‘Ik heb geen tijd om dood te gaan’ (Jeroen Brouwers)

© Belga

Knack sprak met Jeroen Brouwers bij de toekenning van de Literatuurprijs 2011 van de Vlaamse provincies voor zijn roman ‘Bittere bloemen’.

Zeventien literaire prijzen had hij tot nu toe gewonnen en daar komt nu dus een achttiende bij: de Literatuurprijs 2011 van de Vlaamse Provincies, goed voor 10.000 euro. De 71-jarige Jeroen Brouwers veegt het epitheton ‘literair prijsbeest’ in de Limburgse bossen lachend van tafel. Alleen de P.C. Hooftprijs ontbreekt nog op zijn erelijst. En de Nobelprijs voor de Literatuur, natuurlijk.

Een literaire prijs krijgen, doet dat iets met een schrijver? Jeroen Brouwers: Ach nee, ik ben ondertussen toch al zo’n vijftig jaar bezig in de literatuur. Die prijzen komen op je af. Je hoeft daar geen moeite voor te doen. Na het applaus voor de prijs vergeet je die weer onmiddellijk. Ik bewaar enkele oorkondes en blikken bekers onder mijn bed en mijn Gouden Uil staat ergens op de trap. Hier beneden laat ik me liever omringen door een beeldje van Dante.

Bittere bloemen gaat over een zekere Julius Hammer, een oude vent van 81, die zijn laatste levensreis maakt. Brouwers: En die al een heel leven achter de rug heeft en verschillende carrières: hoogleraar, schrijver, politicus. Hij wordt door zijn dochter op een cruiseschip gezet, waar hij geen zin in heeft, en daar uitkijkend over de zee komen bepaalde herinneringsflarden terug die voor de rest zonder context blijven. Hij zegt zelf dat zijn geheugen zo oud is dat hij geen verbanden meer kan leggen tussen zijn herinneringen. Het zijn dus flitsen en flarden.

Maar hij zegt ook: ‘Alle kunst, kennis, wijsheid spruit voort uit het geheugen.’ Brouwers: Maar tot zijn spijt moet hij erkennen dat zijn geheugen nu aan het verzwakken is, aan het vermisten en vervagen.

Toch krijgen die flarden in hun aparte, vaak archaïserende formulering vol taalmuziek een eigen schoonheid. Het lijkt wel een litanie. Brouwers: Die man is heel zijn leven in de hoedanigheid van politicus, hoogleraar en schrijver natuurlijk bezig geweest met formuleren. De zinsbouw die hij zich vroeger eigen heeft gemaakt tijdens zijn verschillende functies is hem op het lijf gegoten, ook wanneer hij aftakelt. Die man heeft altijd zo gedacht, zoals de roman geschreven is.

Met een zekere plechtstatigheid? Brouwers: Maar ook sierlijkheid. Die Hammer was en blijft een erudiet, ook in het verval, en terwijl hij zelfs letterlijk omvalt én zweet én delireert én gek wordt gemaakt door een plotse verliefdheid. Dat verraad van het lichaam wou ik in deze roman aan het woord laten.

‘Wat is mooier dan de ouderdom?’ citeert u letterlijk en nogal sarcastisch uit Harry Mulisch bij het begin van het boek. Brouwers: Nee, dat moet je anders lezen. Toen ik verleden jaar in oktober aan het laatste kwart van Bittere bloemen bezig was, stierf Mulisch. Dat heeft mij nogal aangegrepen want ik hield van zijn werk. Hij heeft mij zwaar beïnvloed. Ik wou dus een hommage aan Mulisch brengen. Ik heb een willekeurig boek van hem opengeslagen en daar een treffende passage uit gelicht.

