100 jaar ‘Herfsttij der middeleeuwen’: het standaardwerk van Johan Huizinga

Johan Huizinga: een historisch antropoloog met een uitstekende pen. © Getty Images

Honderd jaar geleden verscheen Herfsttij der middeleeuwen van de Nederlandse hoogleraar geschiedenis Johan Huizinga (1872-1945). Ter gelegenheid van dat eeuwfeest bezorgde Anton van der Lem een nieuwe uitgave van het internationaal gerenommeerde standaardwerk.

Bij de voorstelling van de nieuwe editie van Johan Huizinga’s Herfsttij der middeleeuwen kreeg de Nederlandse minister-president Mark Rutte vorige week het eerste exemplaar overhandigd. ‘Dat illustreert meteen ook de status van dat boek in Nederland’, zegt Wim Blockmans, Belg en emeritus hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit Leiden. ‘ Herfsttij der middeleeuwen is bij onze noorderburen een heus cultboek en auteur Johan Huizinga is er een beroemdheid. Verschillende instituten zijn naar hem vernoemd. In de Verenigde Staten staat Herfsttij op de verplichte lectuurlijst voor historici in spe. Daar prijken maar twee geschiedenisauteurs uit de Lage Landen op: Huizinga en zijn Gentse tijdgenoot Henri Pirenne. Zij zijn de enigen van vier generaties Nederlandstalige historici. In de universiteitsbibliotheek van Leiden wordt tot vandaag elke snipper over of van Johan Huizinga verzameld.’

We kennen de schilderijen van de Vlaamse Primitieven, maar niet de mentaliteit van de mensen daarop. Net die probeerde Huizinga te traceren.

Anton van Der Lem

Verzamelaar van die snippers en bezorger van de nieuwe editie van Herfsttij der middeleeuwen is Anton van der Lem, conservator oude drukken en bibliofiele uitgaven. ‘In alle boeken van Johan Huizinga voel je zijn betrokkenheid’, zegt hij. ‘Veel historici schrijven zeer plichtmatig over hun studieobject. Bij Huizinga is dat niet zo. Als lezer voel je meteen: deze man leeft zich in zijn onderwerp in. Natuurlijk blijft hij een academicus: hij heeft Herfsttij der middeleeuwen tot in de puntjes gedocumenteerd. Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag heb ik driehonderd illustraties aan het boek toegevoegd. Johan Huizinga ging ervan uit dat iedereen al die schilderijen die aan bod kwamen ook kende. Ik schreef er ook nog de na- en voorgeschiedenis van Herfsttij bij. Woord voor woord vergeleek ik meerdere edities. Tussen 1945 en eind jaren negentig werd het boek telkens opnieuw bij de drukker gezet. Zo slopen er steeds meer kleine fouten in. Die heb ik eruit gefilterd. Het resultaat is de originele Herfsttij der middeleeuwen in moderne spelling.’

Vlaamse Primitieven

In Herfsttij der middeleeuwen beschrijft Johan Huizinga het rijke culturele leven aan het Bourgondische hof in de veertiende en vijftiende eeuw. Precies ook het hof dat Bart Van Loo onder de loep neemt in zijn gloednieuwe De Bourgondiërs, waar Knack vorige week aandacht aan schonk. ‘Het belang van Huizinga en Pirenne voor de Bourgondische studies kan moeilijk overschat worden’, stelt Van Loo. ‘Vóór het begin van de twintigste eeuw was dat braakliggend terrein. Huizinga en Pirenne bliezen de Bourgondiërs nieuw leven in. Lang kregen de hertogen van Bourgondië het label van slechteriken opgeplakt. Ze werden afgeschilderd als vermaledijde kerels die de eigenheid van Holland, Brabant of Vlaanderen om zeep wilden helpen. In de negentiende eeuw ontstonden de staten zoals wij ze nu kennen en de behoefte aan mythische basisverhalen was groot. Henri Pirenne las vervolgens de geschiedenis van de Bourgondiërs door een Belgische bril. Zijn werk is echt heel interessant, maar vooringenomen omdat hij via de Bourgondiërs het nog jonge België wou verantwoorden. Ook Herfsttij der middeleeuwen van Johan Huizinga is indrukwekkend, en net zo vooringenomen, maar dan op een positieve, vernieuwende manier. Hij bekeek de late middeleeuwen in de Lage Landen en Frankrijk vooral door de bril van de culturele elite. De creatieve kiem voor zijn boek werd gelegd in 1902, toen hij in Brugge Les primitifs flamands bezocht, de grote overzichtstentoonstelling van de laatmiddeleeuwse schilders uit onze contreien. Hij raakte onder de indruk van het werk van onder anderen Rogier van der Weyden, Jan van Eyck, Hans Memling en Dirk Bouts. Al had hij soms bizarre voorkeuren. Dat hij nogal neerbuigend over Van Eyck schreef, heb ik nooit begrepen, alsof hij nooit echt de tijd genomen heeft om zijn oeuvre van dichtbij te bestuderen.’

