Hoe de gele hesjes ontstonden op het leeggelopen Franse platteland

© Belga
Jolien De Bouw
Jolien De Bouw Freelancejournaliste, verdeelt haar tijd tussen Parijs en het platteland in Picardië

Het grootschalige protest van de gele hesjes is een opstand van het platteland, waar de mensen zich vergeten voelen. Het Franse platteland is zijn charme kwijt: jongeren vertrekken en mensen moeten steeds verder rijden om basisbenodigdheden te vinden. Knack trok naar la campagne en vond er de gevolgen van de leegloop.

Vigneux-Hocquet ligt in la France Profonde, niet ver van de Belgische grens. Je ziet het aan de Vlaamsklinkende namen op de brievenbussen: De Ruyter, Braem, Theeuwis. Toch is het een onmiskenbaar Frans dorp, in twee gesneden door de D966. Wie die baan tussen Maubeuge en Reims neemt zal er, tenzij met autopech, nooit een tussenstop maken. Vroeger wel, toen kon je er een glas gaan drinken in één van de drie cafés. Een Stella Artois-reclamebord is daar nu de enige stille getuige van.

Slapende dorpen waar je met wat geluk een bejaarde over straat ziet schuifelen.

En stil is het in heel het dorp: veel luiken zijn gesloten en hier en daar staan een aantal huizen te verkommeren. Iedereen die wel eens van de Franse snelweg afdraait, kent het beeld wel. Slapende dorpen waar je met wat geluk een bejaarde over straat ziet schuifelen. Verder roert zich niets of niemand.

Hoe de gele hesjes ontstonden op het leeggelopen Franse platteland
© Jolien De Bouw

Het gehucht Hocquet ligt een kilometer buiten het dorp, verscholen achter een heuvel waarop een kapel staat. Jezus heeft vanuit zijn kapel een prachtig zicht over het glooiende landschap. Bij helder weer kan hij zelfs Laon, vijftig kilometer verderop, zien. Ook in dit gehucht bepalen de gesloten luiken het straatbeeld. ‘Vroeger waren hier in Hocquet nog drie cafés en een lagere school’, zegt André Jacquet (61). Hij bracht een groot deel van zijn leven in het dorpje door, maar vertrok in 2001 naar Parijs. Hij heeft er wel nog een buitenverblijf en komt zo vaak mogelijk de rust opzoeken. ‘Ik ben vroeg gestopt met school om in de bouw te gaan, maar het werd steeds moeilijker om werk te vinden. Toen ik de kans kreeg om conciërge te worden in Parijs, ben ik vertrokken’.

Diagonale du vide

Veel jonge mensen maken ook vandaag de keuze om te vertrekken. Dwars door Frankrijk, tussen de Maas in het Noordoosten en de Pyreneeën in het Zuidwesten, loopt de zogenaamde ‘diagonale du vide’, of de diagonaal van de leegloop. Wie vooruit wil in het leven vlucht eruit weg. De dorpen lopen leeg, de infrastructuur verkommert en openbare diensten verhuizen naar de middelgrote steden. Mensen voelen zich er vergeten, en de afgelopen weken kwam dit gevoel tot uitbarsting. De protesten van de gele hesjes maakten het pijnlijk duidelijk: Frankrijk is een verdeeld land, met aan de ene kant het Frankrijk van de grote steden, van de elite en aan de andere kant het ‘perifere’ Frankrijk, het platteland.

Stijgende brandstofprijzen staken dus het vuur aan de lont, maar het protest gaat over veel meer dan dat.

Demograaf Hervé Le Bras legde de kaart van de gele hesjes naast die van de leegloop en stelde vast dat de mobilisatie van de sociale beweging het hoogst was in die diagonale du vide. Dat is niet verwonderlijk: de inwoners moeten er enkele tientallen kilometers rijden om openbare diensten, het werk en winkels te bereiken. Stijgende brandstofprijzen staken dus het vuur aan de lont, maar het protest gaat over veel meer dan dat.

Het dorp verloor zijn sociaal weefsel

‘Mensen vereenzamen hier. Misschien verbloem ik mijn herinneringen een beetje, maar in mijn kindertijd was het dorp de hemel op aarde. Wij waren met tien thuis en we kenden iedereen in het dorp’, zegt André. ‘Als jonge gast ging ik de tuinen van de oudere buren onderhouden. Als iemand hulp nodig had, stond er altijd iemand klaar. Er was veel solidariteit. Het dorp was eigenlijk een uitgebreide familie. Onze deur stond ook altijd open, want in ons huis stond de dorpstelefoon. Buren liepen dus binnen en buiten om te telefoneren.’

De komst van de televisie deed buren van elkaar vervreemden. Het betekende de teloorgang van het dorp.

Met de komst van de telefooncabine ging de deur van de familie Jacquet dicht, maar toch was er nog steeds veel sociaal contact. Na het werk gingen de volwassenen bij elkaar op bezoek om een potje te kaarten. De kinderen trokken er samen op uit tot het bedtijd was. ‘Dat veranderde eind jaren ’60, toen iedereen een televisie in zijn woonkamer zette. Plots bleef iedereen thuis. Buren vervreemdden van elkaar en gingen steeds minder elkaars hulp vragen. Dat is een deel van de teloorgang van het dorp geweest.’

