Werd Vincent van Gogh kunstenaar terwijl hij van de Borinage naar de Vlaamse Ardennen liep? 

Portret van Pieterszen door Johannes Tavenraat. © National

Waarom kent niemand leraar Pieterszen, de man die het artistieke vuur deed  ontvlammen bij Vincent van Gogh?

Met zijn rode krullende haar, zijn sproeten en zijn holle gelaat had hij volgens getuigen iets van een geest. Een schim. Zweetparels en steenkoolstof moeten zich op zijn door honger en slaaptekort getekende gezicht tot een vieze, donkere deklaag hebben vermengd en rond zijn ingevallen lijf moeten de voddenkleren hebben gebengeld die hij al maanden droeg: de broek die geen broek meer was, de met vuil bedekte jas, de pet met rafels, de schoenen die nauwelijks nog zolen hadden.

Snikheet was het op deze eerste augustus 1879, en de droom van de dan 26-jarige Vincent van Gogh om net als zijn vader aan de slag te gaan als dominee was zojuist aan diggelen geslagen. Kort tevoren was hij ontheven uit zijn functie als leerling-predikant bij de mijnwerkers in de Borinage, waardoor zijn avontuur in de grauwe mijnstreek ten zuiden van Bergen er na een halfjaar alweer op zat. Nochtans was Van Gogh vol overgave aan zijn taak als evangelist onder de mijnwerkers begonnen. Hij waakte bij tyfuspatiënten, bad om genezing en verzorgde na mijnexplosies gewonde arbeiders: hij scheurde linnen verbanden af en bracht ze met was en olijfolie aan op de verbrande lichaamsdelen. Maar zijn enthousiasme was snel gekelderd. Hij hongerde zichzelf meer en meer uit, ging op de grond slapen en kleedde zich almaar sjofeler. De kloof met de plaatselijke bevolking werd met de dag groter. ‘Wegens ongeschiktheid’ had de protestantse kerk hem ontslagen.

Van zijn kindertijd in Zundert tot vlak voor zijn dood in Auvers-sur-Oise, overal en altijd ging Van Gogh te voet.

En dus moest Van Gogh weg uit de Borinage. Te voet. Van zijn kindertijd in Zundert tot vlak voor zijn dood in Auvers- sur-Oise, overal en altijd liep Van Gogh. Telkens wanneer hij worstelde met zichzelf, of met het leven, trok hij de natuur in. Voettochten vormden de hartslag van zijn korte leven.

Van Gogh moest en zou Abraham van der Waeyen Pieterszen zien, een van de laatste vertrouwenspersonen die hem nog restten. Aan de Vlaamse Opleidingsschool voor protestantse evangelisten in Brussel, waar hij in het najaar van 1878 drie maanden les had gevolgd, hadden de twee elkaar ontmoet. Pieterszen was een van de oprichters van de school en hij schilderde ook. In dat samengaan van geloof en kunst moeten hun zielen elkaar hebben geraakt.

Op zijn voettocht naar Pieterszen nam Van Gogh een map vol schetsen mee – sinds kort was hij opnieuw aan het tekenen, voor het eerst in jaren. Na zijn kindertijd had hij het potlood neergelegd, maar nu, in zijn donkerste dagen, nam hij het weer vaker op. Hij vertrok op vrijdag. Met als bestemming de Geuzenhoek, een klein protestants gehucht in Sint-Maria- Horebeke, diep in de Vlaamse Ardennen. Na een leven in Antwerpen, Brussel en Mechelen was de in Middelburg geboren Pieterszen er net als dominee aangesteld.

‘Ben onlangs te Brussel geweest en te Maria Hoorebeeke en te Tournay, gedeeltelijk te voet’, zou Van Gogh na zijn voettocht schrijven. ‘Ben onlangs nog op een atelier geweest, n.l. bij DsPieterszen die schildert in den trant van Schelfhout of Hoppenbrouwers en wel verstand van kunst heeft.’

Tot vandaag wordt Van Goghs voettocht van de Borinage naar de Vlaamse Ardennen door de meeste biografen en experts over het hoofd gezien. Ook Pieterszen viel tussen de plooien van de geschiedenis, als een van de zovele passanten in het korte en woelige leven van de wereldberoemde schilder van zonnebloemen en sterrennachten, olijfgaarden en amandelbloesems. Toch kan de voettocht als startpunt van Van Goghs kunstenaarsleven worden beschouwd. En zonder Pieterszen, die in de Geuzenhoek begraven ligt, was Van Gogh misschien nooit kunstenaar geworden. Waarom is de schilderende dominee dan zo vergeten?