100 jaar 'Herfsttij der middeleeuwen': het standaardwerk van Johan Huizinga

Klassieker

Anton van der Lem noemt Herfsttij der middeleeuwen zonder meer een klassieker. ‘Het boek bezit enorme zeggingskracht. Het is naast pure geschiedenis ook kunst- en mentaliteitsgeschiedenis,-antropologie, etnologie: al die verschillende stromingen verbindt Huizinga voortreffelijk. Daarom vind je er ook steeds nieuwe dingen in terug wanneer je het herleest. Later zijn er nog veel uitstekende boeken over de Bourgondische Nederlanden verschenen, maar in geen enkel werk worden de cultuurhistorische aspecten zo indringend beschreven als in Huizinga’s Herfsttij. Een mentaliteitsgeschiedenis zoals in de traditie van Huizinga blijft een unicum. Hij was de eerste. We kennen allemaal de schilderijen van de Vlaamse Primitieven. Maar we kennen niet de mentaliteit van de mensen die erop geportretteerd zijn of erachter schuilgaan. Net dat probeerde Johan Huizinga te traceren, aan de hand van de literatuur, godsdienstige geschriften en kronieken uit die tijd.’

Al die kroniekschrijvers werkten toch in opdracht van de hoge adel? Van der Lem: ‘Het klopt dat zij enkel oog hadden voor de elite en niet voor de dorpers. Ze schreven in opdracht of om in het gevlij te komen. Toen chroniqueur Martin le Franc ietwat negatief over een hertog berichtte, moest hij zijn werk overdoen. Huizinga beschreef dus inderdaad een elitecultuur. Meteen na de publicatie van zijn boek werd hem dat al kwalijk genomen. Hij kreeg het verwijt dat hij geen aandacht had voor de opkomende burgerij en de groeiende financiële centra. De kritiek luidde: “Die Huizinga las enkel wat kroniekjes.” Maar dat is onzin. Ik heb in mijn editie een literatuuropgave bijgevoegd van alles wat Johan Huizinga gebruikt heeft. Er stonden noten en referenties in Herfsttij der middeleeuwen, maar hij heeft nooit zelf een literatuurlijst gemaakt. Huizinga’s archief is in ons bezit. Hij was als hoogleraar algemene geschiedenis verbonden aan de universiteit van Leiden en was hier in 1932-1933 zelfs even rector. Tijdens het schrijven van Herfsttij ontleende hij een heleboel boeken uit de universiteitsbibliotheek. In zijn archief vond ik daar twee lijsten van terug. Daar stonden niet alleen kronieken op. Zo raadpleegde hij nogal wat godsdienstige boeken, denk maar aan de werken van de vijftiende-eeuwse Vlaamse mysticus Dionysius de Karthuizer. Hij wou niet alleen in het hoofd van de elite van de late middeleeuwen kruipen, maar ook weten hoe de massa tot tranen toe beroerd kon worden door de opzwepende preken van monniken en priesters.’

Mooi & meeslepend

Marc Boone is professor middeleeuwse geschiedenis aan de universiteit Gent. ‘ Herfsttij der middeleeuwen blijft een belangrijk monument uit de Nederlandse geschiedschrijving’, vindt ook hij. ‘In 1919 was het vernieuwend en zeer ongewoon. De manier waarop Huizinga naar de geschiedenis keek, week af van wat gangbaar was. Tot dan werd geschiedenis feitelijk beschreven, positivistisch bijna. Er was vooral aandacht voor de grote gebeurtenissen, terwijl Huizinga zocht naar de mentaliteit van de mensen. Hij ging min of meer intuïtief te werk en probeerde in hun hoofden te kijken. Het zou nog meer dan een generatie duren voor ook andere geschiedschrijvers in zijn voetsporen traden. Volgens Huizinga moest een historicus gegrepen worden door “de historische sensatie”. Hij moest een persoonlijke band ontwikkelen met de periode die hij bestudeerde én met de mensen die erin leefden.’

Huizinga zag de pracht en praal van de Bourgondiërs als de laatste stuiptrekkingen van een ridderwereld in verval.

Wim Blockmans

Professor Wim Blockmans noemt Huizinga een ‘historische antropoloog’. ‘In 1919 was dat uniek en dat verklaarde mee zijn onmiddellijke succes. Daarenboven had hij ook een uitstekende pen. Herfsttij der middeleeuwen is mooi en meeslepend geschreven. Na de eerste paragraaf wil je blijven lezen.’

Marc Boone: ‘Toch is het geen eenvoudige tekst. De taal is soms gezocht. Neem “herfsttij” uit de titel: dat is al iets heel speciaals. Niemand gebruikt dat woord nu nog, maar ook vóór Huizinga had niemand het over “herfsttij”. Het is een neologisme dat hem in het oor gefluisterd werd door de dichteres Henriette Roland Holst-van der Schalk. “Herfsttij” zorgde voor vertalingsproblemen, al stonden die het internationale succes niet in de weg. In het Frans werd “herfsttij” eerst ” le déclin“, later ” l’automne“, wat niet precies hetzelfde is. We weten hoelang hij aan dat boek gewerkt heeft, want er is veel briefwisseling uit die periode bewaard gebleven. Zo correspondeerde hij met Henri Pirenne. Hij begon al aan Herfsttij der middeleeuwen te werken in de jaren 1913-1914. Hij zag de late middeleeuwen als een periode van verval, van geleidelijk afsterven van de samenleving. Die visie werd beïnvloed door de manier waarop hij zijn eigen tijd beleefde. De Eerste Wereldoorlog brak uit en ook al bleef Nederland neutraal, de oorlog veroorzaakte een enorme schok. In Herfsttij der middeleeuwen ligt de klemtoon heel sterk op dat afsterven, waardoor het boek een zeer pessimistische ondertoon krijgt.’

Wim Blockmans: ‘De leidende gedachte in het boek is: al die uiterlijke vormen van de Bourgondiërs, de pracht en praal, waren de laatste stuiptrekkingen van een ridderwereld in verval. Huizinga verloor jammer genoeg uit het oog dat de dynamiek in die samenleving niet enkel vanuit dat hof vertrok. Later zou hij toegeven dat hij zich te veel op de neergang gericht had, en te weinig oog had voor de opwaartse krachten in de laatmiddeleeuwse maatschappij.’

Beunhaas

Volgens professor Blockmans zijn kunsthistorici geen fan van Herfsttij der middeleeuwen. ‘Toen Huizinga nog leefde, was dat al zo. Hij wordt door geen enkel groot kunsthistoricus van zijn generatie geciteerd. Dan heb ik het over internationaal toonaangevende specialisten van de laatmiddeleeuwse schilderkunst zoals Max Jakob Friedländer. Ik ken ook geen enkele belangrijke kunsthistoricus uit de Lage Landen die Huizinga citeert. Als het op kunstgeschiedenis aankwam, was Huizinga een beunhaas. Daar kwam bij dat hij heel beperkt beeldmateriaal gebruikte. Natuurlijk bezocht hij in 1902 die bewuste tentoonstelling in Brugge, maar daarna kreeg hij nog maar bitter weinig schilderijen onder ogen. Hij werkte met zwart-witfoto’s en reisde nauwelijks. Als verzachtende omstandigheid geldt dat reizen in die tijd heel moeilijk was, WO I woedde volop. Bovendien merk je dat hij de religie uit de late middeleeuwen beoordeelde als kleinzoon van een protestantse dominee uit het begin van de twintigste eeuw. Hij catalogiseert het katholicisme uit de vijftiende eeuw als uiterlijke glorie. Hij zet de religieuze praktijken aan het hof op dezelfde lijn als die van de kerk en velt een zeer negatief oordeel over de liturgie. Hij beschrijft religie naar de vorm, maar niet naar de inhoud.’

Het is wel degelijk een klassieker. Ook in de Verenigde Staten wordt dat boek nog steeds terecht zo beschouwd.

Marc Boone

Stille waters

Johan Huizinga werd op 7 december 1872 geboren in Groningen. ‘Een uithoek in het noorden van Nederland’, omschrijft Anton van der Lem die stad. ‘Eind negentiende eeuw was je van daaruit een halve dag onderweg naar het centrum van het land. Huizinga stamde uit een familie van doopsgezinde predikanten. Maar zijn vader raakte het geloof kwijt, raakte verslingerd aan een “actrice” en kreeg syfilis. Johan Huizinga liet zich op zijn achttiende tóch dopen. Zijn leven lang bleef hij lid van de doopsgezinde kerk. Als scholier was hij al geïnteresseerd in Arabisch. Hij wou oosterse letteren studeren. Dat kon enkel in Leiden, maar dat zag zijn vader niet zitten. Te duur, oordeelde hij, en zonder toekomst. Waarna de jonge Huizinga Nederlandse letteren ging studeren, met bijzondere aandacht voor het Sanskriet. Daar promoveerde hij mee. Hij had veel belangstelling voor andere culturen, vooral voor het boeddhisme, hindoeïsme en de islam.

