Op het eerste gezicht lijken ze niet op elkaar. Fritz Tavernier is groot, streetwise, een rapper. Zijn vader Lieven stiller, kaler, een singer-songwriter uit de goede oude doos. Iemand die veel te weinig op de radio komt, maar wel ooit klassiekers als De eerste sneeuw en De fanfare van honger en dorst neerkrabbelde.
Een paar jaar geleden stonden ze samen op het podium tijdens de Gentse Feesten. Het regende die avond oude wijven, maar op het Laurentplein gebeurde iets bijzonders. Fritz rapte zijn vader toe: ‘Papa, ik heb u zo graag gezien, zo vaak vereerd. Maar ook kwaad geweest. Papa, veel te koppig, veel te slordig. Veel te vaak ben ik alleen in mijn gedachten. Dus mama zegt dat ik steeds meer begin te lijken op u.’
Of dat ook zo is, weten alleen zij. Ze hebben wel een prachtige plaat samen gemaakt: Zo vader, zo zoon. Niet omdat het commercieel een goed idee zou zijn, maar omdat ze er allebei zin in hadden. Omdat het zelden gebeurt dat een vader en een zoon zoiets doen, dat ook. En omdat Fritz het geinig vond om eens een Lieven Tavernierplaat te producen – als een soort paard van Troje. ‘Ik heb onder een nummer zelfs een trapbeat gezet. Meestal zou dat totaal niet passen. Maar deze keer klopte het.’
‘Trap? Wat is dat?’ vraagt Lieven. ‘Ik ken alleen de familie Trapp.’
‘Dat is een genre binnen de hiphop, pa.’
***
‘Ik was niet geboren voor het vaderschap’, vertelt Lieven. Het stond niet op zijn lijstje. Tot hij op een dag drie zonen had en er nog trots op werd ook. ‘Omdat ze alle drie zo’n boeiende weg insloegen.’
‘Mijn vroegste herinnering aan jou is dat jij ‘s avonds voorlas’, zegt Fritz. ‘Op voorwaarde dat ik de laatste zin van het verhaal van gisteren onthouden had.’
Dat is de oude niet vergeten. ‘Soms dacht ik: bij de volgende passage gaat hij wenen. En ik las verder uit Alleen op de wereld, op een zo dramatisch mogelijke toon. Maar – je zult het altijd zien – de waterlanders rolden even later over mijn wangen. Niet over die van Fritz.’
‘Ik heb genoeg getwijfeld. Nu kom ik alle erkenning pakken die mijn vader had moeten krijgen, wow.’
In die tijd las Lieven soms columns voor op de radio uit Een bijzonder kind. Thuis in Gent luisterde Fritz, met een grote koptelefoon op zijn hoofd, naar zijn vader. Hij herinnert zich ook nog dat ene moment, in de gang naar de badkamer. De ex van zijn broer zei: ‘Die Fritz, dat is een rare kleine.’ ‘Omdat ik zo’n rijke woordenschat had: allemaal woorden die ik gejat had uit Een bijzonder kind, maar dat wist ze niet. Ik begreep toen de betekenis van die woorden niet, dat kwam pas later.’
Intussen reed het gezin Tavernier naar Frankrijk. Op de Autoroute du Soleil draaide Lieven altijd dezelfde cassetjes in de auto: Jesus, the Missing Years van John Prine, Skinny Legs van Lyle Lovett en Across the Great Divide van Nanci Griffith. Want ‘als Nanci zingt, moet er voor de rest weinig gezegd worden’. Hoewel, op de plaat rapt Fritz: ‘Papa, er zijn een paar dingen die me van het hart moeten. Nu het nog kan. Ik ben extreem gepassioneerd. Maar ook extreem getalenteerd in het verbergen van gevoelens. Ik ben stil, net als gij. Ik drink, net als gij. En als ze vragen wat er is, zeg ik: “niks”. Net als gij.’
***
‘Dat is een karaktertrek van de Taverniers,’ zegt Lieven. ‘Audrey Hepburn zei ooit: “Bij ons thuis werd er geleerd om niet over jezelf te praten.” Zo was het ook ten huize Tavernier. Ik groeide op boven de winkel Eigen Schoon in de Mageleinstraat in Gent, waar mijn ouders heiligenbeelden en snuisterijen verkochten. Omdat ze voortdurend in de winkel stonden, bleef er weinig tijd over voor hun kinderen.
‘Van de navelstreng tot de retorica stuurden ze ons op internaat. Vier of vijf keer per jaar keerde ik terug naar huis, maar zelfs dan waren ze altijd bezig in de winkel. Ik kan mij ook niet meer herinneren dat mijn moeder mij ooit vastgepakt heeft – het lichaam was bijna des duivels.’
