Laten we het verhaal van oostfronter Oswald Van Ooteghem gebruiken voor het debat over de Vlaamse geschiedenis, schrijft Walter Pauli, want dat is een pak interessanter dan het geruzie over de Vlaamse canon.
Op 1 november overleed de 98-jarige Oswald Van Ooteghem, een van de laatste oostfronters. Een week later, tijdens een korte rouwhulde voor het ex-parlementslid, ontstond plots enige opschudding in het Vlaams Parlement. De linkse oppositie – Vooruit, Groen en PVDA – besloot het halfrond te verlaten. Alleen de groene fractieleider Björn Rzoska en zijn partijgenoot Johan Danen bleven zitten. De andere progressieve verkozenen wilden niet deelnemen aan de huldiging van een man die tijdens de Tweede Wereldoorlog met de nazi’s had gecollaboreerd. Nochtans is de figuur van Oswald Van Ooteghem bijzonder interessant. Zijn verhaal vormt een concrete aanzet voor een debat over de Vlaamse geschiedenis en over onze omgang daarmee – veel meer dan het
Als Kriegsberichter zag hij méér dan de gemiddelde frontsoldaat. Wat wist hij van de uitroeiing van de Joden?
theoretische debat over de Vlaamse canon.
Oswald Van Ooteghem werd in 1924 geboren in een uitgesproken Vlaams-nationaal en nationaalsocialistisch gezin. Uiteraard heeft de gezindheid van de ouders de visie van de zoon sterk bepaald. Vader Herman Van Ooteghem (1899-1962) was een adept van de meest radicale variant van de Vlaamse Beweging. Al in 1937 vertrouwde Staf De Clercq, leider van het Vlaams Nationalistisch Verbond (VNV), hem de leiding en uitbouw toe van de zogenaamde Grijze Brigade. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zou die groep van hemdkleur én van naam veranderen en werd ze de beruchte Zwarte Brigade. Staf De Clercq noemde hen zijn ‘keurkorps’ van ‘politieke soldaten in dienst van ons Diets ideaal’.
In 1939 werd een huisvriend van de Van Ooteghems, de radicale advocaat Reimond Tollenaere, de nieuwe chef van die geüniformeerde VNV-militie. Herman Van Ooteghem zette een stapje terug, maar bleef Tollenaeres eerste adjunct: zijn nieuwe titel varieerde van ‘Stafoverste’ over ‘Brigade Inspecteur’ tot ‘Heerbanleider’. In VNV-publicaties werd Van Ooteghem senior geëerd als de eerste leider van ‘flinke mannen’ die ‘zo menigmaal de straten hebben vrijgevochten en van het communistische janhagel gezuiverd’. In maart 1939 werd vader Van Ooteghem thuis gearresteerd, nadat hij en zijn troepen in Edingen voor incidenten hadden gezorgd. Hij vloog voor drie maanden in de cel. In Vlaanderen in uniform schrijft Jan Vincx expliciet dat de Grijze/Zwarte Brigade ‘trachtte in de geest van de Duitse Sturmabteiling (SA) zich uit te bouwen en te organiseren’.
Zingend marcheren
In dat bijzonder martiale milieu groeide Oswald Van Ooteghem op. Hij noemde zijn vader ‘mijn held’. Oswald was tien jaar oud toen zijn ouders hem lieten aansluiten bij het Algemeen Vlaamsch Nationaal Jeugdverbond (AVNJ), de latere Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV). Op foto’s uit die tijd valt derijzige, markante figuur van Oswald Van Ooteghem op, als leider marcherend langs zijn ‘Schaar’ van AVNJ-Gent of later als voorman van het NSJV-trommelkorps.
Het doel van het AVNJ/NSJV? Het ‘Germaanse stambewustzijn opwekken en strijden voor de grootheid en de welvaart van de Dietse volksgemeenschap’. Men ‘bekampt alle vijandige machten, of het partijen, loges, klassen of geldmachten zijn’. Het AVNJ-NSJV streefde naar ‘een nationaalsocialistische opvoeding der jeugd’ en ‘kent geen schipperen of halveren. Het kent alleen de rechte Noorse lijn. Het haat al het kleine zieldorre en burgerlijke.’
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kozen de Vlaams-nationalistische kringen waarin de Van Ooteghems actief waren resoluut voor de collaboratie met nazi-Duitsland. Het hoogtepunt moest de Duitse inval in de Sovjet-Unie worden in 1941 en de verhoopte snelle inname van Moskou. Oswald Van Ooteghem – op dat moment nog maar zestien jaar en dus eigenlijk te jong voor de legerdienst – diende zich toch aan in het selectielokaal, de socialistische ‘Feestzaal Vooruit’ in Gent.
