In München overleed Christoph von Dohnányi, net geen 96. De hooggeroemde dirigent maakte van het Cleveland Orchestra een van de beste symfonische gezelschappen ter wereld.
Christoph, jongste van drie, komt uit Sacrow, net buiten Berlijn, en uit een prominent, protestants-Hongaars milieu. De jongen krijgt pianolessen, leest veel en haat de school. ‘Alles dus normaal,’ vat hij het later samen. Voor hulp aan Joden verdwijnt zijn vader – jurist bij de overheid – tijdens de oorlog in een concentratiekamp.
Brutaal
Wanneer de Wehrmacht Christoph voor legerdienst oproept, stopt zijn opa hem als geneesheer vol medicijnen. Controleartsen keuren de totaal verdwaasde knaap af. De nazi’s ontdekken echter dat zijn vader ook betrokken was bij een mislukte bomaanslag op Hitler. Ze hangen hem – luttele dagen voor de bevrijding – op aan een pianosnaar. Na de oorlog vliegen Amerikaanse militairen het gezin naar München, weg uit het dan Russische stuk Duitsland.
Christoph denkt aan een opleiding geneeskunde of politiek, maar begint aan rechten om al snel op muziek over te schakelen: piano, compositie en dirigeren. Hij studeert verder bij zijn naar de VS uitgeweken grootvader, componist Ernst von Dohnányi. En: hij krijgt er les van Leonard Bernstein. Die biedt hem een baan aan, maar Dohnányi gaat terug naar Duitsland. Hij wordt er de jongste muziekdirecteur ooit van de filharmonie van Lübeck.
Zo begint een odyssee als dirigent langs de grote Duitse operahuizen. In dat van Frankfurt haalt hij Gerard Mortier binnen als dramaturg. De jonge Belg beschouwt zijn chef, die ook eigen operabewerkingen brengt, zijn leven lang als ’s werelds beste orkestleider. Een gemakkelijk baasje is hij niet. Brutaal eerlijk, niet beducht om recalcitrante muzikanten te kapittelen of directies te ergeren. Zo stopt hij bij de Hamburgische Staatsoper met de productie van de Ring des Nibelungen omdat het huis niet genoeg investeert in toneelmachinerie. Hij bouwt een onwrikbare reputatie op als specialist Germaanse componisten – vooral Brahms – maar dweept tegelijk met het 20e-eeuwse repertoire. In 1982 trekt hij naar het Cleveland Orchestra, dat als topformatie wat verpietert.
Rolls-Royce
Op een Europese ‘Kapellmeister’ zitten de muzikanten er naar eigen zeggen niet te wachten. De Duitser haalt hen naar de les. Noten exact spelen, maakt voor hem slechts een stukje van het verhaal. Ziel, daar draait het om en dat krijg je dankzij ritme, klank, intonatie, door interne chemie en naar elkaar te luisteren. Interpreteren mag, daar is hij zelf een kei in. Maar technische perfectie moet. Een verbijsterde journalist ziet bijna een volledige repetitie opgaan in discussies over de intensiteit, duur en het timbre van één veeg over de cimbalen.
Dohnányi maakt van het Cleveland Orchestra een wereldtopper. Hij dweilt er alle continenten mee af maar blijft bescheiden over zijn bijdrage tot het succes. ’Het orkest was al goed toen ik hier arriveerde. En in onze kleine stad zijn de muzikanten honkvast. Ze wonen vlakbij, hebben een parkeerplaats en een goede kantine.’ Omdat Cleveland hem maar goed vier maanden per jaar kost, wordt de Duitser in de jaren negentig ook hoofddirigent van het Londense Philharmonia Orchestra. In Cleveland krijgt hij het moeilijk einde jaren negentig. Platenmaatschappij Decca annuleert zijn opnamen van de Nibelungen-cyclus wegens te duur en het bestuur van zijn Orchestra wil het project niet zelf financieren.
In 2002 stopt hij bij ‘de Rolls-Royce van de orkesten’ (zijn eigen woorden). Hij werkt voortaan als gastdirigent bij de meest prestigieuze Europese huizen. Zijn laatste echte optreden – op zijn 85e – dateert van 2014, meteen zijn 77e opvoering op de Salzburger Festspiele. Zijn rug en oren spelen dan op. Ergerlijk voor de maestro die zijn leven lang de ring van zijn vader droeg en volgens een van zijn Duitse concertmeesters ‘elk vlo hoorde hoesten.’
Christoph von Dohnányi creëerde de Rolls-Royce van de orkesten.
‘De muzikanten hebben een parkeerplaats en een goede kantine.’