Deze tiende roman was voor u het finale orgelpunt van uw romanschrijverij? Brouwers: Waarom zou het? Er zijn nog zo veel verhalen die in mijn hoofd rondzingen. Pas op: ik wil niet beweren dat er nog een elfde roman komt, maar in mijn hoofd blijft alles maar gonzen. Dat kan dan uitgroeien tot een essay, of een roman, of een theaterstuk. Pas als er een scherpe dia in mijn hoofd ontstaat of een duidelijk beeld, begin ik te schrijven. Je zou het kunnen vergelijken met het maken van een suikerspin op de kermis. Met Bittere bloemen was die eerste dia het beeld van een zielige oude man op een cruiseschip. Van het een komt het ander: wat is dat voor een oude man en wat doet die op een cruiseschip? En wat is het dramaatje dan? Iets met een jong meisje? En waar gaat dat schip dan heen? Naar de Middellandse Zee, zeg maar. Naar een eiland, zoals Sicilië? Nee, toch liever Corsica. Je vult alles in zoals een suikerspin wordt gemaakt.

Uw literaire verbeelding werkt zoals de draad van Ariadne? Brouwers: Ja, elk literair project begint in een labyrint en in duisternis. Maar of dat uiteindelijk uitmondt in een roman, bijvoorbeeld, weet ik dan nog niet.

Deze roman is een waar taalfeest waar u zelf woorden maakt die in geen woordenboek terug te vinden zijn. Wanneer het jonge meisje op wie Hammer verliefd wordt aan het koordje van haar string pulkt om het weer in de juiste positie te schuiven, luidt het dat het touwtje ’terugflepst’. Elders hebt u het over andijvie die ‘verdrast’. Brouwers: ‘Terugflepsen’ is een klanknabootsing waarin je de terugslag van het elastiekje op de naakte bil hoort weerklinken. En ‘verdrassende’ andijvie is inderdaad geen correct Nederlands maar mijn eigen kunsttaal die in dit geval verwijst naar andijvie die tijdens het koken papperig wordt, drassig. Tja, ik krijg soms in de Nederlandse pers het verwijt dat ik zelfs Vlaamse woorden durf te schrijven. Als die woorden in een logisch verband staan, is dat toch prima?

Die kunsttaal doet soms denken aan de schoonschrijverij van Tachtiger Lodewijk van Deyssel? Brouwers: Ach welnee. Ik wil taalmuziek creëren. Dat is waar.

U bent te laat geboren en was beter in het interbellum, een eeuw geleden, schrijver geweest toen literatuur er nog echt toe deed en schrijvers een belangrijke status hadden? Brouwers: Ja, misschien wel. Zo geboren rond 1880 en dan schrijven tot omstreeks de Tweede Wereldoorlog. Maar dat hebben mijn ouders mij min of meer voorgedaan.

Uw ouders zijn betrekkelijk jong gestorven: vader op zijn 61e en moeder op haar 73e. U bent nu 71. Houdt de dood u meer bezig dan vroeger? Brouwers: Er komst een ogenblik waarop je beseft dat het eigen lichaam je begint te verraden. Je bent tot alles in staat, en plots is dat afgelopen. Ik kreeg een herseninfarct, waardoor mijn rechterhand het nu nog nauwelijks doet. Waarom heb ik die luchtprothese nodig? Maar dat verval hoort bij het leven. En als schrijver wil ik onder woorden brengen waarom mensen het erg vinden om af te takelen of waarom ze het helemaal niet sneu vinden om te sterven. Als schrijver moet je in staat zijn om alles te beschrijven. Woorden zijn er in overvloed. Gebruik ze dan om er een schilderij van te maken.

De dood is voor u een zoveelste schrijversthema maar ook niet meer? Brouwers: Ooit ga ik dood. Dat is de enige zekerheid die je hebt in het leven. Maar hoe en wanneer weet ik niet en kan ik niet weten. Daar hoef je dan toch niet om bekommerd te zijn? Ik besef maar al te goed dat ik met mijn 71 tussen het levenseinde van mijn beide ouders in zit. So what? Ik heb gewoon geen tijd om dood te gaan. Ik heb nog van alles te doen. Misschien ga ik binnenkort een reis per cruise maken. Wie weet?

Frank Hellemans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content