Er waren duizenden vrijwilligers. De Duitsers selecteerden slechts een eerste groep van 405 Vlamingen, onder hen de boomlange Van Ooteghem. In optocht en onder algemeen applaus van het publiek – zo herinnerde Oswald het zich – trok het eerste Vlaamse contingent oostfronters al zingend naar het Noordstation in Brussel. Maar die herinneringen zijn soms gekleurd, merken historici. Andere ooggetuigen vertelden hoe stil en haast vijandig het Belgische publiek keek naar die zingende en marcherende jongens en mannen. Ze waanden zich al hele soldaten, maar beseften niet welk lot ze tegemoettraden. ‘Mijn moeder was heel verdrietig toen ik vertrok, dat kun je je wel voorstellen. Maar we waren een militant gezin en mijn vader begreep het dus’, zei Van Ooteghem.
Van Ooteghem besefte wat er zou gebeuren: ‘Ze zijn te jong om sigaretten te mogen roken, maar oud genoeg om te sterven.
De grote man van het ‘Vlaams Legioen’ was huisvriend Reimond Tollenaere. In VNV-kringen werd Tollenaere graag voorgesteld als de leidende officier van de Vlamingen aan het oostfront. Maar in werkelijkheid had hij de graad van SS- Untersturmführer, slechts een onderluitenant dus. Het illustreert de echte positie van de Vlaamse oostfronters in het Duitse leger. Toch was er geen gebrek aan grootspraak en ambitie. Tollenaere schreef bij het vertrek van de eerste oostfronters: ‘Vlaanderen heeft binnenkort misschien voor het eerst in eeuwen zijn eigen soldaten. Vlaamse jongens onder leiding van Vlaamse officieren, zullen op de Russische steppe strijden onder de Vlaamse vlag, het bewijs van de wil om te vechten voor ons volk. Als we nu bewijzen dat we bereid zijn om het bolsjewisme te bestrijden als gemeenschappelijke Europese vijand, hebben we later, wanneer we het nieuwe Europa uitbouwen, een stem die we kunnen laten horen. We moeten een gelijkwaardige plaats voor Vlaanderen in Europa eisen.’ Tollenaere had dus een Vlaanderen voor ogen dat gelijkwaardig zou zijn aan Duitsland – dream on. Dat Vlaanderen zou ook even radicaal moeten zijn als de nazi’s. Dus vond Tollenaere: ‘De jood behoort niet tot ons volk. Sentimentaliteit mag geen rol spelen.’
Doodsangsten
Het Vlaams Legioen (vanaf 1943 ‘Sturmbrigade Langemarck’) werd ingezet bij de belegering – de uithongering dus – van Leningrad. Wat volgde, was brutaal, wreed en bloedig. De Vlamingen voerden vooral gevechten in de achterhoede tegen partizanen. En wie vecht tegen partizanen, bekampt vooral de burgerbevolking. Als ze daarover na de oorlog al ondervraagd werden, zwegen de oostfronters vooral.
Ook in eigen rangen vielen al snel de eerste doden. Onder hen Reimond Tollenaere. Hij stierf in januari 1942 door slecht gemikt artillerievuur van de Spaanse bondgenoten. Van Ooteghem: ‘Ik had hem een paar dagen voor zijn dood nog gezien, het was ijskoud toen, ongeveer 40 graden onder nul. Hij zei me: “Oswald, houd moed.” Ik ging naar Podberesje, een triest dorpje, waar Tollenaere in een voorlopig graf was gelegd en ik sprak met de grafdelver. Ik voelde me misselijk.’
Dat zou de kern van de herinneringen blijven van de oostfronters: het gevaar waarin de Vlamingen permanent verkeerden, de martelingen die ze vreesden, de doodsangsten, de ontberingen, de bittere kou, de vuilste ziektes en verwondingen, de doden die ze moesten begraven. In die getuigenissen bleef de context – de inval van de nazi’s – van secundair belang, alsof die haast verwaarloosbaar was. De bikkelharde omstandigheden, het eigen lijden en het voortdurende ongemak verantwoordden blijkbaar de eigen daden.
