Ann Peuteman

Dokters geven niet ‘zomaar’ een spuitje

Tegenstanders van een uitbreiding van de euthanasiewet doen alsof elke tiener met de blues straks een dodelijk middel toegediend zal krijgen. Dat getuigt niet bepaald van veel vertrouwen in artsen.

Een decenniumlang hebben ze gestudeerd. In die tijd kregen ze aangeleerd hoe ze mensenlevens kunnen redden of draaglijker maken, hoe ze patiënten best genezen of voorkomen dat die ziek worden. Dat is dan ook wat ze doen in hun praktijk, op de kankerafdeling van een ziekenhuis, in een psychiatrische inrichting.
Daarbij beslissen ze geregeld over leven en dood, want dat hoort er gewoon bij. Wordt een patiënt aan zijn hart geopereerd of is hij daar te zwak voor? Gaan ze nog door met een kankerbehandeling of wordt die zo langzamerhand zinloos? Moeten de antipsychotica worden afgebouwd of is het risico op een ernstige terugval dan te groot? Het zijn afwegingen die artsen dag na dag moeten maken.

Zulke beslissingen nemen ze natuurlijk niet zomaar. Laat staan dat ze een patiënt in een kunstmatige coma zouden brengen omdat die zijn echtscheiding maar niet te boven komt. Of morfine zouden uitdelen aan mensen die daar toch zo’n lekker gevoel van krijgen.

Net zoals ze een zwartgallige tiener geen dodelijk middel toedienen omdat die zodanig met Jotie T’Hooft dweept dat hij hem achterna wil. En dat zullen dokters ook niet doen als de wet wordt uitgebreid – zoals liberale en socialistische politici dezer dagen vragen – zodat euthanasie ook bij minderjarigen zou kunnen. Nochtans is dat wat tegenstanders graag beweren: dat depri pubers dan ‘zomaar’ het hoekje om zullen worden geholpen.

De huidige euthanasiewet bestaat ondertussen al meer dan tien jaar. In die tijd hebben artsen met heel uiteenlopende overtuigingen en specialisaties mensen op een volstrekt legale en humane manier geholpen om te sterven. Stuk voor stuk waren dat patiënten die fysiek of psychisch ondraaglijk leden en geen uitzicht op beterschap meer hadden. De wet heeft er niet toe geleid dat dokters iedereen die daar om vroeg zomaar een spuitje gaven.

Een depressieve vrouw die ervan overtuigd is nooit meer uit het diepe dal te geraken? Die moet al vele jaren depressief zijn en op geen enkele behandeling reageren voor een psychiater nog maar zou overwegen om haar te helpen sterven. Een hoogbejaarde man die niet meer wil leven omdat hij zijn vrouw heeft moeten begraven? Niemand die euthanasie zal toepassen als opa verder gewoon gezond is.

En dat is echt niet louter omdat dokters daar problemen mee kunnen krijgen. Nee, dat komt doordat ze in de eerste plaats mensen willen helpen om te blijven leven – daar zijn ze voor opgeleid, weet u nog. En ook omdat ze een geweten hebben en hun medische handelingen niet alleen tegenover hun patiënten maar ook tegenover zichzelf moeten kunnen verantwoorden.

Voor alle duidelijkheid: dit is geen hagiografie van de Belgische arts. Dokters zij ook wel eens verstrooid, gaan gebukt onder privéproblemen of zijn moe en overwerkt. Soms maken ze een grove inschattingsfout, behandelen ze hun patiënten als onmondige peuters of zetten ze een peperdure behandeling verder terwijl die geen enkele zin meer heeft. Maar dat betekent nog niet dat ze beslissingen over leven en dood zomaar nemen, en dat zullen ze dus ook niet doen als een vijftienjarige met leukemie of spinale spieratrofie om euthanasie vraagt.

Ergens onderweg belanden we allemaal wel op een punt dat we een dokter ons leven, of dat van onze moeder of onze zoon, moeten toevertrouwen. Dan geloven we dat hij ons naar beste kunnen zal behandelen en niets zal doen wat wij niet willen. Is het dan echt zo vergezocht om ook in zijn goede bedoelingen te geloven als het om onze dood gaat?

Ann Peuteman

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content