Wie wint dit jaar de Libris Literatuurprijs?

Libris Literatuurprijs 2019 © GF

Vanavond/maandagavond 6 mei weten we wie de Libris Literatuur Prijs 2019 wint.

Volgens de recensenten is Ilja Leonard Pfeijffer met zijn ‘Grand Hotel Europa’ de grootste kanshebber onder de zes genomineerden. Onder die zes is er maar één Vlaming: Johan de Boose met ‘Het vloekhout’. Hij wordt eerder gezien als een outsider. De winnaar krijgt 50.000 euro.

Juryvoorzitter Jet Bussemaker maakt maandagavond in Amsterdam bekend wie Murat Isik (‘Wees onzichtbaar’) opvolgt als winnaar van de Libris Literatuur Prijs, de bekroning voor het beste oorspronkelijk Nederlandstalige werk van het afgelopen jaar.

Uit een longlist van 18 kanshebbers distilleerde de jury in maart zes genomineerden: Ilja Leonard Pfeijffer (‘Grand Hotel Europa’), Jan van Aken (‘De ommegang’), Rob van Essen (‘De goede zoon’), Esther Gerritsen (‘De trooster’), Bregje Hofstede (‘Drift’) en Johan de Boose (‘Het vloekhout’).

‘De shortlist toont een staalkaart van stijlen, maar met één gemeenschappelijke deler: het zijn stuk voor stuk boeken die erin geslaagd zijn een verzonnen wereld zo overtuigend neer te zetten dat de lezer niet anders kan dan zich eraan over te geven, zich te laten meevoeren in onbekende hoofden, zich te verplaatsen in andere levens en andere denkwerelden. Om op die manier wellicht ook anders naar onze eigen wereld te kijken’, zo schreef de jury toen in haar rapport.

Op basis van de recensies lijkt Pfeijffer topfavoriet. Zijn ‘Grand Hotel Europa’ kreeg veel positieve kritieken en ontpopte zich in geen tijd tot een bestseller. Als Pfeijffer zou winnen, zou dat zijn tweede Libris-triomf zijn. Eerder won de Nederlander al in 2014 met ‘La Superba’.

Maar misschien gaat de prijs naar Esther Gerritsen. Zij staat intussen voor de vierde keer op de shortlist, maar won nog nooit. Ook Bregje Hofstede was eerder al genomineerd (met ‘De hemel boven Parijs’) en ook Rob van Essen haalde eerder al (in 2009) de shortlist met ‘Visser”, maar moest toen de duimen leggen tegen ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’ van Vlaming Dimitri Verhulst.

De enige Vlaming die dit keer de shortlist heeft gehaald, is Johan de Boose met ‘Het vloekhout’, een merkwaardig verhaal verteld vanuit het perspectief van een stuk hout. Het boek van de Boose lijkt eerder een outsider, maar het zou bij de Libris niet de eerste keer zijn dat een outsider wint.

De winnaar van de Libris Literatuur Prijs krijgt een som van 50.000 euro en een bronzen legpenning. De prijsuitreiking vindt maandagavond plaats in het Amstel Hotel in Amsterdam en is live te volgen in Nieuwsuur op NPO2.

Ila Leonard Pfeiijffer – Grand Hotel Europa

‘Grand Hotel Europa’ van Ilja Leonard Pfeijffer is één van de grote kanshebbers. Met zijn epos over het oude continent, migratie en massatoerisme schreef hij volgens verschillende recensenten alvast ‘de roman van het jaar’.

In zijn nieuwste roman neemt Ilja Leonard Pfeijffer ons mee in zijn eigen leven, of zo lijkt het toch. Het verhaal begint wanneer de schrijver zijn intrek neemt in Grand Hotel Europa, een chique hotel met glorierijk verleden, een majordomus van de oude stempel die alles tot in de puntjes regelt en een piccolo compleet met rood uniform en typische hoed.

Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeiffer
Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeiffer© GF

Dat hotel groeit uit tot een symbool voor alles wat fout loopt in het huidige Europa. Een Chinese investeerder neemt het over en verandert de illustere Chinese zaal in een ordinaire Engelse pub, de majordomus kan niet met een computer overweg en wordt vervangen door een general manager, de vaste gasten – onder wie de norse Franse dichteres Albane en de kluizenaar-intellectueel Patelski – zien hun favoriete lusters en schilderijen verdwijnen en het ontbijt à la carte wordt een buffet.

Het destructieve karakter van massatoerisme loopt als een rode draad door de roman van Pfeijffer. Hijzelf verblijft in het hotel om te schrijven over zijn stukgelopen relatie met Clio. Zij is een pittige Italiaanse kunsthistorica uit een adellijke familie, en hun relatie draait grotendeels rond etentjes in klassieke Italiaanse restaurants, bezoekjes aan musea en de zoektocht naar het laatste schilderij van Caravaggio. ‘De liefde van mijn leven leeft in het verleden’, schrijft Pfeijffer: Clio en hij weerspiegelen het glorierijke verleden van het Europese continent, dat langzaamaan wordt aangevreten door het toerisme.

Het Venetië van Clio en Pfeijffer is daar de perfecte metafoor voor. De lokale economie is er op het toerisme na volledig verdwenen, de huizen, pallazo’s, terrassen, winkeltjes en hotels zakken elk jaar een paar centimeter dieper het water in en intussen wordt de stad onder de voet gelopen door hordes toeristen, die ‘voor de prijs van een Big Mac’ de meest exquise kunst uit de Italiaanse en Europese geschiedenis mogen aanschouwen, amper weten waar ze naar komen kijken en logeren in een Airbnb die de vastgoedprijzen zo opdrijft dat geen Venetiaan het nog in zijn hoofd haalt in het toekomstige Atlantis te blijven wonen.

Dat extrapoleert de schrijver naar de rest van het oude continent. ‘Wat Europa de wereld te bieden heeft, is haar verleden’, schrijft hij. Het continent ‘heeft enkel toekomst als het recreatiegebied voor de rest van de wereld.’ China, India en co halen het Europese continent in en het is slechts een kwestie van tijd voor die – na een korte tussenperiode waarin Europa de bovenhand had – terug het heft in handen nemen, is zijn these.

Pfeijffer vraagt zich tegelijkertijd af of dat toerisme wel een verdienmodel is. De kost van het onderhoud, herstellingswerken en ziekenhuistransporten voor ongelukjes van toeristen weegt volgens hem niet op tegen de economische voordelen, al zeker niet omdat die grotendeels naar buitenlandse multinationals gaan terwijl de binnenlandse belastingbetaler de lasten draagt.

Tegelijkertijd neemt Pfeijffer ook migratie onder de loep. De jonge piccolo van het hotel, Abdul, vertelt hem over zijn epische vlucht van Afrika naar Europa. Europa kan in elk geval veel meer aanvangen met jonge werkwillige migranten dan met de hordes toeristen, laat Pfeijffer in verschillende dialogen uitschijnen.

Naast stukgelopen relaties, toerisme, de zoektocht naar het laatste schilderij van Caravaggio en het migratieverhaal van Abdul bevat het boek ook nog een verhaallijn over een documentaire die vier geflipte filmmakers met Pfeijffer willen maken, een passage langs Malta en Macedonië, een ietwat surrealistische ontmoeting met twee paren in het oerhollandse Giethoorn en een anekdote waarin een Hollandse toerist een selfie wil maken in een nis van een Venetiaans kerkje en zodoende het eeuwenoude standbeeld dat daar kennelijk in de weg stond, onthoofdt.

De Nederlander schreef met Grand Hotel Europa een boek vol verhaallijnen, ellenlange zinnen en soms loodzware dialogen. Toch is de roman van bijna 550 pagina’s een pageturner, waarin Pfeijffer de lezer van bij het begin meesleurt in zijn schijnbaar chaotische hersenspinsels.

Esther Gerritsen – De trooster

Esther Gerritsen stond al drie keer op de shortlist van de Libris Literatuur Prijs, maar kon haar nominaties nog nooit verzilveren. Nu maakt ze voor de vierde keer kans op de prijs met de roman ‘Troost’. Daarin volgt ze Jacob, een conciërge in het klooster, die een vriendschap sluit met Henry, een gast met een misdaad op zijn geweten.

De trooster van Esther Gerritsen
De trooster van Esther Gerritsen © GF

Het eenvoudige, repetitieve leven van Jacob wordt danig in de war gestuurd door de komst van Henry, een vlotte, joviale man. Hij stelt zich, bewust van de hiërarchie binnen de orde, aanvankelijk terughoudend op, maar gaandeweg groeit er een verstandhouding tussen de twee. Jacob verliest zich in de aandacht die hij krijgt en is bereid ver te gaan om de vriendschap te behouden.