Bij Eric Langlet (58) staat de televisie te spelen. Hij kijkt naar een documentaire over vissers op Martinique. ‘Vissen interesseert me niet, maar ik kijk altijd naar deze zender’. Hij zit aan tafel, naast het raam. Achter hem staat een petroleumvuurtje dat de kamer verwarmt. Zijn bed staat in dezelfde ruimte, zo moet hij maar één kamer verwarmen. Eric kijkt vaak tv, daar aan zijn raam. ‘Zo zie ik ook wat er buiten gebeurt. Niet veel. Alleen auto’s die voorbijrijden. Dat was vroeger wel anders. Toen wandelden er veel meer mensen door het dorp. Ze gingen te voet naar de buren. Nu nemen ze altijd de auto, recht naar hun doel, zonder tijd te verliezen. En dat daar,’ hij wijst naar de telefoon die voor hem op tafel ligt, ‘dat heeft het dorpsleven ook nogal veranderd.’

Koopkracht in vrije val

Hoe de gele hesjes ontstonden op het leeggelopen Franse platteland
© Jolien De Bouw

Het idyllische beeld van het Franse platteland is wat zoek in Vigneux-Hocquet. Ja, de omgeving is mooi. Maar wie er zoekt naar een kleine boerderij waarvoor een plakkaat staat met het opschrift ‘vente à la ferme’, is eraan voor de moeite. Het idee dat je op dit platteland kwalitatieve producten recht van bij de boer kan eten klopt niet (meer).

‘Vroeger woonden hier bijna alleen maar boeren. Dat waren kleine boerderijtjes, met hooguit 15 koeien en een paar fruitbomen’, herinnert André zich. ‘Dat volstond. Als we iets niet hadden, gingen we onze zelfgemaakte boter ruilen met de buren. Als we iets anders nodig hadden, wachtten we tot zondag. Dat was misdag en dan gingen we naar het centrum van het dorp, over de heuvel. Daar was een klein kruidenierszaakje.’ Het winkeltje verdween, en nu moeten de inwoners van Vigneux-Hocquet negen kilometer verderop naar de supermarkt in Montcornet.

Die supermarkt heeft het gezicht van Montcornet danig veranderd. Op het marktplein staan een aantal statige huizen duidelijk al meerdere jaren leeg. Dat is ook het geval voor een groot deel van de winkels. Er zijn nog twee bakkers, een kapsalon, twee cafés, een restaurant en een krantenwinkel. Onlangs kwam er zowaar een verpakkingsarme winkel bij. Een winkel met sportkledij doet uitverkoop, want sluit binnenkort de deuren. Net zoals de klerenwinkel dat een maand geleden al deed. Enkel de plaatselijke apotheek doet hier nog goede zaken.

De koopkracht van de mensen hier is laag. Meer dan 28% van de mensen in Montcornet is werkloos en het gemiddelde netto jaarinkomen is er € 18.168 per huishouden. Sinds twee van de drie fabrieken hun deuren er hebben gesloten, hebben veel arbeiders het stadje verlaten. Zij die gebleven zijn, vonden geen werk meer of moeten er elke dag een uur voor rijden, naar Reims of Laon. Dat dus precies de mensen uit dit soort regio’s in opstand zijn gekomen tegen de stijgende brandstofprijzen, hoeft dus niet te verbazen, want zij worden het zwaarst getroffen.

Eric werkt in de laatst overblijvende fabriek van Montcornet. Ze maken er onderdelen voor grote automerken. Maar in 2020 sluiten ook hier de deuren en staan op 160 werknemers onherroepelijk op straat. Opnieuw een harde klap voor een regio met een van de hoogste werkloosheidscijfers van Frankrijk. ‘Het moederbedrijf in Parijs heeft beslist dat de fabriek dicht moet. Zij kijken alleen naar de cijfers. Voor mij maakt het niet veel uit, ik ga op pensioen. Maar voor mijn jongere collega’s is het een drama. Er zal weer veel volk vertrekken’, zucht Eric.

Bedrijven kijken alleen naar de cijfers als ze filialen sluiten.

De fabriek waar Eric werkt, is voor 43% in handen van de Franse staat. Dat zij niets doen om de sluiting tegen te gaan, voedt het gevoel dat ze hier aan hun lot worden overgelaten. Parijs verstaat hen niet, en zij verstaan Parijs niet. Dat gebrek aan begrip en vertrouwen leidde in 2017 tot een finale verkiezingsronde tussen de extreemrechtse Marine Le Pen en de kandidaat van het anti-establishment Emmanuel Macron. Die laatste haalde het, maar krijgt nu af te rekenen met hetzelfde ongenoegen dat hem destijds de sleutels van het Elysée opleverde.

