Vrije Tribune
De omerta rond Eternit wordt doorbroken, de politiek mag niet meer zwijgen
Om de handschoen op te nemen tegen Eternit is veel moed nodig voor de bewoners van Kapelle-op-den-Bos.
Maar dat de verschillende beleidsniveaus in ons land veel te weinig doen aan de asbestproblematiek, dat is schuldig verzuim.
Nu het eerste asbestproces in ons land is gestart, krijgen de slachtoffers de juridische aandacht die ze verdienen. In de Verenigde Staten zijn nochtans al 200.000 schadeclaims uitgesproken of hangende. In het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland en Italië zijn strenge strafrechtelijke uitspraken gedaan bij individuele en collectieve asbestprocessen. Alleen in België en Zwitserland, de hoofdzetels van Eternit, leek zoiets onmogelijk. Pas nu, in 2011, begint hier het allereerste proces. Waarom heeft het zo lang geduurd? De verjaringstermijn in ons land speelt hier een belangrijke rol. Kanker manifesteert zich pas twintig tot veertig jaar na het in contact komen met asbestvezels. En dan is in België de ‘oorzaak’ al verjaard. Een belangrijk juridisch argument waarvan Eternit gretig gebruik maakt in haar verdediging tijdens het proces.
Maar de belangrijkste reden dat het stinkende potje van Eternit in Kapelle-op-den-Bos zo lang gedekt is gebleven, is de omerta die er heerst. Een afgevaardigde van het bedrijf zelf bezoekt slachtoffers met een cheque van 40.000 euro uit het asbestfonds. Bij de aanvaarding ervan wordt bovendien een contract getekend dat geen schadeclaim zal worden ingediend. Je kan je voorstellen dat iemand met longvlieskanker, die weet dat hij of zij slechts gemiddeld nog 12 maanden heeft te leven, zijn nabestaanden liever een som geld nalaat dan een proces waarvan men het einde niet ziet. Zelfs het asbestfonds dient dus om diegenen die jarenlang hun verantwoordelijkheid hebben ontlopen, buiten schot te houden. Bovendien wordt het fonds gespijsd door BTW-inkomsten en sociale bijdragen, in plaats van door de historische asbestverwerkers.
De moed van de familie Jonckheere om een proces te beginnen, doorbreekt de omerta die jarenlang in het dorp bestond. De vader, Pierre Jonckheere, was 30 jaar lang ingenieur in de fabriek van Kapelle-op-den-Bos en werd nooit door de directie op de hoogte gebracht van de gevaren. Hij is in 1987 overleden aan longvlieskanker. Maar dit proces gaat eigenlijk over de moeder, Françoise, die naast de fabriek woonde en nietsvermoedend haar vijf zonen, samen met vele andere kinderen van het dorp, op de afvalbergen van het bedrijf liet spelen. Twee van hen stierven kort na haar dood in 2000.
Eind november valt het verdict over de aansprakelijkheid van Eternit. Het bedrijf is volgens ons alvast maatschappelijk verantwoordelijk.
Reeds in de jaren twintig toonden studies aan dat asbest schadelijk is. In de jaren vijftig stapelden de wetenschappelijke bewijzen voor de relatie tussen asbest en kanker zich op. Ondanks die kennis bleef men asbest verwerken, ook in ons land. In 1965 werden de arbeiders vooraan aan de productieband bij Eternit zelfs enkele franken meer per uur betaald dan die verderop aan de band. In recente rechtszaken in Nederland houdt Eternit vol dat het pas in de jaren zeventig kennis had van de gevaren van asbest. Het bedrijf bleef wel asbest produceren in Kapelle-op-den-Bos tot in 1994.
Maar naast Eternit hebben ook de verschillende overheden in ons land boter op het hoofd. De voorbije weken kwam vooral de rol van het federale niveau aan bod in verschillende media: pas in 2001 kwam er een volledig verbod van asbesttoepassingen in ons land. Pas sinds 2007 bestaat het fonds voor asbestslachtoffers.
Maar ook de andere beleidsniveaus ontlopen hun verantwoordelijkheid. Te beginnen met de Vlaamse overheid. Reeds lang pleiten we voor een saneringsfonds. Het geld voor dat fonds moet komen van de historische asbestverwerkers, dat moet dienen om premies voor verwijdering en audits te financieren. Want in ontelbare woningen in gans Vlaanderen is immers asbestcement aanwezig. Vaak weet men dit niet. En als het wel geweten is, blijft een professioneel verwijderingbedrijf erg duur.
Bovendien is asbestcement pas gevaarlijk als het bewerkt wordt of verweert. En aangezien de asbesthoudende materialen bij mensen thuis steeds ouder worden, verhoogt ook het risico op verwering. Een saneringsfonds kan audits en verwijderingen bekostigen om toekomstige slachtoffers te vermijden. Het antwoord van Vlaams milieuminister Joke Schauvliege: te duur.
Ook het provinciale niveau kan wat doen. Zo kan het bijvoorbeeld financieel bijspringen bij de sanering van jeugd- en sportlokalen. Het groene provincieraadslid Willy Vanderstappen -die zelf stierf aan longvlieskanker- zorgde er mee voor dat er een asbestwijzer kwam, dat verkrijgbaar is op elk gemeentehuis en aan verbouwers meegegeven wordt. Maar verder dan sensibiliseren wil het provinciebestuur van Vlaams-Brabant niet gaan.
Het gemeentelijke niveau tenslotte? Burgemeester van Kapelle-op-den-Bos Leo Peeters maakt zich sterk dat hij steeds alles in het werk heeft gesteld om de gezondheidsrisico’s van het wijdverbreide asbest in zijn gemeente terug te dringen. De waarheid is dat jeugdlokalen, waar asbest aanwezig was, recent verbouwd werden door… vrijwilligers. Omdat het gemeentebestuur geen budget wilde vrijmaken voor een professionele aanpak.
De verschillende beleidsniveaus verwijzen naar elkaar en steken de kop in het zand. Is men te laf om de historisch verantwoordelijke bedrijven financieel te laten opdraaien? Heeft men schrik voor het kostenplaatje? Is men bang dat de burger zou beseffen dat er nieuwe asbestslachtoffers kunnen vallen? Terwijl in Kapelle-op-den-Bos de omerta wordt doorbroken, is de stilte bij de verschillende overheden in ons land oorverdovend.
Leen Van Aken (provincieraadslid voor Groen! en bestuurslid ‘stichting Willy Vanderstappen’, stichting ter voorkoming van asbestslachtoffers) Hermes Sanctorum (Vlaams parlementslid voor Groen!)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier