dus niet te snel dat het geen zin meer heeft.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content