Simon Tahamata was de koning van de schijnbeweging. Behalve bij Ajax en Feyenoord liet de Nederlander van Molukse afkomst ook bij Standard en Germinal Beerschot zijn kunsten zien. Nu brengt hij een biografie uit. ‘Kenne balle: daar begint het mee.’
In De Toekomst, het trainingscentrum van Ajax Amsterdam, struikel je over de voetbalgeschiedenis. Soms letterlijk: bij het binnenkomen botsen we op Michael Reiziger, die met de fameuze lichting van 1995 de Champions League won. In de kantine keuvelt Winston Bogarde met John Heitinga en Richard Witschge. Allen zijn ze jeugdtrainer bij Ajax, net als Simon Tahamata, het Belgisch-Nederlandse voetbalwonder van wie deze week een biografie verschijnt. Sportboeken, en zeker voetbalboeken, zijn meestal het lezen niet waard, maar Simon Tahamata: de kleine dribbelaar is een dikke vette uitzondering. ‘Ik ben blij dat ik het allemaal meegemaakt heb en nog blijer dat het me vandaag zo voor de wind gaat’, vertelt Tahamata, een man met nooit dovende guitenlach. ‘De Toekomst houdt me jong. Zie je die kerel daar in de hoek? Je zou hem vijftig jaar schatten maar nooit zestig, nee? Da’s Sjaak Swart, Mister Ajax. Ooit een geweldige aanvaller en deze zomer – hou je vast – tachtig geworden.’
Nu moeten de Belgen over twee jaar Europees kampioen worden. Anders zeggen we later: ze waren net niet goed genoeg.
Swart en Tahamata zijn beiden bestuurslid én speler bij Lucky Ajax, het liefhebberselftal van oud-Ajacieden. ‘Edwin van der Sar in de goal, ik op het middenveld en Sjaak met Johnny Bosman in de spits. We lachen wat af.’ Tahamata’s langverwachte biografie opent met een lofzang op het jeugdvoetbal. Zijn grote passie. ‘Bij Ajax loop ik zo’n beetje door de opleiding heen, van de zevenjarigen tot de achttienjarigen. Cultuurbewaker, noemen ze dat hier. Ik ben nergens de vaste coach en spring in voor techniektraining. Ik breng ze de basis van het spelletje bij, want goed kenne balle: daar begint het mee. Tactiek, looplijnen en schoffelen pikken ze vanzelf op zodra ze ouder worden.’
Zegt de naam Simon Tahamata hen nog veel?
Simon Tahamata: Als het niet zo is, leg ik de fout bij hun trainers, want het hoort bij een voetbalopvoeding dat jonge spelers zoiets wéten. Bij Ajax telt niet alleen het nu, niet alleen wat komt, maar ook wat geweest is. Ze vinden mij een strenge coach. Een training moet je ernstig nemen, al kan ik ook gezellig zijn en lachen met de kinderen, hoor. De allerjongste groep noemt mij Opa Simon. De oudere jongens grinniken als ze het horen. Normen en waarden vind ik belangrijk. Wij zijn die jongens ook aan het opvoeden. We zien ze misschien wel meer dan hun ouders. Dat brengt een verantwoordelijkheid met zich mee.
Hoeveel onschuld zit er nog in een jeugdspeler van Ajax? Ze hebben allemaal een zaakwaarnemer en één of twee tienertransfers achter de rug.
Tahamata: Het is anders dan vroeger, maar ik zie ook veel gelijkenissen. Zelf heb ik er veel voor moeten laten en veel voor moeten doen en dat is voor de jongens van nu net zo. Het gaat om plezier hebben in het spelletje: je kunt er pas goed in worden als je het graag doet. Wie zanikt over ‘de jeugd van tegenwoordig’ krijgt met mij te doen, want die jongens hebben het heus niet makkelijk. Wie bij Ajax terechtkomt, is goed genoeg om prof te worden, en als je het heel goed doet, word je international. Onderschat niet wat het met een kereltje doet om dat te wéten. Denk je de druk eens in.
Vroeger was u jeugdtrainer bij Germinal Beerschot Antwerpen. In die ene club passeerde zowat de halve Belgische nationale ploeg. Hoe kon dat?
Tahamata: ( somt op) Mousa Dembélé, Thomas Vermaelen, Jantje Vertonghen, Toby Alderweireld, Tom De Mul, Radja Nainggolan en Jelle Van Damme: een aardig lijstje en misschien vergeet ik er nog een paar. Samen met Marc Noë gaf ik die bende wat extra training op een pleintje in het Veltwijckpark, het vroegere stadion van Germinal Ekeren. Ik zie het nog zo voor me. Maar waarom die groep het bijna in zijn geheel gemaakt heeft, kan ik evenmin verklaren.
