Het beeld van de wrede sultan genuanceerd: ‘Heel wat zogenaamde waanzin vind je ook in het Westen’

Dit portret van Ibrahim I (1615-1648) wordt teruggevonden in de Cicogna Codex, een 17de-eeuws Arabisch manuscript dat bewaard wordt in het Museo Correr in Venetië. © -
Anne Peeters
Anne Peeters Freelancejournalist

Ottomaanse vorsten uit de 16de en 17de eeuw worden in het beste geval afgeschilderd als neurotische types, in het slechtste geval als perverse sadisten. Hun voorgangers en opvolgers lijken stuk voor stuk waanzinnig: van nature of door de macht, wie zal het zeggen? Historicus Dirk G Van Waelderen werkt rond de beeldvorming van de Ottomanen in de Nederlanden en vindt dat het wel wat genuanceerder mag.

Het waanzinnige beeld van de Ottomaanse dynastie vind je niet enkel op amusante historische blogs als de Mad Monarchs Series. In de hele West-Europese beeldvorming over Turkije en het nabije Oosten lijken sultans per definitie waanzinnig. Waarom?

DIRK VAN WAELDEREN: Wat mij erg opvalt, is de spanning tussen wat er effectief in de bronnen over Ottomaanse geschiedenis staat en de perceptie van die heersers. Bij een eerste oppervlakkige blik zie je dat ze heel vaak stereotiep gebracht worden. Het benadrukken van hun omstreden karakter wordt vaak in de context gebracht van religie, de kruistochten, de strijd tegen die ‘ongelovige barbaren’… Dat maakt van de sultans vijanden die bestreden moeten worden. Dat vijandbeeld is het startpunt van een spanningsboog van een onderdeel van beeldvorming die doorloopt tot nu.

DIRK VAN WAELDEREN is verbonden aan de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de KU Leuven en promoveerde in 2017 aan de faculteit Letteren tot doctor in de geschiedenis. In zijn proefschrift bespreekt hij de beeldvorming van de Ottomanen in de Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden onder de Habsburgers in de 17de en 18de eeuw.

Terwijl in de realiteit datzelfde Ottomaanse rijk een van de meest religieus gematigde en diverse rijken is die er ooit geweest zijn. Als je teruggaat naar de 16de en 17de eeuw, zie je dat dat het Ottomaanse rijk van de sultans floreert en dat ze niet die godsdienstwaanzinnige heersers zijn die in die stereotyperingen naar voren komen; in dat rijk kunnen andersgelovigen – Joden en christenen -, als ze de religieuze belasting of dhimma betalen, wel degelijk opklimmen tot maatschappelijk relevante functies. In de randkoninkrijken van het Ottomaanse rijk in Europa heersen zelfs christelijke vorsten, zoals in Transylvania. Dat gegeven laat al een heel ander en meer genuanceerd verhaal zien.

Waar komt dat stereotiepe beeld van de wellustige, wrede sultan dan vandaan?

VAN WAELDEREN: Het standpunt van waaruit je geschiedenis bekijkt, is natuurlijk belangrijk. Het beeld van de Ottomaanse heersers als zwakke of wispelturige figuren wordt gebruikt als een propagandamechanisme tegen een politieke vijand, het islamitische kader wordt belicht om de vijand te onderscheiden en nog verder te demoniseren. Doorheen de geschiedenis evolueert de beeldvorming. Door het beleg van Wenen door de Ottomanen in 1683 en andere veldslagen, zoals het verlies van het Ottomaanse Boedapest, wordt het aan het eind van de 17de eeuw een hot topic in allerlei manieren van beeldvorming.

Het propagandaperspectief op ‘de Turken’ is er eentje waarin de heersers bespot worden, en waarbij het vijandbeeld van de ‘wrede Turk afkomstig uit de hel’ wordt benadrukt. De term turning Turk krijgt verschillende connotaties: woest of gek, barbaars, exotisch… Was het Voltaire die de Turk beschreef als verwoester van cultuur en beschaving?

Daarnaast is er nog een andere connotatie. ‘Die gedraagt zich nogal Turks’, wordt ook gezegd van mensen die zich wellustig gedragen en meerdere vrouwen hebben. In diezelfde context wordt Turks zijn trouwens gekoppeld aan homoseksuele uitingen.

In de ‘waanzinnige’ verhalen over de sultans wordt duidelijk gefocust op culturele verschillen: wreedheid en broedermoorden om de troon, bijvoorbeeld.

VAN WAELDEREN:In het Ottomaanse rijk worden regelmatig potentiële troonopvolgers vermoord als gevolg van de islamitische erfwetten. Een sultanaat gaat niet over van vader op oudste zoon, maar de eerste opvolger was het oudste lid van de familie. Waarover die wetgeving gaat, is het verzekeren van de keuze van de eigen opvolger. Rivaliteit wegwerken tussen broers en halfbroers, vaders en zoons door ze te vermoorden… Het klinkt cru, maar het is een manier om je rijk niet te laten versnipperen en de troonopvolging vlot te regelen. In het Westen is dat enigszins gemakkelijker met allerlei kloosterordes en de clerus, om overbodige zonen én dochters veilig te parkeren.