Daar stond hij dan, als versteend tussen de graven: beeldend kunstenaar Johan Tahon, vooral bekend van zijn kwetsbare en vaak metershoge sculpturen – ‘tedere reuzen’ worden ze weleens genoemd. ‘Ik ben nerveus’, zei hij. ‘Wat als het niets wordt?’

Het was begin december en het miezerde in de Geuzenhoek. We vonden beschutting onder de treurbeuk die haast de hele zerkentuin overschaduwt. Ik kende het kerkhof maar al te goed, dacht ik. Ik ga er regelmatig rust en stilte tanken; het is niet meer of niet minder dan een toevluchtsoord, een eiland buiten deze drukke, snelle, lawaaierige tijd. Anders dan zijn vaak door kiezelsteentjes mismeesterde katholieke tegenhangers is het kerkhof van de Geuzenhoek het hele jaar door grasgroen. En bij het opvallendste graf, met zijn statige, afgeronde grafsteen, het klimop en het hek dat om het graf is gezet, slingert ook nog eens een treures zijn takken in het rond; de kruin doet denken aan Medusa’s slangenhaar. Ter gedachtenis van onzen geliefden leeraar den weleerwaarden heer Abraham van der Waeyen Pieterszen, bericht de grafsteen.

Werk van Pieterszen en Van Gogh. ‘De gelijkenis is bijna een-op-een.’
Werk van Pieterszen en Van Gogh. ‘De gelijkenis is bijna een-op-een.’ © National

Tientallen keren had ik het graf bewonderd, maar al die tijd stond ik er onvoldoende bij stil welk leven het in zich droeg. Tot Johan Tahon me op een dag vertelde dat Van Gogh hier ooit was geweest. Hij had het verhaal ooit opgevangen in de kroeg, en vroeg me of we dat niet eens moesten onderzoeken. ‘Zou die Pieterszen niet een vergeten mentor van Van Gogh kunnen zijn?’ zei hij.

Het mysterie betoverde. Niemand in de streek kent de ooit zo geliefden leeraar nog. Zoals niemand, ook ik niet, bij Van Gogh aan de Vlaamse Ardennen denkt. Zundert, ja. Amsterdam. Parijs. Zuid-Frankrijk vooral. Auvers-sur-Oise ook. Maar waarom liep de jonge Van Gogh helemaal van de Borinage tot in de Geuzenhoek?

Zodoende had ik met Tahon afgesproken bij het graf van Pieterszen. In het huis achter het kerkhof zouden we Henk Lutjeharms ontmoeten, de achterachterkleinzoon van Pieterszen. Ik had me laten vertellen dat hij meer over deze historie wist.

We naderden het huis en door het venster zagen we een man met grijs haar en een woeste, rafelende Dostojevskibaard zitten. Achter hem knetterde een haardvuur. Ergens klokt een kalkoen.

Kom binnen, gebaarde de man.

Na drie dagen en twee nachten on the road trof Van Gogh Pieterszen uiteindelijk in Brussel, niet in de Geuzenhoek. In Sint- Maria-Horebeke had Van Gogh bij de pastorie waar Pieterszen woonde voor een gesloten deur gestaan. Het laatste stukje richting Brussel legde hij vermoedelijk met de trein af.

‘Dien bewusten zondag avond kwam Vincent te Brussel zeer vermoeid en verhit aan’, schreef vader Dorus van Gogh naderhand. En in haar biografie over haar schoonbroer voegde Jo van Gogh-Bonger er later aan toe: ‘Ds. Pietersen ontving hem vriendelijk, bezorgde hem goed logies, nodigde hem de volgende dag aan tafel, liet hem zijn atelier zien en daar Vincent enige van zijn schetsen van mijnwerkers meebracht, is er waarschijnlijk zowel over tekenen en schilderen als over Evangelisatie gesproken.’

Volgens mij heeft Van Gogh deze schetsboeken ook gezien. Het kan bijna niet anders.

Waarover Van Gogh en Pieterszen het hadden, weten we niet. Maar uit de brief die Van Gogh vlak na zijn terugkeer uit Brussel schreef, aan zijn vier jaar jongere broer Theo, blijkt dat Pieterszen tijdens hun ontmoeting een van zijn schetsen overnam. ‘Een mijnwerkerstype.’