‘Maar ook al was hij gefascineerd door oosterse godsdiensten, zijn leven lang beschouwde hij de christelijke zedenleer als het fundament van onze beschaving. Zeven jaar lang werkte hij als leraar geschiedenis in het atheneum in Haarlem. Die stad ligt dicht bij Leiden en stiekem hoopte hij om met zijn Sanskriet aan de universiteit een academische carrière te kunnen uitbouwen. In 1902 was er enkel in Utrecht een hoogleraarszetel Sanskriet beschikbaar, die ging aan zijn neus voorbij. Als ze hem daar wél hadden benoemd, was Herfsttij der middeleeuwen er nooit gekomen. De historicus Petrus Johannes Blok was zijn mentor en adviseerde hem om zich te concentreren op de middeleeuwse geschiedenis. Waarna Huizinga een studie maakte over het stadsrecht van Haarlem. Met de hulp van Blok werd hij in 1905 de eerste hoogleraar “vaderlandse en algemene geschiedenis” in Groningen. Om in 1915 over te stappen naar Leiden.’

Wat voor een man was Johan Huizinga? Anton van der Lem: ‘Introvert. Maar u kent het gezegde: stille waters, diepe gronden. Hij kon zeer emotioneel zijn, alleen toonde hij dat nooit aan de buitenwereld.’

Verraadt Johan Huizinga’s werk dat geschiedenis eigenlijk zijn tweede keuze was? ‘Misschien wel’, knikt Marc Boone. ‘Op het einde van zijn leven schreef hij de autobiografische tekst Mijn weg tot de historie, waarin hij uitlegde hoe hij bij geschiedenis terechtkwam. Na Herfsttij der middeleeuwen sloeg hij totaal andere richtingen in. In 1926 verscheen een bundel van hem vol essays over de Amerikaanse samenleving, Amerika levend en denkend. Veel later, in 1941, volgde nog een boek over de Nederlandse republiek, Nederlands beschaving in de zeventiende eeuw.

Als het op kunstgeschiedenis aankwam, was Huizinga een beunhaas.

Wim Blockmans

Het werk dat vandaag het meest geciteerd wordt, stamt uit 1938: Homo ludens, een essay over “de spelende mens”. Vandaag zijn games ontzettend populair en Homo ludens kun je daar een voorloper van noemen. In 1935 verscheen In de schaduwen van morgen. Daarin probeerde hij het onheil te voorspellen dat op de wereld aan het afkomen was. Het totalitarisme, met het fascisme, stalinisme en nazisme waren in opmars. De ondertitel van dat boek luidde: “Een diagnose van het geestelijk lijden van onze tijd”, en geeft perfect de toon weer. Mocht hij nu leven, zou hij misschien iets soortgelijks schrijven. In de schaduwen van morgen werd door zijn tijdgenoten met veel aandacht gelezen en in verschillende talen vertaald. Er heerste op dat moment een ware cultus rond Johan Huizinga.’

Interne verbanning

In het academiejaar 1932-1933 was Johan Huizinga rector van de Leidse universiteit. Op dinsdag 11 april 1933 verbood hij de Duitse professor Johann von Leers de toegang tot zijn universiteit. Von Leers was een overtuigd nazi, biograaf van Adolf Hitler en schrijver van antisemitische pamfletten. Hij was op de universiteit te gast als leider van de Duitse delegatie op een conferentie van de International Student Service. De internationale beroering die ontstond na de beslissing van rector Huizinga zorgde ervoor dat het congres vervroegd uiteenging. Johann von Leers reisde woedend terug naar Duitsland en zon op wraak. Marc Boone: ‘Toen de nazi’s in Nederland binnenvielen, werd Johan Huizinga meteen op non-actief geplaatst. Hij mocht geen les meer geven en werd intern verbannen, naar het oosten van Nederland. In 1945 stierf hij. Hij maakte net niet de bevrijding mee. Na zijn dood verscheen Geschonden wereld, een beschouwing over de kansen op herstel van onze beschaving. Dat had hij twee jaar eerder in zijn ballingsoord geschreven. Merkwaardig genoeg was de toon in Geschonden wereld toch iets optimistischer dan in Herfsttij der middeleeuwen.’

Raden Marc Boone en Wim Blockmans Herfsttij der middeleeuwen aan studenten geschiedenis aan?

Marc Boone: ‘Natuurlijk, want het is wel degelijk een klassieker. Ook in de Verenigde Staten wordt dat boek nog steeds terecht zo beschouwd.’

Wim Blockmans: ‘Aan Amerikaanse universiteiten is het boek zeker een bestseller. Toen ik professor in Leiden was, heb ik het één keer met mijn studenten van het tweede jaar helemaal doorgenomen. Maar ze stonden snel op hun achterste poten, wezen op de methodologische zwakheden én op Huizinga’s vooroordelen. Dat was niet voor herhaling vatbaar.’

Johan Huizinga, Herfsttij der middeleeuwen, Samengesteld en van bibliografie voorzien door Anton van der Lem, Leiden University Press, 592 blz., 59,50 euro

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content