In het Veltwijckpark staat nu alleen nog een vervallen skateramp. U zou er niet vrolijk van worden.
Tahamata: Ik ben er nog wel eens geweest… Ach, alles gaat ten onder.
We hebben niet alles goed gezien. Radja Nainggolan misten we, die is snel vertrokken. Radja was een rotzak. Indonesisch bloed, hè. ( lacht) Een vervelend mannetje, voor de tegenstander maar ook voor ons. Dat gif had Radja altijd al en hij heeft het leren combineren met voetbalverstand. Erg knap. Eigenlijk is dat altijd het verhaal: die jongens doen het zelf. Ik loop niet te koop met de topspelers die ik onder mijn hoede had. Zij hebben die carrière gebouwd, ik hielp een beetje, meer niet.
De lichting Vermaelen-Vertonghen-Dembélé stak bij de jeugd er helemaal niet bovenuit. Ze verloor zelfs vaak.
Tahamata: Natuurlijk, maar is dat erg? ( lacht) Op dat moment vond iedereen van wel, want je verliest niet graag, maar kijk waar die jongens nu staan. Het waren heel gedreven types, dat zag je. Toby, Jan en Thomas wilden er wat van maken.
Bijna had er nóg een grote in dat groepje gezeten: ik belde papa Hazard voor Eden. Voor papa was het oké, maar Eden wou niet. Omdat hij geen Nederlands sprak, denk ik, al is dat nooit met zoveel woorden gezegd. Ik vond zijn antwoord van karakter getuigen. ’t Is niet omdat een club je vraagt, dat je moet komen.
Hoe vond u de Rode Duivels op het WK?
Tahamata: Jammer, hè. Dit was het moment om wereldkampioen te worden: het had écht gekund. Nu moeten de Belgen over twee jaar Europees kampioen worden. Anders zeggen we later: ze waren net niet goed genoeg. Ik heb gesupporterd, hoor. Officieel ben ik Belg, moet je weten. Een erfenis uit mijn voetbalcarrière: bij Beerschot vonden ze dat administratief makkelijker. Voor mij is een paspoort een stukje papier dat je in je binnenzak stopt, dus waarom niet.
Hoe sterk is de band met België nog? De Belgische levensstijl ervoer u als ‘een beetje Moluks’, staat in uw boek.
Tahamata: Dat was ook zo, maar ik weet niet of dat België nu nog bestaat. Ik ben opgegroeid in de Molukse wijk in Tiel, in Gelderland. Je kende elkaar, elk kind kon bij de buren terecht en de achterdeur was nooit op slot. Toen ik Tiel verliet, merkte ik dat zoiets in de rest van Nederland ondenkbaar was, maar in België voelde het weer zoals thuis. Die wereld is wijlen. Ik woonde drieëntwintig jaar in Tongeren, maar vandaag sluiten de mensen daar ook hun deur, nee?
Ik heb in België twee belangrijke dingen geleerd: bikkelen en morgen is er weer een dag. Bikkelen komt uit het voetbal. Ernst Happel (toen trainer bij Standard, nvdr) eiste dat je knokte voor elke bal. Daar heb ik veel aan gehad, ook buiten het voetbalveld. Maar ik heb in België ook ontdekt dat je zelf kunt kiezen om te genieten van het leven, of niet. Ik zag mijn Belgische buurman het hek schilderen. Na twee uur hield hij ermee op. ‘Waarom zes uur werken, Simon? Morgen is er weer een dag!’ ( lacht) Ik kon hem geen ongelijk geven.
Bij België denk ik natuurlijk ook aan de vrienden die ik er maakte, zoals Jos Daerden. Of nee, Jos is eigenlijk geen vriend, hij is familie. Na één week trainingskamp trok ik bij hem in. ‘Jij gaat niet op hotel wonen’, zei hij. Ik hoor hem niet vaak, maar wel wanneer het telt. Jos verloor dit jaar een zus, ik twee broers. We weten wat we aan elkaar hebben.
Hoe u in België terechtkwam, dat blijft een raar verhaal. U stond op het hoogtepunt van uw kunnen, was de bekendste sporter van Nederland en wilde helemaal niet vertrekken bij Ajax.
Tahamata: Toen ging het nog zo. Een speler werd verkocht als een stuk vlees, of ie nou wou gaan of niet. Waarom ik weg moest, heb ik nooit geweten. Hadden de Molukse treinkapingen er wat mee te maken? Dat kan. (Tahamata bezocht de gearresteerde kapers en sprak zijn steun uit, nvdr) De man die toen de beslissende stem had, heb ik nooit gesproken en de andere leden van de raad van bestuur praten er liever niet over.
