Voorpublicatie: ‘De man in het lange gewaad die de paus verving, zag er moe, wat bedremmeld en vooral heel oud uit’

© Wouter Van Vaerenbergh

Lees een fragment uit Pest, de debuutroman van Joost Devriesere die op 21 november verschijnt. ‘Intussen predikte de secretaris-generaal van de Verenigde Naties geduld, vreedzaamheid en medeburgerschap.’

Van alle manieren om te sterven, en die zijn talrijk, zo hebben de afgelopen twee dagen geleerd, is vertrappeld worden door een koe met een oriëntatiestoornis in de kop en de schrik in het lijf veruit de lulligste. Nog voor de hersens van Ruth Gautry de kans hebben gehad om haar leven met een rotvaart te recapituleren, is het witte gevaarte met de zwarte vlekken haar al voorbijgesneld, een puffende politieagent in zijn kielzog. De zware uier van het dier banjert hevig van links naar rechts terwijl het al loeiend en kwistig met donkerbruine vlaaien strooiend zijn belager van zich probeert af te schudden.

Bella’s vlucht is van korte duur. Een dertigtal meter verderop, ter hoogte van het stadhuis, richt de puffende agent zijn dienstwapen en schiet haar met één schot in de achterkant van de kop tegen de vlakte. Ruth staat als aan de grond genageld. Een haar of zelfs minder heeft het gescheeld, beseft ze, of ze had er het hachje bij ingeschoten. ‘Dood door koe.’ Een prikkelende krantenkop zou het wel zijn, een epitaaf waarmee je als dode zou kunnen leven veel minder.

‘Dat was op het nippertje,’ roept de agent, die staat uit te hijgen van zijn sprint.

‘Dat kun je wel zeggen,’ repliceert Ruth laconiek, zonder haar redder te bedanken.

‘Als ik het uitschot te pakken krijg dat dit heeft gedaan, dan…’ foetert die, maar Ruth heeft zich al omgedraaid en ze zet haar weg voort.

Ze laat de zieltogende koe, de uitgeputte agent en het stadhuis achter zich en daalt de straat af, in de richting van de rivier. Steekt over en loopt naar de ingang van de bibliotheek, een van de gebouwen die aan de hulpdiensten zijn toegewezen om de slapers te herbergen. Wat ooit een oord was waar iedereen kennis en verwondering kon vergaren, is verworden tot een rusthuis in de letterlijke betekenis van het woord. Hetzelfde geldt voor de schouwburg, de twee stadsbioscopen en zowat elk hotel, elke sporthal en elke feestzaal in Pest en deelgemeenten die aan meer dan honderd slapenden onderdak kunnen bieden.

*

Terwijl Ruth in de kilte wacht op de man die haar zal laten zien hoe het er in de bibliotheek aan toe gaat, probeert ze in haar hoofd klaarheid te scheppen over het voorval dat sinds zaterdag de Slaap wordt genoemd. Wat er precies is gebeurd en wie er de verantwoordelijkheid voor draagt, is onduidelijk. De Belgische regering, toch wat daarvan overblijft, hult zich in een oorverdovend stilzwijgen. De waarnemend premier, die het hoogste politieke ambt van het land bekleedt omdat iedereen die boven hem op de ladder stond in slaap gesukkeld is, hield het bij een gortdroge mededeling.

Tijdens het zappen stelde ze vast dat wereldwijd een consensus was bereikt om zo weinig mogelijk informatie te lossen.

In een speciale uitzending van de openbare omroep verklaarde de voormalige staatssecretaris tegen Asiel en Migratie dat hij ervan overtuigd was dat de interimregering er alles aan zou doen om de situatie voor iedereen ‘zo draaglijk mogelijk’ te maken. Dat ‘plunderaars en oproerkraaiers meedogenloos zouden worden opgekuist‘, voegde hij-die-voordien-gewoon-bij-de-voornaam-werd-genoemd er fijntjes aan toe. ‘Dit is een ongeziene situatie. Wie er misbruik van maakt voor eigen gewin zal daarvan de gevolgen moeten dragen.’ Hij zei het zoals zo vaak met een aan arrogantie grenzende vastberadenheid, maar gaf geen enkele aanwijzing over hoe en met welke middelen hij de klus zou klaren. Een donkere jongen met blauwige ogen van de sportredactie die noodgedwongen insprong, liet het na om de kersverse eerste minister kritische vragen te stellen.

Een gemiste kans, dacht Ruth. Ze zou het anders aangepakt hebben, hem het vuur aan de schenen hebben gelegd. Tijdens het zappen stelde ze vast dat wereldwijd een consensus was bereikt om zo weinig mogelijk informatie te lossen. Aan de andere kant van de oceaan waarschuwde de Amerikaanse vicepresident met de spierwitte haren voor voorbarige conclusies, al vroeg hij zich wel hardop af waarom Rusland de week ervoor massaal troepen aan de grenzen met de Baltische staten had geposteerd. Voorts riep hij op tot gebed, doorgaans de laatste strohalm waaraan mensen die beseffen dat iets hun petje te boven gaat zich vastklampen.