Sultan Mehmet III (1566-1603), Ottomaanse heerser, laat een van de vrouwen van zijn harem executeren is de titel van deze gravure uit het boek Les prisons de l'Europe van d'Alboize en Maquet uit 1845. Het sprookje van de slechte sultan is dan al wijd verspreid.
Sultan Mehmet III (1566-1603), Ottomaanse heerser, laat een van de vrouwen van zijn harem executeren is de titel van deze gravure uit het boek Les prisons de l’Europe van d’Alboize en Maquet uit 1845. Het sprookje van de slechte sultan is dan al wijd verspreid.

Maar dan nog: die opvolging blijft een issue. Je moet in tijden van kindersterfte natuurlijk genoeg opvolgers voorzien, maar een keer op volwassen leeftijd speelt de rivaliteit. En die kan inderdaad letterlijk moordend zijn. Is dat dan enkel eigen aan die Ottomaanse dynastieën? Nee. Tijdsgenoten van de 16de of 17de eeuw zoals de Britse Mary I Tudor en Elizabeth I, en later diezelfde Elizabeth I en Mary Stuart, spreken constant doodsveroordelingen uit en trekken die weer in. Waren Mary Tudor of Elizabeth I dan waanzinnige heersers? Je ziet: heel wat van die zogenaamde bewijzen van ‘waanzin’ bij sultans vind je in de westerse geschiedenis ook.

De vraag is dus eerder: kan een sultan als absolute vorst wel geestelijk normaal zijn?

VAN WAELDEREN: Tja, kan je psychopathologieën van nu toepassen op iemand die in een andere periode en een andere context leefde? Hoe maak je bij een absolute vorst bijvoorbeeld het onderscheid tussen de persoon en de functie? Kan je de mentale status van iemand met die uitzonderlijke, weinig gelimiteerde vorm van macht nog wel apart beoordelen? De situatie waarin die persoon leeft is zo uitzonderlijk… Dat is opnieuw niet typisch Turks. Bij monarchen als Lodewijk XIV is dat niet anders. Maar: zeker in de eerste helft van de 16 de eeuw wordt er vanuit het Westen met afgunstige bewondering gekeken naar de almacht van de sultan. De discipline van zijn legers, de organisatie van zijn rijk, sterk in handel…

Daartegenover staat het Westen met alle rechten van de stad, privileges, een versnippering van de macht en controle. Het Ottomaanse rijk was toen al veel centralistischer. In de 18de eeuw verandert dat verhaal natuurlijk: door de verlichtingsfilosofen krijgt het absolutisme van de sultan iets verderfelijks, wreeds, zieks. Zo’n despotische macht wordt pervers.

Wij zijn opgegroeid als producten van die verlichtingsfilosofie, met geloof in de rechten van het individu. In de Zuidelijke Nederlanden leeft daarnaast nog altijd het katholieke kader verder; ondanks het verlichtingsdenken werden de Turken in de parochies nog altijd afgeschilderd als de ‘ongelovige’ tegenstanders van de kruistochten. Dan begint het missionarisverhaal: die ongelovigen, met hun perverse system dat niet werkt, moeten opgevoed worden. Stuur jezuïeten en franciscanen om die mensen te helpen, om ze te redden. Je zou al kunnen spreken van het prekoloniale aspect: beeld ze af als ziek met domme gebruiken… En ga ze redden.

Gravure van sultana Kösem met haar bedienden uit de 17de eeuw.
Gravure van sultana Kösem met haar bedienden uit de 17de eeuw.

In die katholieke context ligt een harem natuurlijk moeilijk. Een sultan moet wel een perverse vrouwenhater zijn.

VAN WAELDEREN: Officieel bestaat polygamie niet aan de westerse hoven. Maar daar heb je wel de maîtresses van de vorst, het politieke spel van de adel en wie dat overleeft. Daarin kan je dezelfde mechanismen herkennen als in de dynamiek rond de sultan, met zijn harem als een deel van zijn hofhouding. De grote spelers – vorst, adel, clerus en leger – zijn in feite gelijklopend. Het lijkt erg verschillend maar vervang ‘sultana Kösem’ door ‘koningin-moeder Kösem’ en de verhalen lijken al meteen een stuk minder bizar.

Het heeft iets van een ouderwets, angstaanjagend sprookje, de sultana die de toekomst van haar zoon bekokstooft, maar vergis je niet. Die vrouw is belangrijk omdat ze bijvoorbeeld voor een soort continuïteit zorgt, maar de rol van de viziers en de steun van de janitsaren hebben ook een grote invloed. Dat spel van machtsverhoudingen tussen al die verschillende partijen – de oelema of clerus, de janitsaren of het leger, de grootvizier en de harem als adel en hofhouding – zie je ook terug aan de westerse hoven.

Sultan Osman III wordt vermoord omdat hij de macht van de janitsaren wil breken: dat is een coup, geen bewijs van zijn waanzin. Als je kijkt naar de rol van de sultana, kan je haar vergelijken met een koningin-moeder. Als je het zo benoemt, krijg je opeens ook een ander perspectief. Dan ebt die notie van ‘gek’ weg en zie je gelijkenissen tussen de Ottomanen enerzijds en de Bourbons, de Tudors of de Habsburgers anderzijds. De Ottomaanse dynastie verschilt daarin in de kern niet van de westerse koningshuizen. Denk aan Catharina de Medici, la reine Margot…

Het is een goede oefening om te kijken naar die zogenoemde ‘gekke sultans’ en de termen te vervangen: sultan wordt koning, sultana wordt koningin-moeder of harem wordt maîtresses. En dan zijn de rariteiten opeens een stuk minder raar. Benoem het anders en ook het perspectief verandert.

Partner Content