Van Ooteghem zag veel kameraden en zelfs enkele van zijn beste vrienden sneuvelen. Kamiel De Wilde uit Stekene stierf tijdens een Russische hinderlaag, volgens Van Ooteghem waren zijn laatste woorden: ‘Zeg tegen mijn moeder dat haar zoon voor Vlaanderen gestorven is.’ Die heroïsche uitleg was toen vaste prik. Op De Wildes doodsprentje, dat zijn familie in Vlaanderen liet uitdelen, stond: ‘Keer ik niet meer terug, wat geeft het mij? Groot wordt het Vaderland, Dietschland wordt vrij.’ Het was allemaal om de eigen trots te dienen en om het mateloze verdriet te maskeren. Van Ooteghem zelf zei later dat de hele familie De Wilde hem na de oorlog was komen opzoeken om de omstandigheden te vernemen van Kamiels dood, ‘behalve zijn moeder’.
Joden
Want de werkelijkheid was natuurlijk droevig, dodelijk en helemaal niet verheven. Oswald Van Ooteghem raakte drie keer gewond: blijkbaar waren het vrij ernstige verwondingen, maar ze waren nooit fataal. De kans is groot dat de jonge Van Ooteghem al vrij snel besefte dat het geen kunst is om in een oorlog te sterven, maar dat het veel meer inspanningen – en verstand – kost om te overleven. Begin 1943 werd hij aangesteld als oorlogscorrespondent of Kriegsberichter. Dat was ook best gevaarlijk, maar doorgaans toch minder dodelijk dan uitgestuurd worden naar de voorposten. Andere soldaten scholden Van Ooteghem weleens uit voor Halbsoldat – dus geen echte soldaat.
Het is als in het voetbal. Je staat achter en je weet dat de strijd verloren is, maar je blijft supporteren voor je ploeg. Omdat het je ploeg is.
Als Kriegsberichter zag hij natuurlijk méér dan de gemiddelde frontsoldaat wat er achter de linies gebeurde. Dat blijft in zijn lotgevallen onderbelicht. Want wat wist hij van de uitroeiing van de Joden? Na verloop van tijd ontkenden de meeste oostfronters de Holocaust niet, maar zelf hadden ze er natuurlijk nooit iets van gezien of geweten. Dat verhaal komt ook terug telkens als Oswald Van Ooteghem terugblikt op zijn eigen leven.
Maar in minstens één geval is dat moeilijk vol te houden. Net als andere Vlaamse Kriegsberichter bezocht Oswald Van Ooteghem ergens in 1943 het getto van Lemberg, in wat nu de Oekraïense stad Lviv is. In dat getto werden vanaf 1941 bijna 160.000 Joden samengebracht, die vervolgens gedeporteerd werden, vooral naar het concentratiekamp van Belzec. Vanaf 1942 werden de overblijvers in de stad zelf vermoord en uitgeroeid – vaak in samenwerking met Oekraïense collaborateurs.
Een collega van Oswald Van Ooteghem schreef aan een Vlaamse vriendin: ‘We hebben ook Lemberg bezocht. Je weet wel, de stad der gruweldaden.’ Blijkbaar was de kennis van de gruwel in die kringen gemeengoed. Na zijn bezoek aan de stad schreef Van Ooteghem in januari 1944 een reisverslag in het blad De SS-Man: ‘Na den middag bollen we in het station van Lemberg binnen. Zigeunerwijven lopen op hun blote voeten, met wiegende heupen en in de veelkleurige lompen gehuld over de straat. De Joden zijn God-zij-dank in getto’s samengebracht zodat het uitroeien van hun streken en hun invloed ook langzaam maar zeker voorwaarts gaat.’
Tot de dood
Toen de oorlog ten einde liep, schreef Oswald Van Ooteghem nog mee aan een paar van de schandaligste bladzijden uit de navrante geschiedenis van de Vlaamse collaboratie. In het laatste oorlogsjaar riepen de nazi’s oude mannen en veel te jonge knapen onder de wapens. Op dat moment woonden in Duitsland veel gevluchte Vlamingen en hun gezinnen – de hardste, zwartste kern van de collaboratie. Hun verantwoordelijken hadden een soort ‘operetteregering in ballingschap’ opgericht: de Vlaamse Landsleiding. Die Vlamingen konden niet achterblijven en in potsierlijk Vlaams-Duits beval de Vlaamse Landsleiding de ‘Kriegseinsatz der Vlaamsche Jeugd’.
Jongens die in 1928 en 1929 waren geboren, werden gemobiliseerd – tieners dus, die nog 16 of 17 moesten worden. Ze werden in veel te grote uniformen gestoken, slecht bewapend en onder leiding van een paar officieren naar het oosten van Duitsland gestuurd. Daar moesten ze de Russische overmacht alsnog stoppen. Een van de bevelvoerende officieren was Oswald Van Ooteghem, juist twintig jaar oud.