U belandde bij het grote Standard met Michel Preud’homme, Eric Gerets, Horst Hrubesch…
Tahamata: ( vult aan) Gerard Plessers, Walter Meeuws, Michel Renquin, Asgeir Sigurvinsson. Die hadden bijna allemaal de finale van het EK van 1980 gespeeld, dus dat was wel een bende die indruk maakte. Eén jaar later kwamen Arie Haan en trainer Raymond Goethals.
Een hoogtepunt mag ik het niet noemen, maar die finale van Europacup II tegen Barcelona uit 1982 staat wel in het geheugen gebrand. Hoe kijkt u terug op die wedstrijd?
Tahamata: Slecht. Ik scheet in mijn broek! Door de atmosfeer, maar nog meer door mijn tegenstander Migueli. Die schopte op alles wat bewoog! In de rust vroeg ik Goethals me eraf te halen. Dat doe ik normaal nóóit; ik voetbal veels te graag, zelfs bij Lucky Ajax word ik chagrijnig als ze me naar de kant halen, maar die avond vond ik er niks meer aan. Migueli blééf maar uitdelen. The Butcher noemden ze hem. En de ref greep niet in.
De West-Duitse scheidsrechter nam wel meer rare beslissingen. Barcelona scoorde op vrije trap, terwijl het spel niet eens op gang was gefloten. Die goal had nooit mogen tellen.
Tahamata: Er was van alles aan de hand, maar om eerlijk te zijn, weet ik er niet veel meer van. Het was een wedstrijd om gauw te vergeten. Ik ben nog wel eens op bezoek geweest in het stadion van Barcelona en de beker van toen stond er ook, maar ik kon er niet naar kijken. Hoe sneller ik weg was uit die trofeeënkamer, hoe liever.
Vier dagen voor de finale was er de gefixte wedstrijd tegen Waterschei. De spelers van Standard schonken hun premie aan de tegenstander. Waarom, in vredesnaam? Standard had Waterschei zo ook wel geklopt.
Tahamata: Anderlecht stond op een paar puntjes en er ging het gerucht dat zij Waterschei geld zouden toestoppen om het ons moeilijk te maken. Dus besloten we hen een stap voor te zijn, vanuit het idee: als wij het niet doen, dan zij. Stom, ja. Aan de ene kant voel ik me beschaamd, langs de andere kant waren we oud en wijs genoeg om zelf onze beslissingen te nemen. En hier maakten wij als team een hele grote fout.
Misschien is het een erg Belgische reactie, maar bij uw voormalige teammaats is dit onderwerp taboe. Over de omkoopzaak praat men niet.
Tahamata: Waarom ontkennen wat er is gebeurd? We hebben het gedaan, we zijn ervoor gestraft. Niemand moet vergeten, vergeven kan hopelijk wel. Na het omkoopschandaal kon ik terug naar Ajax, maar Johan Cruijff stopte als speler bij Feyenoord. Hij zei: ‘Jullie moeten Simon halen.’ Daar was ik zo trots op dat ik meteen ja zei.
Na Feyenoord kwamen Beerschot en Germinal Ekeren. Mogen we even hulde brengen aan de gezellige, volkse prachtclub die Germinal was? Jarenlang in de Belgische subtop, maar dat lijkt helemaal vergeten.
Tahamata: Het hád iets, ja. Met al die oudjes op de tribune, knorrend van tevredenheid wanneer we hem erin schoten. ( lacht) Elke lente ging ik langs op het bureau van de voorzitter. ‘Wat gaan we doen, Simon?’ ‘Ik weet het niet voorzitter. Ben ik niet te oud?’ ‘Och gij, we tekenen gewoon bij voor een jaar, sè!’ We gaven een hand en klaar. Zo ben ik doorgegaan tot tien dagen voor mijn veertigste verjaardag.
Die fusie met Beerschot, onder leiding van Ajax, was de doodsteek. De mensen van Germinal kwamen niet naar Beerschot. Die oudjes zullen nu wel allemaal dood zijn.
Hebt u ooit last gehad van racisme in de Belgische stadions? In de jaren tachtig en negentig waren oerwoudgeluiden niet uitzonderlijk.
Tahamata: Ik mag daar niet over klagen, vind ik. Ik was een bekende voetballer, dan heb je het heus makkelijker dan andere gekleurde jongens. Mijn verhaal was ook goed bekend. In ieder interview legden de Belgische journalisten uit dat ik een Molukker ben, geen Surinamer, en wat het verschil is tussen de twee.
In het boek staat een aangrijpend hoofdstuk over hoe uw ouders in Nederland zijn beland. Het is ontstellend hoe er met de Molukkers werd gesold.
