Het eerste deel van Max Frisch’ Berlijnse dagboeken is nog niet uit, of er is al heibel over de publicatie. Het Max Frisch-genootschap heeft de dagboeken ‘gezuiverd’, zo blijkt nu.
In literaire kringen is men woedend over de gevolgen van zoveel plaatsvervangende schaamte. De publicatie zou een verminking van het werk van Frisch, een ’torso’, betekenen.
Kort voor zijn dood in 1991 heeft Max Frisch in een interview met de criticus Volker Hage het volgende over zijn Berlijnse dagboek gezegd: ‘Het dagboek heeft zeer veel met het huwelijk te maken, daarom kan ik het niet openbaar maken, wil ik dat ook niet. Het geheel is een eenheid, alles vloeit in elkaar over, ik kan daaruit geen fragment losweken.’ Frisch voegde eraan toe dat zijn dagboek geen kladboek was, maar dat hij het had geredigeerd, zodat alles tot in de finesses verwoord was. Eerder had Frisch zijn schrijvende collega Uwe Johnson, die in het Berlijnse journaal een vooraanstaande rol speelt, meegedeeld dat er heel wat krasse zaken in stonden, en dat zijn ‘eigendunk’ zich erin manifesteerde.
Schending van de privésfeer?
Frisch borg zijn dagboeken op in een kluis, die pas in 2011, twintig jaar na zijn dood, volgens de wil van de schrijver geopend werd. Frisch was van oordeel dat de dagboeken na twee decennia gepubliceerd konden worden, omdat er voldoende tijd over was gegaan. Op 20 januari verschijnen de eerste twee delen van de vijf schriften uit het ‘Berliner Journal’.
Nu blijkt echter dat de eindredactie van de dagboeken, het Max Frisch-genootschap, de twee eerste deeltjes niet helemaal heeft vrijgegeven, maar er een selectie uit gemaakt heeft, of beter, dat ze de helft heeft geschrapt. De verontwaardiging in literaire kringen is groot. Het Max Frisch-genootschap zelf argumenteert met het argument dat ze niemands recht op privésfeer wilde schenden.
De eindredactie van Frisch’ dagboeken verdedigt haar selectie met het argument dat de geschrapte fragmenten geen grote literaire waarde hebben en dat alleen de gepubliceerde delen van Frisch’ meesterschap getuigen. Alsof Frisch zelf niet in staat was om de waarde van zijn notities te beoordelen, aldus de critici die de handelwijze van het Max Frisch-genootschap scherp bekritiseren. Ze verwijten de uitgevers dat ze de wil van de schrijver met voeten hebben getreden.
Zelfs Marianne Oellers, de 74-jarige weduwe van de schrijver, werd niet geraadpleegd over de selectie van het Frisch-genootschap. De ‘Frankfurter Allgemeine Zeitung’ heeft bij de weduwe navraag gedaan, en die heeft bevestigd dat ze zelf de geschrapte fragmenten niet kent. Eigenlijk is zij de enige die kan oordelen over de vraag of de dagboeken van haar man haar privésfeer schenden, want daar gaat het wellicht toch om.
Bovendien, wat is schending van de privésfeer? Frisch’ roman ‘Montauk’ is zelf een onafgebroken en bewuste schending van de privésfeer, aldus de tegenstanders van het Frisch-genootschap. In april 1974 had Frisch, die een literaire tournee door de VS maakte, een affaire met de 32 jaar jongere Alice Locke-Carey. Deze ontmoeting in het dorp Montauk op Long Island was voor Frisch het uitgangspunt van de in 1975 gepubliceerde autobiografische roman ‘Montauk’. Daarin etaleert Frisch al zijn liefdesrelaties. In ‘Montauk’ bericht hij ook uitvoerig over zijn huwelijk met Marianne (en haar zijsprong met de Amerikaanse schrijver Donald Berthelme). De publicatie van ‘Montauk’ leidde tot een twist tussen de echtgenoten over de vraag wat privé en openbaar is in de literatuur. In 1979 werd het huwelijk tussen Max Frisch en Marianne Oeller ontbonden. De Berlijnse dagboeken van Frisch vertellen wellicht meer over de kwestie, die zich immers afspeelde in de Berlijnse periode van het echtpaar Frisch.
Schweinerei
In de FAZ merkt Frisch-kenner Volker Weidermann verder op dat het Frisch-genootschap vreemde ideeën heeft over het recht op privésfeer. Drie jaar geleden publiceerde het genootschap immers het zogenaamde derde dagboek van Frisch (‘Entwürfe zu einem dritten Tagebuch’, 2010), waarin Frisch heel wat intieme details uit het leven van de al genoemde Alice Locke-Carey vertelt. Carey zelf werd op geen enkel moment van die publicatie op de hoogte gebracht, niet vóór en niet na het verschijnen van het boek. Weidermann is hevig verontwaardigd over het eigengereide optreden van het Frisch-genootschap, dat het journaal van Frisch verminkt zou hebben.
Bovendien is uitgelekt dat het Frisch-genootschap overweegt om de laatste drie schriften van Frisch’ ‘Berlijnse journaal’ helemaal niet uit te geven, zogezegd omdat de schrijver de notities niet uitgewerkt zou hebben. Ook dat argument is in strijd met de geciteerde verklaring van Frisch dat alle notities van het dagboek drukrijp zijn. Samenvattend noemde een andere criticus de handelwijze van het Frisch-genootschap in voor iedereen verstaanbaar Duits een ‘Schweinerei’.
Piet de Moor