We volgen in ‘De Trooster’ Jacobs strijd tussen de liefde voor God en de liefde voor de bezoeker die zijn leven overhoop gooit. Die liefde voor God gaat diep (‘hoe overweldigend het kan zijn, dat lucht, licht, gras, boom en mens tegelijkertijd bestaan, allemaal in mij’), maar door het contact met Henry wordt Jacob ook herinnerd aan het moois uit het gewone leven. Zo kijkt hij samen met Henry voor het eerst in jaren naar de sterren, en trekken ze samen naar het dorp voor een feest.

Jacob ontdekt ook snel dat Henry naar het klooster is gekomen om te ontsnappen aan zijn verleden. Hij ontpopt zich dan ook als een soort van leermeester, zowel om Henry wegwijs te maken in het kloosterleven, als om hem de nodige inzichten te geven over zijn leven. Hij begint Henry te zien als een volgeling, een inzicht dat hem uiteindelijk een grote teleurstelling zal opleveren.

‘Jacob stuit op eigen nalatigheid, maar vooral op egocentrisme en opportunisme, ofwel de zondeval, van de ander’, schrijft Trouw.nl. Zowel Jacob zelf als de lezer wordt geconfronteerd met de parallel tussen Jacobs leven en de levensweg van Jezus. Die komt des te meer naar boven omdat Gerritsen het verhaal rond Pasen situeert, waardoor de eenzaamheid van Witte Donderdag, het lijden van Goede Vrijdag, de wederopstanding met Pasen vol zondebesef en vooral ook vergeving centraal staan, aldus het literaire tijdschrift Tzum.

Gerritsen toont in ‘De trooster’ hoe de mens een gewoontedier is dat nood heeft aan een doel, of het nu gaat om het onderhoud van een klooster of de verlossing van een vriend. De schrijfster slaagt er met eenvoudige, nauwkeurig gekozen woorden in om de twijfel, het geluk en de innerlijke strijd van Jacob weer te geven, die gaandeweg leert hoe verwachtingen kunnen leiden tot grote teleurstellingen.

Bregje Hofstede – Drift

Met haar roman ‘Drift’ maakt de Nederlandse schrijfster Bregje Hofstede voor de twee keer kans op de Libris Literatuur Prijs. In ‘Drift’ vertelt Hofstede ongenadig eerlijk het verhaal van een relatiebreuk en hoe die er na tien jaar ogenschijnlijke liefde en een huwelijk is kunnen komen.

Drift van Bregje Hofstede
Drift van Bregje Hofstede © GF

De roman begint als Bregje Hofstede – het hoofdpersonage heeft dezelfde naam als de schrijfster, de roman is dan ook deels autobiografisch – wegloopt uit het appartement in Brussel waar ze woont met haar man Luc. Of zoals de schrijfster het zelf op de achterflap zegt. ‘Feit: een jonge vrouw trouwt met haar jeugdliefde. Feit: niet veel later, in het holst van de nacht, loopt ze bij hem weg. Ze neemt alleen haar dagboeken mee. Die vrouw ben ik. Die nacht is nu. Alles ervoor en erna een verhaal.’

Bregje vertrekt en neemt alleen een zware rugzak vol schriftjes mee die ze zelf heeft volgepend, deels in de hoop dat die haar meer duidelijkheid zullen brengen over de breuk. Ze trekt van hotel naar Aibnb en laat niemand, ook haar man Luc, iets van zich horen. Haar telefoon neemt ze niet op, berichtjes beantwoordt ze niet.

In de dagen die daarop volgen, reconstrueert ze haar relatie. Hoe die tien jaar geleden mooi en intens begon, tot hoe de band langzaam afbrokkelde. De schrijfster doet dat met terugblikken, dagboekfragmenten – uiteraard uit de schriftjes – en gedichten, vol beeldspraak en symboliek en met veel oog voor detail. Hofstede gaat daarbij zeer scherp te werk. Met chirurgische precisie fileert ze hun gezamenlijke geschiedenis en probeert ze bloot te leggen waar de eerste breuklijnen ontstonden die uiteindelijk ertoe leidden dat hun huwelijk doodbloedde en het wederzijds wantrouwen de bovenhand kreeg. Daarbij spaart ze de relatie, haar man Luc en ook zichzelf niet.

Gaandeweg komt de lezer erachter dat de breuk onherroepelijk is en dat Bregje van huis is weggelopen omdat ze jarenlang is weggelopen van zichzelf.

