Benno Barnard

De schoenen van mijn vader

Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

Benno Barnard over hoe zich in de geërfde schoenen van de (groot)vader diens wereld weerspiegelde.

Nu mijn vader dood is, dringt het nog dieper tot mij door (tot daar waar het pijn doet) dat het calvinisme, die zwarte godsdienst met de smaak van jenever, mij nooit heeft misvormd. Ik ben er namelijk niet in opgevoed. Het Verschrikkelijke Besluit van God om al bij voorbaat een deel van de nog ongeboren mensheid uit te verkiezen en het andere deel te verdoemen – het zogenaamde decretum horribile, bij elkaar geredeneerd door het dorre genie van Johannes Calvijn – werd bij ons thuis op afgrijzen onthaald.

Mijn ouders noemden de ‘predestinatieleer’ onomwonden sadistische onzin. Maar de Vlaamse intelligentsia, gehecht als zij is aan haar clichés over de Nederlanders, koestert een beeld van het protestantisme dat overeenkomt met de voor mij exotische wereld van Jan Wolkers en Maarten ’t Hart. Ik heb zo vaak mogen horen dat ik een domineeszoon ben, dat ik op slag een hekel heb aan mensen die me zo noemen. Vade retro, gij vervloekte insinuaties van een vreugdeloos en bekrompen gedachteleven!

De waarheid is dat ik de zoon ben van een studeerkamergeleerde, die weliswaar gedurende mijn kindertijd zijn brood verdiende als predikant, maar die bovenal een dichter was. En een denker die consternatie veroorzaakte door op de kansel te verklaren dat de Internationale voor zijn vader, mijn grootvader dus, ook een psalm was geweest.

Die grootvader voert me langs de kromme der associatie naar een merkwaardig onderdeel van mijn erfenis.

Mijn grootvader Barnard is een schim uit het Rotterdam van de crisisjaren. Toen zijn stad was weggebombardeerd, werd hij er een vreemde, die zich tenslotte in 1953 maar liet overlijden. Ik kwam pas een jaar later ter wereld en bewaar dus geen herinneringen aan hem. Maar ik ken zijn melancholieke kop, onder meer van een foto genomen in zijn kapperswinkel. Het is een spookachtige afbeelding, met dat half uitgewiste ouderwetse gezicht boven de witte vlek van de traditionele kappersjas, die een wazige veeg vormt doordat hij heeft bewogen. Op de ruit staat in spiegelbeeld Heerenkapper H. Barnard geschreven. In de etalage hangen haarstukjes en pruiken, die ongetwijfeld zijn ontworpen om vele jaren mee te gaan; op de vensterbank staan sifons met een rubberen knijpbal naast flesjes Keuls water uitgestald. Er gaat van dit plaatje tegenstrijdig genoeg een onvoorstelbaar gevoel van burgerlijke zekerheid uit, terwijl de wereld die is afgebeeld op instorten staat. (Over deze grootvader heb ik al eerder geschreven in mijn boek ‘Eeuwrest’.)

Raar genoeg weet ik welke schoenen H. Barnard op die foto draagt, want hij bezat maar één paar: klassieke heerenschoenen van bijbelzwart leder, het soort schoenen dat je vroeger in Mediterrane steden kon laten poetsen tot de hemel erin weerspiegelde. Toen de inhoud van die schoenen zich definitief had uitgestrekt, erfde mijn vader ze. De schoenen waren toen al een jaar of twintig oud, maar nog altijd in uitstekende staat. Ik heb mijn vader er zeker tot 1970 dominee in zien spelen; ze pasten uitstekend bij zijn toga. Mijn moeder blonk ze altijd netjes op, met zwarte, romige schoensmeer, die uit een plat rond blikje kwam, dat je met een koperkleurige vlinderknip openmaakte. Bij de schoenen van mijn grootvader hoorden anachronistische begrippen als vlijt, degelijkheid en huisvrouw.

Schoenen erven! Schoenen zijn de meest onerfbare voorwerpen die er bestaan. Schoenen erven is een gruwelijke ketterij in de wegwerpeconomie, waarvan slijtage immers het belangrijkste dogma is. In de geërfde schoenen van mijn grootvader heb ik de laatste bleke glans van een dode wereld gezien.

Dit alles heeft als volgt met religie te maken. Ik ben een agnosticus. Ik kan niet zo goed met God overweg. Maar ik ben een groot voorstander van het conserveren van het beste in onze religieuze traditie. Natuurlijk niet de angst voor de duivel of de sadistische predestinatieleer van die Zwitser; maar wel de sublieme muziek, de grootse metaforen en symbolen, de gerimpelde formuleringen, de klassieke vertalingen in de volkstaal: dergelijke dingen.

Men hoeft zich verder geen zorgen te maken over mijn intellectuele gezondheid. Ik ben het ermee eens dat onze moraal in de wetgeving aan geen enkele religie mag worden gekoppeld. Religie is even intiem als seks. Beide vormen van intimiteit zijn in de liberale burgermaatschappij gescheiden van de staat. Er bestaat vrijheid van godsdienst en vrijheid van seksualiteit bij ons. Dat is goed; alleen bestaat er geen absolute scheiding van bed en staat, want sommige vormen van seks zijn wettelijk verboden. Ook dat is goed.

Ik ben een voorstander van onze morele noties. Ze zijn even superieur als onze morele praktijk de voorbije eeuwen inferieur is geweest. ‘Ik mag uw Christus, maar ik mag uw christenen niet,’ om Gandhi te citeren. Die noties van ons zijn onmiskenbaar Joods en christelijk. Onze gekoesterde Universele Mensenrechten zijn niets anders dan een juridische herformulering van passages uit de Bijbel.

De Bijbel – die bibliotheek hebben we weggegooid als oud schoeisel. Welke lot is onze moraal beschoren als de intelligentsia de oudste documenten van onze beschaving bij het huisvuil zet, als gevolg van een onbenullige frustratie opgelopen in de kerk of op het college? Onze kinderen behoren tot de derde generatie van cultuurhistorische analfabeten. Maar dit deuntje heb ik al tot vervelens toe geneuried.

Intussen bleek dat schoenenpaar uit het interbellum na de dood van mijn vader nog altijd bij hem in de kast te wonen, twee doffe zwarte artefacten, twee stuks archeologie, vervaardigd van leer dat op het fossiele af hard was geworden – een vondst als een Romeins olielampje, een handvol dukaten, een paar vuistbijlen. Ik heb ze maar mee naar huis genomen. Ik ben de verbaasde erfgenaam van vooroorlogse schoenen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content