Hij heeft zijn moeder nooit gekend. ‘En op een dag was ze er niet meer. Ik was toen met de jongcommunisten in Rusland om de weldaden van het regime te ontdekken – iets wat ik thuis uiteraard verzwegen had. In Odesa riep de gids, die alleen slecht Frans sprak, mij bij zich. “J’ai une nouvelle triste: votre père est décédé.”
‘Ik viel compleet uit de lucht, want ik had mijn ouders in goede gezondheid verlaten. Halsoverkop keerde ik terug naar België. In Zaventem belde ik mijn broer. “Ik zal je vader even doorgeven”, zei hij. Dat was een nog grotere shock, want ik had me de hele reis voorbereid op zijn begrafenis. Bleek dat onze gids de woorden mère en père verwisseld had.
‘Het vreemde is dat ik nu, jaren later, soms over haar schrijf. “Waar komt dat toch vandaan?” vraag ik me dan af. Zeker omdat ik lang kwaad geweest ben op haar en mijn vader. Terwijl ik nu besef dat ze ook maar hun best deden, zoals de meeste ouders. Zij waren kinderen van hun tijd, net als ik.’
Achteraf bleken die internaatsjaren ook een zegen. Lieven leerde er gitaar spelen. Zijn vader had hem er een cadeau gedaan, al noemde hij het zelf ‘een banjo’. ‘Elke ochtend, na het ontbijt en voor de les, mocht ik er twintig minuten op tokkelen van de paters.’
***
Het was zijn troost in die lange collegegangen. Net als de liedjes van Jaap Fischer. En die van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh. Ze leerden hem dat Nederlands een zingbare taal was. Pas later hoorde hij ’s nachts op een transistorradiootje Bob Dylan A Hard Rain’s A-Gonna Fall kreunen. Ook hij werd een toeverlaat, maar zijn beslissing stond toen al vast: hij zou in het Nederlands zingen.
Het duurde nog tot zijn achtenveertigste voor hij zijn eerste plaat uitbracht. Al had hij toen al zijn beste nummers cadeau gedaan aan Jan De Wilde. ‘Daar heb ik nog altijd geen spijt van, want je kinderen zijn je bezit niet.’
Maar wel een levensverzekering: ze zullen De eerste sneeuw blijven draaien, in welke versie dan ook. Zolang het sneeuwt, tenminste – wellicht is Lieven Tavernier de enige artiest ter wereld die om puur opportunistische redenen tégen de klimaatopwarming is. Fritz: ‘Elk jaar als de eerste sneeuwvlok uit de lucht valt, sms ik hem: “Kassakassa! Sabam-inkomsten voor onze erfenis! Goed gedaan, pa.’’’
Waarop zijn vader wat hindoeïstische wijsheden citeert uit de Mahabharata: ‘Gij hebt het recht om te werken, maar slechts omwille van het werk. Gij hebt geen rechten op de vruchten van uw werk. De zucht naar de vruchten van het werk mag nooit het motief tot werken zijn.’
‘Geweldige cover van Tomorrow is a Long Time van Dylan, Lieven’, zei iemand. Maar allee, dacht ik, dat is mijn eigen nummer!
Vaders als Lieven Tavernier hebben gevolgen. Als kind ging Fritz vaak mee naar zijn optredens. Hij zat dan in een hoekje te luisteren. In zijn hoofd vormde zich toen al een nieuwe fanfare van honger en dorst. Zijn fanfare. Al was ook de leraar Engels schuldig. ‘In zijn les hoorde ik soms woorden waarvan ik dacht: dat is een wijs woord, dat ga ik gebruiken. Ik herinner me nog altijd een van mijn eerste teksten: (zingt) A heart is an empty room… “Fantastisch, man”, zei mijn maat. En twee tellen later, boos: “O nee, dat komt uit Valerie van uw vader: “Een hart is soms een lege kamer, als je alleen bent met je jaloezie.’’ Je moet verdomme beter leren stelen.’
Lieven: ‘Iedereen steelt in zijn leven. Er zijn altijd sherpa’s die je bagage dragen op weg naar de onbereikbare kunstberg. Ze worden nooit genoemd, maar ze zijn wel ontzettend belangrijk. In de middeleeuwen deden ze daar niet flauw over. Bij een lai, een versvorm uit die tijd, zeiden ze op voorhand: die en die heeft mij beïnvloed. In de romantiek is dat veranderd. Vanaf toen moest je beweren dat je het allemaal zelf uitgevonden had.
