De twijfels van historicus en schrijver Anaïs Van Ertvelde: ‘Bij grote levensbeslissingen kan ik perfect mijn buikgevoel volgen’

© Thomas Nolf

’Toen ik als achttienjarige naar de universiteit ging om geschiedenis te studeren, leefde ik in de illusie dat de geschiedenis grotendeels geschreven was. Af en toe zouden er wel nieuwe stukken opduiken, uit de archieven van het Vaticaan of de Stasi, maar meer ook niet. Dat narratief kregen we steevast mee in het middelbaar onderwijs’, vertelt historicus Anaïs Van Ertvelde.

Elke week vraagt Knack in de rubriek Durf twijfelen naar de twijfels van bekende mensen.

‘Maar aan de universiteit ontdekte ik snel dat geschiedenis fragiel mensenwerk is. Het is alsof je door een immens pakhuis met duizenden snippers papier loopt. Veel wat tussen de “grote mijlpalen” plaatsvond, werd niet beschreven. En wat wél op papier staat, kwam er vanuit een bepaald perspectief, dat later voortdurend opnieuw geïnterpreteerd zou worden. Dat is een mooie gedachte, die oproept tot een soort epistemologische nederigheid. Academische kennis opbouwen is een proces van zoeken, plakwerk, gissen. Dat inzicht is het grootste cadeau dat die opleiding me heeft gegeven.’

Hoe kreeg dat vorm in uw eigen onderzoek?

Anaïs Van Ertvelde: Ik wilde graag de geschiedenis van de handicapbeweging schrijven, omdat daarover amper een letter op papier was gezet. Bij de jaren 60 en 70 denken we aan dolle mina’s, maar niet aan mensen in rolstoelen die protesteerden. Nochtans waren die er ook. Maar omdat de geschiedschrijving er niet is, lijkt het alsof het niet is gebeurd.

Hoe anders zou de wereld voor mij geweest zijn, als tiener met een handicap, mocht ik geweten hebben dat er zoiets bestond als handicapactivisme? Toen ik me daarin begon te verdiepen, zag ik hoe het perspectief op handicaps doorheen de jaren was verschoven. Eerst werd er met een individuele en medische blik naar gekeken. Later volgde het sociale model: niet het lichaam heeft een handicap, maar de samenleving. Nog later kreeg je culturele visies, zoals de controversiële vraag van Robert McRuer (een van de grondleggers van het onderzoek naar queer-handicaps, nvdr): ‘Wat zou het kunnen betekenen om naar een handicap te verlangen?’

‘Over handicapactivisme is amper geschreven, alsof het niet bestond.’

En tien jaar later kwam ook daarop een reactie, vanuit de global disability studies: ‘Als je gehandicapt raakt door een bombardement in Gaza, kan dat dan ook tot vreugde leiden?’ Zo probeer je er steeds nieuwe ideeën bij te nemen, zonder de oude overboord te gooien. Ik hoop dat mijn denken op mijn 80e nog altijd wendbaar zal zijn, dat ik me niet angstig zal vastklampen aan ideeën die ik ooit zinvol vond.

Twijfelt u vaak?

Van Ertvelde: Als het over grote levensbeslissingen gaat, kan ik perfect mijn buikgevoel volgen. Maar ik cultiveer wel een traagheid in mijn denken: als ik een boek schrijf of onderzoek voer, wil ik de tijd nemen om alle perspectieven te ontdekken en niet te snel tot conclusies komen. Twijfel is voor mij een methodologie. Ik wantrouw academici die overtuigd zijn van hun grote gelijk en daarin vastroesten. We moeten de gevestigde kennis altijd ter discussie blijven stellen.’

Historica Anaïs Van Ertvelde: ‘Veel mensen durven niet eens tegen hun baas zeggen dat ze gehandicapt zijn’

Partner Content