Elke politieke of spirituele leider die niet door de Slaap was overmand, had een dag na de feiten wel iets te zeggen, maar wijzer was Ruth er niet van geworden.

Een gesjeesde dictator beschuldigde vanuit een Noord-Koreaanse studio met een jarenzeventigdecor in saaie kleuren de Verenigde Staten van een regelrechte provocatie, die op gepaste wijze zou worden beantwoord. Intussen predikte de secretaris-generaal van de Verenigde Naties geduld, vreedzaamheid en medeburgerschap. Hij deelde ook mee dat volgens een heel ruwe schatting slechts tien procent van de wereldbevolking aan het fenomeen was ontsnapt. Onder hen vreemd genoeg vrijwel geen kinderen, las hij met een knak in de stem af van een blad papier dat hij door zijn trillende handen nauwelijks onder controle kreeg. Nagenoeg iedereen van nul tot veertien was door het fenomeen getroffen, wist hij, en in de schoot van zwangere vrouwen roerden mensen-in-wording zich niet meer. Hij noemde het een beproeving, een tragedie die tegelijk een scharniermoment in de geschiedenis van de mensheid kon worden. Zijn blik verried dat hij de grootste moeite had om zijn eigen woorden te geloven.

De man in het lange gewaad die de paus verving, zag er moe, wat bedremmeld en vooral heel oud uit, en had het in vier talen waarvan hij alleen het Italiaans echt beheerste over een moment van lijden maar ook van zegening, over een kans op verzoening tussen mensen in het algemeen en geloofsgemeenschappen in het bijzonder.

Elke politieke of spirituele leider die niet door de Slaap was overmand, had een dag na de feiten wel iets te zeggen, maar wijzer was Ruth er niet van geworden. Het waren stuk voor stuk routineuze verklaringen. Verplichte nummertjes, broedsels van bedreven, inderhaast opgetrommelde speechschrijvers die de gemoederen moesten bedaren, maar ook niet meer dan dat.

*

Het was uit noodzaak dat ze zich tot het internet wendde, een medium waarmee ze een haat-liefdeverhouding had. Handig, dat wel, maar vol bedrieglijke nonsens. Al snel merkte ze dat het uiterst dunbevolkte web was ingenomen door beroepsfantasten die de potsierlijkste theorieën hadden bedacht en die staafden met argumenten die kant noch wal raakten.

‘De grootste aanslag door IS tot nu toe,’ schreef een Britse blogger, ’tegelijk hun laatste stuiptrekking en hun magnum opus.’

Wat er dan wel aan de hand was, daarover tastte ze in het duister. Een virus dat wel heel willekeurig te werk ging? De natuur die wraak had genomen voor de wijze waarop ze decennialang stiefmoederlijk was behandeld?

‘Een actie van ecoterroristen met als bedoeling de overbevolking tegen te gaan,’ meende een bejaarde moraalfilosoof uit Gent die al jarenlang een lans breekt voor een wereldwijd kinderquotum. ‘En net daarom een noodzaak voor onze uitgeputte planeet, jammer genoeg,’ besloot hij zijn ellenlange maar goed beargumenteerde betoog.

‘De Illimunato,’ kribbelde een dyslectische Amerikaan van wie Ruth zich herinnerde dat hij destijds 9/11 eerst in de schoenen van de familie Rotkind en daarna in die van George Sjoros had proberen te schuiven.

‘Een straf van God, slechts de eerste van vele plagen die de wereld in de komende weken zullen treffen,’ daar was een diepgelovige vrouw uit de Amerikaanse Bijbelgordel van overtuigd.

Nergens las Ruth iets wat enigszins plausibel leek, en al na een halfuurtje op het web trok ze zich terug in haar zithoek met een boek van J.G. Ballard dat ze niet zou openslaan en een fles wijn die ze tot op de bodem zou ledigen. Daar, klinkend op het einde van de dingen zoals ze die tot dan toe had gekend en starend naar niets in het bijzonder, kwam ze tot haar eigen conclusies. Dat wat een dag geleden was gebeurd te groot en te wijdverspreid was om het werk van mensen te zijn. Dat een fictieve godheid niet degene was die ze met de vinger kon of wilde wijzen. Wat er dan wel aan de hand was, daarover tastte ze in het duister. Een virus dat wel heel willekeurig te werk ging? De natuur die wraak had genomen voor de wijze waarop ze decennialang stiefmoederlijk was behandeld? Ze nam de vragen mee naar bed, en ook toen ze haar hoofd diep in haar hoofdkussen had begraven, moest ze de antwoorden erop schuldig blijven.

Pest door Joost Devriesere is uitgegeven door Houtekiet en is vanaf 21 november verkrijgbaar. Alle info vindt u hier.

Voorpublicatie: 'De man in het lange gewaad die de paus verving, zag er moe, wat bedremmeld en vooral heel oud uit'
© /

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content