‘Onnozel natuurlijk: er zijn zo veel mensen die je omringen en je beïnvloeden. Al moeten ze niet overdrijven. Gisteren, na het concert, zei iemand me: “Geweldige cover van Tomorrow Is a Long Time van Dylan, Lieven.” Maar allee, dacht ik, dat is mijn eigen nummer. (lacht) En dan was er ook nog iemand die me ooit schreef: “Goed concert, Lieven. Jammer alleen dat je covers zingt van Jan De Wilde.”’
Fritz: ‘Gerard Reve zei ooit: “Alles wat nieuw is, veracht ik. Poëzie mag enkel oud zijn.” Waarmee hij eigenlijk bedoelde: alles stamt uit een zekere traditie.’
Lieven: ‘Je bent altijd een zoon van J.D. Salinger of Tsjechov.’
Of van Lieven Tavernier. Al is Fritz misschien ook een beetje de zoon van de Gentse rapper Castro. In het laatste jaar van het middelbaar moest hij een werk maken over iemand die hij bewonderde. Hij hoefde niet lang na te denken over wie dat zou kunnen zijn. ‘Castro en ik spraken af in het shoppingcenter aan het Zuid in Gent. Ik liet hem een paar dingen horen die ik gemaakt had. “Wijs,” zei hij, “maar als je iets wilt zeggen aan de wereld, doe het dan in de taal waarin je koffie drinkt met je vrienden. Anders zal je altijd maar een flauw afkooksel blijven.’’ Ik belde meteen naar mijn beste vriend en zei: “Het is gedaan met dat Engels, we beginnen in het Nederlands.’’’
Op zijn achttiende bracht hij, onder de naam Froze, Als het stil is… uit. ‘Natuurlijk was ik trots’, zegt Lieven. ‘Maar zijn genre lag me niet. Omdat de beat primeert op de zang. Ik ben nog van de oude school.’
Fritz: ‘Als jij in deze tijd jong zou zijn geweest, dan was je ook een rapper.’
Lieven: ‘Wat ik wel aan Fritz apprecieerde, was dat hij kant koos. Je moet van een zanger weten waar hij staat in het leven. Over John Prine zeiden ze ooit: ‘All his songs came from a place called sincerity.’ Dat vind ik belangrijk. Ik heb problemen met een nummer als Brood voor morgenvroeg van Bart Peeters. Niets tegen Bart – dat is een vakman. Maar ga dat lied eens zingen in een vluchtelingenkamp in Gaza, denk ik dan.’
Fritz: ‘Het moet in de eerste plaats een goede song zijn, vader. Een klef nummer met een boodschap? Laat maar zitten. Een van mijn bekendste nummers heet Lang leve België. In de eerste zin zegt de zanger dat hij hier graag woont. Tot hij rondkijkt en het ene na het andere ziet dat misloopt. Op den duur slaat hij door en krijgt die Lang leve België een heel andere betekenis. In die song zit mijn politieke visie, maar ik ben vooral blij dat het ook vormelijk klopt.’
***
Zoon steekt nog een sigaret op, vader een sigaar. Als de rook om hun hoofd is verdwenen, haal ik een herinnering op: Lieven Tavernier, live in café De Loge in Gent, op de voorlaatste dag van vorig jaar.
Het concert begon zoals steeds met een ellenlange verontschuldiging van de zanger, of dit concert echt wel een goed idee was. Waarop Fritz vanuit het publiek riep: ‘Komaan pa, begin eraan.’
‘Dat was geen gimmick’, lacht Lieven. ‘Ik ben echt zo onzeker als ik op het podium sta. Alle waardering voor mensen die Sportpaleizen vullen. Maar een podium van twee opeengestapelde bierbakken is voor mij al meer dan genoeg. Op mijn grafsteen zullen ze nooit schrijven: “Hier ligt een geboren entertainer.” (lacht)’
‘Dat is het verschil tussen ons’, zegt Fritz. ‘Nergens voel ik me beter dan op een podium. Ik zeg er zelfs dingen waarvan ik zelf haat als een zanger ze zegt tijdens een concert: “Komaan, handen in de lucht” (lacht)’
Soms, in Lege zaal, rapt hij: ‘Ik heb genoeg getwijfeld. Nu kom ik alle erkenning pakken die mijn vader had moeten krijgen, wow.’
‘Dat is een typische punchline van een rapper’, zegt Fritz. ‘We trekken het soms op flessen. De waarheid is genuanceerder. Natuurlijk vind ik dat mijn vader veel meer waardering verdient. Maar als je een groot publiek wilt bereiken, moet je toegevingen en keuzes maken. Mijn vader heeft die nooit gedaan.’