De schets is niet bewaard, maar het moet voor Van Gogh als een kantelpunt hebben aangevoeld. Tot dan zag niemand heil in zijn tekenkunsten. Zijn vader niet, zijn broer niet, hijzelf niet. Krabbeltjes, zo noemde hij zijn tekeningen. Maar nu kreeg hij eindelijk bevestiging. Van een geschoold kunstschilder nog wel, die schilderde ‘in den trant van Schelfhout of Hoppenbrouwers en wel verstand van kunst heeft’. En van een man die zich zijn hele leven over mensen in de rand van de maatschappij ontfermde: wezen, armen, gevangenen. ‘Pieterszen was een aantrekkelijk man, die velen vooral jonge mensen wist te boeien’, zo zou een collega-predikant Pieterszen na zijn dood gedenken. ‘Hij schilderde hun Jezus.’

Na zijn ontslag door de protestantse kerk begon in het hoofd van Van Gogh de lokroep van de kunsten almaar harder te klinken. ‘Zit dikwijls tot laat in den nacht te teekenen’, vertelde hij nog in de bewuste brief van 5 augustus 1879, geschreven vlak na zijn voettocht naar Pieterszen. ‘Om wat souvenirs vast te houden en gedachten te versterken die het zien van de dingen onwillekeurig opwekken.’ Ook had hij in Brussel ‘een groot schetsboek met oud Hollandsch papier’ gekocht en een ander schetsboek was ‘reeds halverwege vol’. Hij kon niet wachten om Theo zijn tekeningen te laten zien, in hem leek het artistieke vuur voorgoed ontvlamd. Met dank aan Pieterszen?

Het duurde een tijd voor Henk Lutjeharms ze opensloeg, de schets- en tekenboeken van Pieterszen. Eerst vertelde hij dat ze al meer dan honderd jaar in het bezit van de familie waren, en dat ze gedurende al die tijd nooit aan een buitenstaander waren getoond. Dat hij in zijn studententijd een scriptie over zijn betovergrootvader had geschreven en daarin Pieterszens levensloop en karakter had gereconstrueerd.

Eenmaal geopend zagen Johan Tahon en ik in de schets- en tekenboeken de ene na de andere potloodtekening tevoorschijn komen. Volgens de dateringen maakte Pieterszen ze hoofdzakelijk in zijn jonge jaren, toen hij aan de Antwerpse academie studeerde. Net als Van Gogh later portretteerde Pieterszen boeren, landlopers en armen. Vaak frontaal en geïsoleerd, alsof ze urenlang voor de kunstenaar hadden geposeerd. Anders dan in zijn landschapsschilderijen had Pieterszen in zijn tekeningen zijn maatschappelijke engagement wél aangewend. In sociaal-realistische stijl had hij de mensen aan de rand van de samenleving getekend, om wie hij zich zijn hele leven bekommerde.

Johan Tahon.‘Ik kreeg ineens een raar gevoel toen ik Pieterszens schetsboeken zag.’
Johan Tahon.‘Ik kreeg ineens een raar gevoel toen ik Pieterszens schetsboeken zag.’ © ID

‘Ik krijg hier opeens een raar gevoel’, zei Tahon abrupt. Hij stond inmiddels rechtop, voorovergebogen over de tekeningen.

‘Hoezo?’ vroeg ik.

‘Volgens mij heeft Van Gogh deze schetsboeken ook gezien. Het kan bijna niet anders. Je moet deze tekeningen eens naast de vroege tekeningen van Van Gogh houden en je zult het direct zien. De gelijkenis is bijna een-op-een.’

‘Pieterszen verkocht geregeld werk en leefde in de eerste plaats van zijn kunst’, haakte Henk Lutjeharms in. ‘In de ogen van Van Gogh moet dat hem tot een echte kunstenaar gemaakt hebben.’

‘En hij had geloof’, zei Tahon nog. ‘Die combinatie, op dat scharniermoment in zijn leven, moet op Van Gogh een diepe indruk gemaakt hebben.’ Op volle toeren nu: ‘Zonder Pieterszen was Van Gogh misschien nooit kunstenaar geworden?’