Sneller en groter

Wanneer ze hier over Parijs spreken, gaat het meestal over de politieke instellingen die er gevestigd zijn, en waar ze geen voeling mee hebben. Maar ook de stad zelf heeft hier maar weinig harten gestolen. Eric is er één keer geweest, toen hij een jaar of tien was. ‘Geef mij maar Hocquet’, zegt hij. ‘Hier kan je tenminste nog ademen. In Parijs stapelen ze de mensen op elkaar in kleine appartementjes. Allemaal als vogeltjes dicht bij elkaar. Hier hebben we nog ruimte, het is rustig en mooi’.

Het zijn twee werelden die mijlenver uit elkaar liggen. Maar net zoals de Eiffeltoren en het Louvre symbolen zijn voor Frankrijk, is ook de Franse ‘campagne’ een belangrijk deel van de nationale trots. De chansonniers bezongen het en menig film toont het goddelijke leven in La Douce France.

‘Wij hadden tien koeien. Een deel van hun melk verwerkten we en de rest werd elke dag opgehaald. Dat was een paar liter in van die typische melkkannen. Op een bepaald ogenblik moesten we kiezen: investeren in een grote koeltank waarin we de melk meerdere dagen konden bewaren of stoppen’, vertelt André. ‘Veel boeren kozen ervoor de boeken te sluiten en ander werk te zoeken. Zij die wel voortdeden begonnen te investeren, met als gevolg dat veel van hen vandaag op een schuldenberg zitten.’

Vandaag telt Hocquet nog drie boeren. Een ervan verbouwt aardappelen die hij verkoopt aan – vooral Belgische – aardappelverwerkers. Een tweede stampte een aantal jaar geleden een manege uit de grond. Ondertussen zijn de pony’s alweer verdwenen en concentreert de boer zich terug op zijn akkers. De investeringen waren te hoog en de inkomsten te laag. De derde boer kweekt vleesrunderen, Blonde d’Aquitaine. Het vlees verkoopt hij in Parijs, want daar krijgt hij er meer geld voor.

De traagheid en de kleinschaligheid van het leven vormden een groot deel van de charme van het Franse platteland. Vandaag gaat alles er sneller en is alles groter. Zelfs visueel is die verandering hier goed zichtbaar. Vroeger was Hocquet omgeven door kleine percelen, omrand door hagen. De typische bocages. Vandaag zijn er geen hagen meer, alleen nog gigantische, ononderbroken akkers.

De welvaart deed de charme verdwijnen

‘Onze tuin zat vol eenden, kippen, ganzen en konijnen. Die mochten rustig groot worden en daarna slachtte mijn vader hen. We hadden, zoals iedereen in die tijd, een groentetuin en de rest kregen we van buren. Als familie van tien kwamen wij daarmee toe. En eten kostte ons op die manier bijna niets. Nu heb ik alleen nog een paar kippen, voor hun eieren. De rest haal ik in de supermarkt. Je weet niet waar je vlees vandaan komt, laat staan wat erin zit. Maar het is zo gemakkelijk en snel’, geeft Eric toe.

Volgens recent onderzoek van Opinionway is 73% van de Fransen voor zijn boodschappen aangewezen op grote commerciële centra aan de rand van de steden. De gemiddelde afstand die ze daarbij afleggen is 12,2 kilometer. In België is dat 1,8 kilometer.

Je weet tegenwoordig niet meer waar je vlees vandaan komt, laat staan wat erin zit, maar het is zo makkelijk en snel.

Het is een echt Frans beeld: grote commerciële centra die een kring vormen rond kleine en middelgrote steden. Het is handig. Je rijdt er van parking naar parking, waar je je auto gratis parkeert. Je vindt er alles wat je nodig hebt, vaak zelfs aan de laagste prijs. Dat je er je lokale ambachtsman of boer niet mee vooruithelpt, weegt vaak niet op tegen het gemak.

De opkomst van die centra stamt uit de Trente Glorieuses, de periode van dertig jaar tussen 1945 tot 1973 waarin het land een economische groei van 4 procent per jaar kende en de Franse koopkracht steeg met 170 procent. De lokale winkeltjes voldeden niet aan de vraag en grote winkelcentra schoten als paddenstoelen uit de grond. Vandaag heeft Frankrijk de grootste concentratie van dit soort winkelcomplexen in Europa. Tegelijkertijd is het aantal leegstaande winkelpanden in dorps- en stadscentra de afgelopen tien jaar verdubbeld. Op die manier heeft de welvaart een groot deel van de Franse charme doen verdwijnen.

Dit alles werd middenin de Trente Glorieuses al treffend bezongen door Jean Ferrat. Zijn La Montagne is een ode aan het trage dorpsleven van weleer en beschrijft de modernisering en de leegloop. Het nostalgische en kritische lied werd bij ons bekend in de Nederlandse versie Het Dorp van Wim Sonneveld. Ferrat zingt over de ouderen die hun kwartels, patrijzen en zelfgemaakte geitenkaas aten, en over de jongeren die dromen van de stad en hun blik afwenden als ze voorbijlopen. In zijn lied vertrekken ze een voor een om in hun sociale woning de dagen te gaan aftellen tot hun pensioen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content