‘Drift’ gaat over hoe overweldigend een eerste liefde is, totdat die je benauwt. En hoe elk liefdesverhaal uiteindelijk draait om bedrog.

Bregje Hofstede (1988) debuteerde met ‘De hemel boven Parijs’, dat eerder ook genomineerd werd voor de Libris Literatuur Prijs, de Anton Wachtersprijs en de Gouden Boekenuil, en werd vertaald naar het Deens en Duits. Ze schrijft ook voor De Correspondent.

Johan De Boose – Het vloekhout

Johan de Boose is de enige Vlaming die maandagavond kans maakt op de Libris Literatuur Prijs 2019. In zijn roman ‘Het vloekhout’ is alvast de meest opvallende verteller aan het woord: een stuk hout.

‘Het vloekhout’ is de zesde roman van schrijver, dichter, theatermaker en recensent Johan de Boose. Het is meteen het slotstuk uit het drieluik Gaius (2013) en Jevgeni (2014), al kan ‘Het vloekhout’ als een op zich staand verhaal gelezen worden.

Het vloekhout van Johan De Boose
Het vloekhout van Johan De Boose© GF

In ‘Het vloekhout’ is de verteller een stuk hout. Niet zomaar een stuk hout, maar een stuk hout van een olijfboom in Palestina dat gebruikt werd voor de kruisiging van de profeet Jesjoea (Jezus). Het stuk hout neemt de lezer mee op een reis doorheen 2.000 jaar wereldgeschiedenis.

‘Het vloekhout’ ontpopt zich daarbij als een soort houten Forrest Gump. Daar waar Forrest Gump quasi toevallig aanwezig leek bij alle historische sleutelmomenten in de jaren 60 en 70 komt “Het vloekhout” doorheen de tijd terecht bij een hele reeks historische figuren, gaande van keizer Nero tot Charles Darwin, schilder Malevitsj en Jozef Stalin.

Tijdens zijn bijzondere reis doorheen de geschiedenis ondergaat het stuk hout verschillende metamorfosen. Zo verandert het eerst van olijfboom in Palestina tot houten kruis voor Jezus en later verandert het stuk olijvenhout nog in een icoon en een relikwie.

De lezer beleeft alles mee vanuit het perspectief van het stuk hout. Dat bijzondere perspectief krijgt nog iets extra door de nu eens nuchtere en dan weer satirische toon van de beschouwingen. Nergens voelt het vertelperspectief geforceerd aan. En zo wordt het voor de lezer gaandeweg normaal dat het stuk hout in gesprek gaat met andere religieuze objecten, zoals de lijkwade van Turijn of de voorhuid van Christus.

De Boose daagt de lezer ook op andere manieren uit. Zo schotelt hij via het stuk hout alternatieve Bijbelpassages voor en wordt de lezer gedwongen na denken over de (on)zin van geloof, over bijgeloof, over het spanningsveld tussen religie en wetenschap… enzovoort.

‘Het vloekhout’ is een onconventionele roman over een ongewone reis doorheen de westerse geschiedenis. Dat zulke boeken niet helemaal kansloos zijn, bewees Dimitri Verhulst tien jaar geleden. Hij won toen met ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’.

Rob van Essen – De goede zoon

Wint Rob van Essen met ‘De goede zoon’ de Libris Literatuur Prijs 2019? Als het van Joost de Vries, auteur van onder meer ‘Clausewitz’ en ‘De republiek’, afhangt wel. ‘Geef alsjeblieft de Libris Prijs aan ‘De goede zoon’. Dit is echt heel bijzondere literatuur, waarin je als lezer aan het werk wordt gezet, waarin je ook beloond wordt als lezer’, zo zei de Vries op de BoekenFM, de boekenpodcast van DasMag. Met ‘De goede zoon’ heeft van Essen in ieder geval tegelijk een ‘moederboek’ geschreven als een absurdistische toekomstroman.

De goede zoon van Rob van Essen
De goede zoon van Rob van Essen© GF

Het is niet de eerste keer dat van Essen kans maakt op de Libris Literatuur Prijs. In 2009 was hij genomineerd met ‘Visser’, maar toen won de Vlaming Dimitri Verhulst met ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’. Tien jaar later maakt van Essen opnieuw kans op de Libris met ‘De goede zoon’.

‘De goede zoon’ valt moeilijk samen te vatten en laat zich ook niet zomaar in een hokje stoppen. Aan de oppervlakte gaat het over een 60-jarige man die samen met een oude vriend een autoreis maakt en onderweg herinneringen ophaalt aan vroeger en aan zijn pas overleden moeder.