De jongens zelf waren enthousiast: ze hadden thuis nooit iets anders gekend dan propaganda. Hun ouders waren – leken – trots op het ultieme engagement van hun zonen. Zo vertrok het ‘jeugdbataljon Langemarck’ naar het front. De infame Jef Van de Wiele, het zelfverklaarde Hoofd van de Vlaamse Landsleiding, reisde zijn soldaatjes na om hen in een laatste rede nog moed in te spreken. Hij deed dat in de vorm van een verhaaltje over een vlinder die maar één dag leeft en dan sterft. Vervolgens vertrok Van de Wiele. Van Ooteghem besefte wat er zou gebeuren: ‘Ze zijn te jong om sigaretten te mogen roken, maar oud genoeg om te sterven.’
De Vlaamse jongens werden in stelling gebracht aan het riviertje de Ucker, waar ze zich in individuele mangaten verschansten. De Russen bestookten hen met hun superieure artillerie – putje per putje. De jongen in de put werd aan stukken geschoten, daarna volgde de aanval. Een getuige: ‘Met afgrijzen dacht ik aan het ogenblik dat de Sovjets onze stellingen gingen bespringen en met hun door merg en been dringende “Hoezee”-gebrul onder onze jongens een ware slachting zouden aanrichten. Gehinderd door stof en kruitdamp en het gebrek aan de nodige verbindingen in de loopgrachten geraakten kleine groepen jongens geïsoleerd. Zij vochten ieder voor zichzelf: dat alleen is het ergste wat een soldaat kan overkomen. Is men alleen, dan bekruipt u de doodsangst.’
Uiteindelijk vormde Oswald Van Ooteghem een ‘Kampfgruppe Oswald’ met de laatste twintig jongens. Weer kwam de overlever in hem boven. Zijn Kampfgruppe kampte helemaal niet meer, behalve om zich een weg te banen richting het Westen, honderden kilometers als het moest, weg van de Russen.
Oswald Van Ooteghem dook onder in Zuid-Duitsland, nam een valse naam aan (Hans Richter) en verwijderde met een scheermesje zijn SS-tatoeage. Hij huwde een Duitse vrouw, werkte als technisch tekenaar en bouwde een nieuw en anoniem leven op. Dat veranderde toen zijn moeder hem bij een bezoek overtuigde om naar Vlaanderen terug te keren.
Toen hij dat deed, werd hij in 1949 veroordeeld tot drie jaar gevangenis. Hij moest zijn straf uitzitten in de Nieuwe Wandeling in Gent. Daar deelde hij een cel met zijn vader, die tot levenslang veroordeeld was, en met Hendrik Elias, de opvolger van Staf De Clercq als leider van het VNV. Na één jaar kwam Oswald in 1950 vrij.
Op de familiedag
Toen begon het tweede deel van het leven van Oswald Van Ooteghem – op dat moment nog altijd maar 26 jaar. Dat leven kon haast niets anders zijn dan één lange herinnering aan dat eerste, korte stuk. Hij werd opnieuw politiek actief, deze keer bij de Vlaams-nationalistische Volksunie (VU). Toen het radicale Vlaams Blok (nu Vlaams Belang) zich in 1978 afscheurde, bleef Van Ooteghem bij de VU. In 2001 koos hij voor de N-VA, nadat de VU helemaal uit elkaar gevallen was. Tot vorig jaar werd hij nog gezien op de familiedag van die partij.
Als VU-parlementslid bleef hij ijveren voor amnestie voor oud-collaborateurs, maar hij was zeker geen houwdegen van de radicale rechterzijde. Zo diende Oswald Van Ooteghem in 1986 een parlementaire motie in tegen de bouw van een vijfde kerncentrale in Doel: de nucleaire ramp in Tsjernobyl had hem overtuigd van de hoge veiligheidsrisico’s van kernenergie. De oud-SS’er had zich voorbeeldig ingepast in de nieuwe democratische politieke realiteit.
Oud-VU’ers herinneren Van Ooteghem als een Vlaamse variant van de klassieke Engelse gentleman: onberispelijk gekleed, fijn snorretje, meerdere ringen. Als een levensgenieter ook, vaak gezien in ‘gezelschap’, een aangename causeur. En als het over de oorlog ging, slaagde hij er wonderwel in om zijn eigen historicus te zijn: niets ontkennen, maar feitelijk terugblikken op hoe het geweest was. Volgens militair historicus Jonathan Trigg was ‘zijn stem krachtig, hij was het gewend dat naar hem geluisterd werd’.
