Michel Maus

‘BTW op erelonen advocaten is stap dichter bij fiscale uitsluiting deel van bevolking’

Michel Maus Advocaat en hoogleraar fiscaal recht aan de VUB

De invoering van de btw op de erelonen van advocaten is een stap dichter bij de fiscale uitsluiting van een deel van de bevolking,’ zegt Michel Maus.

Een van de meest opmerkelijke maatregelen uit de begrotingscontrole is ongetwijfeld de invoering van btw op de erelonen van advocaten. In ruil voor de toegevingen op de accijnsverhoging voor diesel heeft de regering beslist dat er vanaf volgend jaar 21 procent btw komt op de diensten van advocaten. Dat zou 89 miljoen euro voor de begroting moeten opleveren. Helemaal verrassend is de maatregel niet. België was immers het enige land in de Europese Unie waar de prestaties van advocaten nog waren vrijgesteld van btw. Bovendien had de regering reeds vorig jaar beslist om ook de prestaties van notarissen en van gerechtsdeurwaarders aan btw te onderwerpen. Vanaf 1 januari 2014 zal dus op alle juridische prestaties btw moeten worden betaald.

Onmiddellijk na de aankondiging van deze maatregel rees de kritiek dat deze nieuwe belasting de drempel naar justitie aanzienlijk zal verhogen. Woorden als ‘klassenjustitie’ en ‘een advocaat wordt een luxezaak’ werden in verschillende media overgenomen. Ik ben het grotendeels eens met die kritiek. We mogen niet vergeten dat het niet de advocaten zullen zijn die door de btw-invoering worden getroffen. Zij hebben vanaf 1 januari 2014 immers enkel de plicht om btw aan te rekenen op hun ereloonstaten. De btw moet dus van het cliënteel komen. Als de cliënt ook btw-plichtig is, is er helemaal geen probleem: hij of zij kan de btw die aan de advocaat is betaald dan recupereren via de eigen aangifte. Wie dat evenwel niet zal kunnen doen, is het particuliere cliënteel van de advocaat. Dat heeft geen recht op btw-aftrek en zal dus de belastingverhoging volledig aangerekend krijgen. En het is precies dit aspect dat vragen oproept.

Particuliere cliënten zullen vanaf 1 januari 2014 gewoon 21 procent meer moeten betalen wanneer ze een advocaat om juridische bijstand verzoeken. Dat dit drempelverhogend werkt, is duidelijk. Het doet zelfs de vraag rijzen of de toegang tot justitie er niet door wordt bemoeilijkt. Te meer omdat we vaststellen dat de btw op prestaties van advocaten eigenlijk het sluitstuk is van een verregaande fiscalisering van de juridische bijstand. Wie vandaag in een juridische procedure wordt betrokken, mag het fiscaal gelag betalen. Wie in een echtscheiding betrokken raakt, zal zeer snel voelen dat scheiden ook fiscaal lijden betekent. Niet alleen wordt de factuur van de advocaat, notaris en gerechtsdeurwaarder voor hem (of haar) 21 procent duurder, er is ook nog de fameuze ‘miserietaks’ op de verdeling van de gezinswoning tussen de echtgenoten, die vorig jaar van 1 naar 2,5 procent werd opgetrokken. Voor de minderbedeelden kan dat probleem voor een stuk worden opgevangen door het pro-deosysteem, maar de minister van Justitie overweegt om zelfs voor pro-deocliënten een remgeld in te voeren.

Sommigen hebben al gesteld dat advocaten er zelf toe kunnen bijdragen om justitie betaalbaar te houden door hun tarieven te verlagen. Of ze daartoe bereid zullen zijn, valt evenwel te betwijfelen. Binnen de Europese Unie zijn de Belgische advocaten immers het goedkoopst, na hun Griekse confraters. Veel ruimte voor een tariefverlaging is er dus niet. Bijgevolg is het nu reeds duidelijk dat de kostprijsverhoging volledig aan het cliënteel zal worden doorberekend.

Als we dat allemaal op een rijtje plaatsen, kunnen we op het vlak van de toegang tot juridische bijstand stilaan spreken van een fiscale uitsluiting van een aanzienlijk deel van de bevolking. Dat mag niet de bedoeling zijn van een rechtsstaat die naam waardig.

Michel Maus

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content