Terug thuis, bij de toren Van Gogh-boeken die inmiddels op mijn werktafel was opgeschoten, bleken we niet alleen te staan met onze hypothese. In een van zijn boeken wierp de Nederlandse kunstexpert Jan Hulsker, helaas al jaren dood, ze eveneens op. ‘Ik ben ervan overtuigd’, schreef hij in Van Gogh in close-up (1993), ‘dat Vincent de heer Pieterszen niet wilde spreken om hem te raadplegen als predikant, maar als kunstenaar.’ En, wat verderop: ‘Het moet in deze tijd, zomer 1879, zijn geweest (…) dat de gedachte zich helemaal op de kunst toe te leggen, in hem zal zijn gerijpt.’

Hulsker is niet de minste: hij was een groot kenner van de brieven van Van Gogh en stelde de voorlopig laatste, in 1977 uitgebrachte catalogue raisonné van Van Gogh samen. Toch kent vandaag niemand zijn theorie over Pieterszen nog.

Na de zomer van 1879 moet Pieterszen ziek zijn geworden. Hij stierf in april 1880 aan ‘een slepende ziekte’ en werd begraven in de Geuzenhoek, de enige plek in Vlaanderen waar het protestantisme sinds de Beeldenstorm onafgebroken wordt beleden, nog altijd.

Vincent van Gogh ging zich op zijn beurt meer en meer toeleggen op het tekenen, en maakte in het voorjaar van 1880 een volgende lange voettocht, naar de schilder Jules Breton in het Noord-Franse Courrières deze keer. In zo goed als alle naslagwerken wordt die ‘moeizame stapperij’ als het officiële startschot van Van Goghs kunstenaarschap naar voren geschoven: niet veel later deelde hij broer Theo mee kunstenaar te willen worden en eindelijk kreeg hij de zegen van zijn familie. Pas vanaf 1882 werd het schilderen belangrijker, en nog eens drie jaar later schiep hij met De aardappeleters zijn eerste meesterwerk.

Van Gogh had in die periode altijd iemand nodig die het hem voordeed, omdat hij zelf niet wist hoe het moest.

Teio Meedendorp, Van Gogh Museum Amsterdam

Tahon: ‘Op het moment dat Pieterszen hem om een schets vroeg, werd Van Gogh kunstenaar. Punt.’

Onze hypothese, om kort te gaan, bestaat erin dat wie de wedergeboorte van Van Gogh als kunstenaar ten volle wil begrijpen, het verband moet zien tussen de zomer van 1880 en die van het jaar voordien.

‘Dit verhaal zet Pieterszen voor de eerste keer neer als belangrijke figuur in Van Goghs biografie’, liet Ron Dirven alvast weten. Dirven is directeur van het Van GoghHuis in Zundert, het kunstcentrum op de geboortegrond van Van Gogh, waar nog tot augustus een expo loopt met nieuw werk van Johan Tahon dat is geïnspireerd op de vriendschap tussen Van Gogh en Pieterszen. Tahon is ook curator van een kunstparcours langs hedendaagse kunst dat straks te bewonderen is in de Vlaamse Ardennen.

En hoe zit het met de kunsthistorische waarde van de schets- en tekenboeken die Pieterszen heeft nagelaten? Het is voer voor discussie en verder onderzoek. ‘Dit kon Van Gogh in die periode niet’, zei Teio Meedendorp, senior onderzoeker bij het Van Gogh Museum in Amsterdam, toen hij in de Vlaamse Ardennen de schets- en tekenboeken kwam bekijken. En: ‘Van Gogh had in die periode altijd iemand nodig die het hem voordeed, omdat hij zelf niet wist hoe het moest.’

Ik was blij voor Henk Lutjeharms. Ook al zei hij het niet met zoveel woorden, de komst en het enthousiasme van Meedendorp moeten voor hem als een soort ridderslag hebben aangevoeld. Eindelijk werd zijn voorvader als een ware kunstenaar erkend, door een afgezant van de hoogste Van Gogh-instelling ook nog eens.

Maar er waren ook kanttekeningen te maken. ‘We zijn sowieso erg voorzichtig om over beïnvloeding te spreken’, zei Meedendorp nog. ‘Zeker een-op-een.’

Hoe dan ook is onzen geliefden leeraar, toch voor even, uit de vergetelheid gered.

Lander Deweer, De vergeten voettocht van Vincent van Gogh, Atlas Contact, 200 blz., 22,99 euro. Meer info over alle Van Gogh-gerelateerde activiteiten in de Vlaamse Ardennen: www.vangoghvlaamseardennen.be

Lees meer over:
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content