Lieven: ‘Stijn Streuvels zei ooit: “Alles in Vlaanderen begint met een winkel.” Ik werk graag achteraan, in alle rust aan mijn liedjes. Misschien heb ik mijn etalage te veel verwaarloosd.’
Fritz: ‘Je bent nu eenmaal ontzettend afhankelijk van de radio. Een hit verandert alles: dat geeft je bestaansrecht als artiest. Terwijl je er zelf niets aan te zeggen hebt, de wereld bepaalt dat. Ik heb het zelf gemerkt met Witte wolke. Het geeft zo veel energie om mensen een tekst van jou te zien meezingen. Of als ze me achteraf schrijven: “Dat nummer heeft mij door mijn revalidatie geholpen.”’
‘Ik wil de beste rapper van België worden’, zingt Fritz in Witte wolke. ‘En ik ga niet stoppen tot ik die level bereik. Tot elke film op een clip van Wes Anderson lijkt. Kijk, het is een kwestie van tijd. Dat ze ons in elke zaal boeken, dat ze mijn naam roepen.’
Hij deed er alles voor. Zelfs het ondenkbare voor een Gentenaar: Gent verlaten. ‘Alle Gentenaars hebben hun beste werk gemaakt als ze uit Gent weg waren’, zei Karel van de Woestijne ooit.
Maar het lag niet alleen daaraan. ‘Ik dool graag door Gent, maar op een dag was ik klaar met deze stad. “Na je vijfentwintigste maak je geen nieuwe vrienden meer”, zei een maat me.’
Omdat hij het tegendeel wilde bewijzen, verhuisde hij naar Brussel. ‘De anonimiteit van die stad trok mij enorm aan. De eerste jaren daar waren fantastisch. Ik voelde me niet bekeken en vrij. Ik leerde nieuwe vrienden kennen tijdens kraakfeestjes. Mijn zintuigen stonden open en ik was enorm productief, schreef de ene tekst na de andere.’
Maar dat veranderde tijdens corona. ‘In Brussel is het ook moeilijk ook om als Nederlandstalige artiest door te breken. Vandaag is dat misschien een beetje aan het veranderen met Zwangere Guy, maar toen dacht ik vaak na optredens: zou er nu iemand ook maar iets begrepen hebben van wat ik zei? (lacht)’
***
Natuurlijk kreeg hij heimwee en zijn vader wist het – Gent calling. Vandaag woont Fritz weer in zijn heimat, tussen zijn oude vrienden. ‘Onze wegen komen altijd samen. Het verleden is zodanig gekruist en gevormd dat we elkaar steeds weer tegenkomen.’
Al is er wel een verschil met vroeger: niet al zijn dagen bestaan nog uit muziek, zoals vroeger. Anderhalf jaar geleden zette hij zelfs een boodschap op Instagram, die The End (for now toch) heette: ‘Ik heb gevochten voor mijn dromen, de hemel bestormd en de bliksem voelen inslaan. (…) Ik open YouTube en bekijk de clip van als het stil is. Ooit was ik 18, ooit schreef ik deze track. Nu ben ik 34, nu weet ik niet wat ik moet schrijven. En als je niet weet wat gezegd, is het beter om even te zwijgen. Bedankt voor alles. Fritz.’
‘Zo voelde het toen ook aan. Sinds mijn achttiende staat de knop aan. Altijd was ik obsessief bezig met muziek. Ik wilde er nooit rijk mee worden, wel kunnen overleven. Soms lukte dat, soms niet. Toen was ik vooral moe. Ik wilde even het bos in.’
Maar intussen is hij weer bezig met nieuwe nummers – nee, het gaat nooit over. En met een boek. ‘Zowat het domste plan ooit als je wilt rondkomen. Ik heb het ook geweldig onderschat, maar vind het wel ongelofelijk boeiend.’ Een titel heeft hij nog niet, al zou het Dood van een ego kunnen zijn.
In afwachting luisteren we nog één keer naar Zo vader zo zoon. Ergens zingt Lieven: ‘Zoon, ik geloof in u, zelfs als niemand anders dat doet. Ik begrijp wat je nu voelt.’
‘Is dat niet een zin die jij voor mij geschreven hebt en die ik dan moest zingen?’ lacht Lieven.
‘Dat wil toch elke zoon, dat een vader zoiets zegt’, grijnst Fritz terug.
Zo vader, zo zoon van Fritz & Lieven Tavernier is uit op vinyl. Meer info op lieventavernier.wordpress.com