Tahamata: Mijn vader was soldaat in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Toen Indonesië in 1950 onafhankelijk werd, sommeerden zijn oversten hem naar Nederland. Tijdelijk, dacht hij. Mijn vader had een grote groene legerkoffer. Niet uitpakken, over een half jaar gaan we terug. Die koffer staat nu bijna zeventig jaar in Nederland.
Ze werden in een oud concentratiekamp van de nazi’s gestopt, in vochtige, vieze barakken. Gevangenen waren ze niet, maar ze mochten het kamp ook niet uit. Werken kon evenmin. Ondertussen riepen de Molukkers een eigen staat uit, maar die opstand werd door Indonesië met harde hand de kop ingedrukt. Onze eigen streek stond in brand en niemand deed wat.
Weinig mensen kennen die geschiedenis van de Molukkers en dat verwijt ik Nederland wel. Onze mensen waren trouw aan de Nederlandse driekleur en aan koningin Wilhelmina. In ruil kregen we een rechteloos, staatloos bestaan. Tegen onze wil zijn wij allochtoon geworden. Dat woord mag je in Nederland niet meer gebruiken, hoe zit dat bij jullie?
In Vlaanderen kan het nog.
Tahamata: Het is in ieder geval wat ik bedoel: een minderheid, niet thuis in dit land, met alle nadelen en vooroordelen die erbij horen.
Simon Tahamata
– Geboren op 26 mei 1956 in Vught, Nederland
– 1976: profdebuut bij Ajax Amsterdam, waarmee hij drie keer kampioen speelt
– 1979: speelt zijn eerste van 22 interlands voor het Nederlands elftal
– 1980: transfer naar Standard, waarmee hij twee landstitels wint –
1984: tekent na de omkoopaffaire bij Standard een contract bij Feyenoord
– 1987: keert terug naar België en speelt nog bij Beerschot en Germinal Ekeren
– 1996: jeugdtrainer bij Standard. Beoefent dezelfde functie nog bij Germinal Beerschot, Al-Ahli (Saudi-Arabië) en Ajax
– 2018: publiceert zijn biografie
Mijn vader en zijn makkers vochten – namens Nederland! – tegen de Japanners, daarna tegen de Indonesiërs en zijn op dienstbevel naar Europa gemoeten. En toen ze aankwamen, werden ze alle 12.000 per direct ontslagen: een enorme klap. Het heeft jaren geduurd voor ze hun burgerrechten kregen.
Dat moet dubbel zijn geweest voor de Molukkers: zich bedrogen voelen door Nederland en tegelijk in dat land een nieuw leven moeten opbouwen.
Tahamata: Die frustratie leidde tot de bezetting van de Indonesische ambassade in 1970 en de treinkapingen van ’75 en ’77. Als ik niet toevallig een goeie voetballer was, of in een andere wijk was opgegroeid, dan had ik een van die actievoerders kunnen zijn.
Hebt u de gitaar nog die u van de gevangen treinkapers kreeg toen u hen bezocht?
Tahamata: Natuurlijk. Dat bezoek is me toen erg kwalijk genomen, maar ik ben er trots op. Die jongens hebben hun toekomst vergooid. Niet eens omdat ze dachten zo de kwestie te kunnen oplossen, alleen maar om het onder de aandacht te brengen. Daar heb ik een grenzeloos respect voor.
Blijft het feit dat bij de kapingen in totaal vijf onschuldige treinreizigers zijn gedood, naast zes kapers. Hoe valt zulk geweld goed te praten? Heiligt het doel de middelen?
Tahamata: Overal waar oorlog wordt gevoerd, vallen slachtoffers. En ik vind dat erg. Er zijn mensen gestorven die niks met de Molukse zaak te maken hadden. Om je dierbaren op die manier te verliezen, dat is vreselijk. Verkeerde plek op het verkeerde moment. Alleen Hij bepaalt wanneer wij komen en weer gaan, daar ben ik nu wel uit. In 1989 zou ik met het Kleurrijk Elftal een wedstrijd spelen in Suriname. Een maand eerder brak ik mijn sleutelbeen, waardoor ik en mijn gezin thuisbleven. Het vliegtuig stortte neer: 167 passagiers dood. Huilen en dankbaar zijn, meer kun je niet. Hij had iets anders voor ons in petto.
Leeft de Molukse droom nog?
Tahamata: De vierde generatie Molukkers groeit op in Nederland, maar die droom eindigt nooit. 25 april, de dag dat de Molukse Onafhankelijkheid werd uitgeroepen en 11 juni, de dag waarop de kapers zijn gestorven, blijven we herdenken. De opofferingen van mijn ouders en van die actievoerders mogen nooit worden vergeten. Dat zijn we hen verplicht.