Bert Bultinck

‘Ook 50 jaar later botst de Knack-redactie nog geregeld met het politieke establishment’

Bert Bultinck Hoofdredacteur van Knack

‘Een blad is maar zo goed als zijn laatste nummer’, schrijft Knack-hoofdredacteur Bert Bultinck naar aanleiding van 50 jaar Knack.

Het is deze week exact vijftig jaar geleden dat het eerste nummer van Knack verscheen. Dat vieren we met dit extra dikke nummer, waarin u niet alleen uw wekelijkse nieuwsmagazine vindt maar ook een dossier over de staat van de media, een halve eeuw geleden en nu. Toen Willy De Nolf de bestaansreden van het nieuwe blad Knack in 1971 toelichtte onder de eenvoudige titel ‘Waarom’, sprak de oprichter van moederbedrijf Roularta van een ‘onzekerheid’ over de toekomst die de nood aan een Vlaams weekblad vanzelfsprekend maakte. De Nolf had het over een ‘versnelling’ die hij in verband bracht met het werk van de Amerikaanse socioloog Alvin Toffler, bekend van zijn boek Future Shock, een stem die ook een belangrijke inspiratiebron zou worden voor de latere Belgische premier Jean-Luc Dehaene. Die versnelling, zo wist Toffler, werd aangedreven door technologie. Hij had het toen al over ‘ information overload‘: hoe mensen overprikkeld raken door een chaos van informatie. Mark Zuckerberg moest op dat moment nog geboren worden.

Ook 50 jaar later botst deze redactie nog geregeld met het politieke establishment.

De toekomst is vandaag niet minder onzeker dan toen. Een halve eeuw later is Knack nog altijd een vrijplaats voor verschillende visies, zoals het een halve eeuw geleden al de bedoeling was – in de woorden van De Nolf: ‘iedere mening willen we graag laten horen’. Dat pluralisme was in het verzuilde landschap van de vroege jaren zeventig minder vanzelfsprekend dan het vandaag is. Vooral de Vlaamse kranten moesten zich toen nog vrijmaken van hun partijpolitieke banden. Het was een van de aspecten waarin Knack voor op zijn tijd was, en zeker de politici moesten daar nog aan wennen. Dat laatste is niet fundamenteel veranderd. Ook vandaag botst deze redactie nog geregeld met het politieke establishment, dat de vrije meningsuiting hoog in het vaandel zegt te hebben, maar sikkeneurig wordt als Knack niet schrijft wat de politici graag over zichzelf zouden lezen.

In de afgelopen vijftig jaar heeft Knack geschiedenis geschreven, en dan valt al snel de naam van één man. Deze week vindt u in Knack een geciseleerd portret van Frans ‘Sus’ Verleyen, de hoofdredacteur die dit blad groot heeft gemaakt, van de hand van zijn adjunct en latere opvolger Hubert van Humbeeck. Die laatste citeert in zijn stuk meteen de bekende zin van Harry Mulisch, die op het graf van Verleyen terechtkwam: ‘Het beste is het raadsel te vergroten.’ Hubert voegt eraan toe: vergroten, ‘en misschien wel sacraliseren’, om dan van de weeromstuit toch de nadruk te leggen op Verleyen als de man die nu net wilde ontraadselen, de journalist die wilde wéten. Was het de spanning tussen het vrijwaren van het mysterie en de daaraan tegengestelde drang om te weten die voor weemoed bij Verleyen zorgde? Het was Johan Anthierens, een ander monument uit de Knack-geschiedenis, die ooit, niet zonder venijn, schreef: ‘Als Frans Verleyen met zijn voorwoord klaar is, (…) dan wellen zijn ogen vol tranen.’ Anthierens, die net deze week in een nieuwe tweedelige tv-documentaire wordt herdacht, kon gelukkig ook met zichzelf lachen.

Nog belangrijker dan terug te blikken vonden we het om in deze verjaardagseditie vooruit te kijken. Nu de klassieke media, waartoe ondertussen ook Knack gerekend wordt, min of meer een positie hebben ingenomen tegenover het geweld van de sociale media, komen er nieuwe uitdagingen, maar ook weer kansen voor de professionele journalistiek. Tegelijk hebben we aandacht voor de ronduit zorgwekkende repressie van kritische media in Hongarije en Polen, twee EU-landen die ook op andere vlakken de grondrechten met de voeten treden. Het is een schrikbeeld van hoe het echt fout kan gaan als we niet opletten. En het gevaar komt niet alleen van Viktor Orbán. Met de bestorming van het Amerikaanse Capitool, begin januari, werden de effecten van desinformatie op sociale media zeer tastbaar. In eigen land is het van cruciaal belang om de noodzakelijke kritische vragen over het coronabeleid te onderscheiden van krankzinnige complottheorieën.

‘Een weekblad moet je op zijn nummer taxeren,’ schreef Anthierens in de zomer van 1974 over de Vlaamse pers, ‘elke week opnieuw, want redacties zijn een beetje als restaurants, ze teren op een reputatie.’ Dat klopt nog altijd helemaal. Sacraliseren kan dingen mooier maken, maar een blad is maar zo goed als zijn laatste nummer. We hopen u met dit nummer vooral van dienst te zijn. Met droge ogen.

Partner Content