Maar dat vrij conventionele uitgangspunt wordt door van Essen meteen op een soort roetsjbaan gezet door er een sciencefictiondraai aan te geven. Het toekomstbeeld dat geschetst wordt, is ook overgoten met een duidelijke ‘van Essen’-saus. Dat betekent: geen zwartgallige dystopie, maar eerder een mix van bevreemding, nostalgie, absurditeit en tragikomische bespiegelingen. Van Essen schetst een samenleving waarin robots roken en ironische opmerkingen maken en waarin zelfrijdende auto’s zich kunnen omvormen tot psycholoog of seksmachine. Een samenleving ook waardoor iedereen sinds de invoering van het basisinkomen rondschuifelt in musea of boeken schrijft.

Van Essen begeeft zich daarmee op glad ijs, maar hij blijft wonderwel overeind. Het is het soort dansen op een slappe koord waar enkel auteurs als David Mitchell en Haruki Murakami in slagen. Als een evenwichtskunstenaar laveert Van Essen vlotjes van alledaagse en herkenbare situaties naar compleet van de pot gerukte situaties en weer terug. Hij speelt daarbij voorturend met de verwachtingen van de lezer.

Het is zoals Bo Van Houwelingen schreef in De Volkskrant: ‘De sciencefictionelementen, de droogkomische dialogen, de bizarre voorvallen, de flauwe grappen: ze slààn ergens op. Sterker nog: ze geven het verhaal gewicht, zonder het zwaar te maken. Zoiets krijgt alleen een onconventioneel goede schrijver voor elkaar.’

Een klassiek ‘moederboek’ is ‘De goede zoon’ zeker niet geworden, maar in het moederportret dat van Essen doorheen het verhaal schetst zijn de tristesse en de humor perfect gedoseerd. Nu eens schrijnend, dan weer grappig, maar steevast raak. Dat de ik-verteller die moederverhalen vertelt aan een zelfrijdende auto die zich heeft ontpopt tot de overleden psycholoog van de verteller, neem je er als lezer zonder veel wenkbrauwgefrons bij. ‘Lezers van Rob van Essen moeten wel literaire avonturiers zijn, voor geen kleintje vervaard’, zo schreef Rob Schouten in Trouw.

Jan van Aken – De Ommegang

Jan van Aken won met zijn roman ‘De Ommegang’ eerder al de Bordewijk-prijs, en kan daar nu ook de prestigieuze Libris Literatuur Prijs aan toevoegen. De Nederlander Van Aken schreef met ‘De Ommegang’ een vuistdik historisch verhaal propvol historische weetjes en feiten, allemaal in het kader van een hoofdpersonage dat de halve wereld afreist op zoek naar kennis.

De Ommegang van Jan van Aken
De Ommegang van Jan van Aken© GF

In ‘De Ommegang’ vertelt Jan van Aken gedurende 628 pagina’s over de omzwervingen van Isidorus van Rillington in de veertiende eeuw. Hij wordt als baby te vondeling gelegd in een Engels klooster.

De titel van het boek verwijst naar Rillingtons geheugen. Als kind leert hij van zijn pleegvader hoe hij zijn geheugen kan trainen, door gebeurtenissen, weetjes en feiten op te slaan in denkbeeldige ruimtes: zolang je die ruimtes uitbreidt, is het geheugen onbeperkt.

Van dan af begint zijn passie voor kennisvergaring, die hem de halve wereld doet rondreizen. Hij specialiseert zich in medicijnen en ontwikkelt een bovenmatige interesse voor bouwkunde en architectuur. Het boek ontpopt zich tot een soort avontuurlijke roman, met het bouwen van een kathedraal met alle beschikbare kennis erin verwerkt als grote doel, waarbij het hoofdpersonage via Oxford en Parijs naar Bologna, Trebizonde en zelfs Samarkand reist, waar hij een moskee moet bouwen voor de wrede Mongoolse krijgsheer Timoer Lenk. Onderweg wordt de lezer om de oren geslagen met details uit het tijdsvak en filosofische inzichten.

Op een dag ontmoet hij een oude bekende die op weg is naar Konstanz, waar de groten der aarde tijdes een concilie over de toekomst van de kerk en het continent moeten beslissen. Volgens de Volkskrant schreef van Aken ‘een kathedraal van een boek’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content