Opportunistisch
Er was ook een andere Van Ooteghem. Hij wist welk discours hij voor welk publiek moest afsteken. De Morgen typeerde hem ooit als een ‘beetje opportunistisch, beetje sluw, goed inschattend wanneer het hem echt te heet onder de voeten wordt’. Als hij weer eens sprak voor vertrouwde gezelschappen van oud-oostfronters durfde hij de oude clichés boven te halen. Tijdens een bijeenkomst in de jaren tachtig met voormalige jongens uit het jeugdbataljon zei hij: ‘Onze gedachten gaan vandaag in de eerste plaats naar onze bloedjonge kameraden die gevallen zijn voor de redding van Europa. We zijn dankbaar omdat we het nog mogen beleven: het plots herkennen, de vaste handdruk, de liefde voor Vlaanderen, de trouw aan ons ideaal.’ De trouw aan ons ideaal – wat kan dat in godsnaam betekenen?
Van Ooteghem was ervan overtuigd dat hij voor een zeer foute zaak had gevochten. Maar hij dacht er niet aan om zich daarvoor te verontschuldigen.
Tot zijn laatste jaren was Van Ooteghem ervan overtuigd dat het Hitlerregime misdadig was geweest, dat hij voor een zeer foute zaak had gevochten. Maar hij dacht er niet aan om zich daarvoor te verontschuldigen. In de jaren 2000 ging hij zelf op zoek naar zijn eigen verleden in de eindeloze vlakten van Oost-Europa, samen met De Morgen-journalist Peter-Jan Bogaert en fotograaf Stephan Vanfleteren. Zij hoorden Van Ooteghem herhalen: ‘Ja, we hebben verloren. En toen wilden we dat niet toegeven. Nog niet. Het is als in het voetbal. Je staat achter en je weet dat de strijd verloren is, maar je blijft supporteren voor je ploeg. Omdat het je ploeg is.’
Van Ooteghem had vele jaren lang een paar foto’s op zak die hij afgenomen had van een dode Rus: ‘Ik hield ze altijd bij, waar ik ook ging. Na de oorlog werd mijn vrouw het beu, om het zacht uit te drukken, omdat ik ze als amulet boven mijn bed hing en ik tegen hem sprak, tegen die Rus, elke avond weer.’ Elke avond weer. Ook het beeld van de stokoude Duitser die hem op zijn laatste vlucht tevergeefs had gesmeekt om mee te mogen, bleef Van Ooteghem achtervolgen, ‘nacht na nacht lig ik er wakker van’.
Oswald Van Ooteghem stierf in een jaar met opnieuw berichten over gevechten bij Charkov en Cherson – plaatsen waar de oostfronters ook gevochten hebben. In een van zijn allerlaatste teksten schreef hij nochtans: ‘Wie de lichamen van naakte en ontmande krijgsgevangenen heeft gezien met afgesneden neus en oren, wie zijn beste kameraad in het slijk van een granaattrechter heeft weten sterven, wie de verhakkelde lichamen van gekwetste en geamputeerde vrienden heeft aanschouwd, wie beleefd heeft hoe tanks in hun blinde vaart levende mensen verpletterden, wie er getuige van was dat oergezonde bloedjonge mensen, die elkaar niet kenden en elkaar niet haatten, elkaar stukschoten als stenen pijpjes op een kermis, al wie de oorlog heeft meegemaakt, kan tot geen andere conclusie komen dan dat oorlog waanzin is en het slechtste wat de mensheid kan overkomen.’ Op zijn sterfbed kreeg Oswald Van Ooteghem gelijk. Helaas.
Dit artikel is gebaseerd op: Jan Vincx, Vlaanderen in Uniform; Bruno De Wever, Greep naar de macht; Gerard Groeneveld, Kriegsberichter; Pieter Jan Verstraete, Godendeemstering aan de Oder; Jonathan Trigg, Het testament van de Vlaamse Waffen-SS; Frank Seberechts, Drang naar het Oosten; Rudi Massart & Jonathan Trigg, Vlaamse Jongens, Duits Front en de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (1998-2008).
Bio Oswald Van Ooteghem
1924
geboren in Gent
1941
trekt met het Vlaams Legioen naar Rusland
1945
duikt onder in Duitsland, werkt als technisch tekenaar
1949
keert terug naar België, wordt veroordeeld tot drie jaar cel
1950
komt vervroegd vrij, gaat werken in een bouwbedrijf
1965-1974
provincieraadslid (VU)
1974-1987
senator (VU)
1971-1980
lid van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap
1980-1987
lid van de Vlaamse Raad
2001
overstap naar de N-VA
2022
overlijdt op 1 november