Stefan Brijs’ eresaluut aan de vrije natuur: ‘Elke natuurliefhebber is stiekem blij met corona’

© Diego Franssens

In zijn nieuwe boek, Berichten uit de vallei, bewondert Stefan Brijs onverholen alles wat kwinkeleert, ratelt, bloesemt en verwelkt achter het raam van zijn Andalusische schrijfhut. Met even onverholen woede mijmert hij over de ecologische ramp die onder zijn ogen plaatsvindt.

Zwierig opgetekende observaties en rêverieën, geworteld in de okeren aarde van zijn standplaats Andalusië: Stefan Brijs weet in Berichten uit de vallei hoe hij de lezer kan charmeren. De Amerikaanse schrijver Washington Irving omschreef de streek als een ‘hard en melancholisch land met ruwe bergen en wijde, boomloze vlakten’. Maar in Brijs’ achtertuin wemelt het – spoiler: vooralsnog – van het gedierte en gebladerte, dat hij met zijn geoefende oog en stilistische souplesse moeiteloos tot leven roept. Het schrijfplezier spat van de bladzijden, het enthousiasme van de schrijver, bijvoorbeeld over de roep van de bijeneter, werkt aanstekelijk: pruuupruuu, pruuu-pruuu!

De schoonheid van deze streek was doorslaggevend om hier te komen wonen, maar sindsdien heb ik de natuur alleen maar zien achteruitgaan.

U had in Andalusisch logboek al de lof gezongen van het natuurschoon rond uw woonvertrekken. Waarom moest dit boek er toch nog komen?

Stefan Brijs: In de eerste plaats omdat ik er tijd voor had. Ik was in februari vorig jaar klaar met mijn roman Zonder liefde, die pas in september zou verschijnen. Plots had ik een zee van tijd. Als ik maandenlang monomaan aan een roman heb gewerkt, heb ik sowieso een adempauze nodig. Maar het schrijven kan ik niet laten. Ik had al een dikke stapel losse notities over de natuur liggen – die schrijf ik tussendoor, als mijn oog op iets moois valt. Het was zaak om ze uit te werken en elegant te bundelen. Tegelijkertijd is dit boek een noodkreet. De duizelingwekkende schoonheid van deze streek was het doorslaggevende argument om hier in 2014 te komen wonen, maar sindsdien heb ik de natuur alleen maar zien achteruitgaan. Daar móét ik over schrijven.

Fictie schrijven, stelt u in uw voorwoord, is corvee. Deze stukken schrijven zichzelf. Heb ik het goed dat u makkelijker over dieren schrijft dan over mensen?

Brijs: Ik, euh… (denkt na) Eigenlijk wel, ja! (lacht) Bij deze stukken hoef ik me geen zorgen te maken over karakterschetsen en de ontwikkeling van personages. Het is een feest: ik hoef geen beelden te zoeken, ik kan simpelweg beschrijven wat ik zie.

Zoals de roodkopklauwier die een muis op het puntige blad van een agave spietst, om ze dan aan stukken te scheuren.

Brijs:Op zulke momenten voel ik me geprivilegieerd, want ik ben de enige toeschouwer. Een ramptoerist, in dit geval. Maar ik blijf een onderwijzer: ik móét voortvertellen, mijn boeken zijn er altijd ter lering ende vermaak. Ik publiceer geregeld fragmenten op Facebook en de reacties zijn enthousiasmerend. Mensen mailen me: ‘Er vliegt hier iets rond dat rood, geel en blauw is.’

De bijeneter, aan uw kant van de Pyreneeën bekend als de abejaruco. Spectaculaire verschijning!

Brijs: Dan weet ik: missie geslaagd. Ik wil mensen opvoeden en nieuwsgierig maken. En ik denk dat ze graag ook eens iets anders lezen dan coronaberichten.

Hoe bent u in de ban geraakt van de natuur?

Brijs: Pas op latere leeftijd, toen ik in Genk een huis huurde dat aan De Maten grensde, een van de mooiste natuurreservaten van Vlaanderen. Later ging ik op het platteland wonen, in Koningshooikt bij Lier. Ik had er anderhalve hectare grond en heb meteen vier ezels gekocht: goede grazers, die het gras kort houden waardoor andere planten kunnen kiemen. Op de duur strekte zich een bloemenzee uit zo ver het oog kon zien. Er groeiden zelfs wilde orchideeën. Ik had mijn eigen reservaat geschapen, een klein paradijs, maar na tien jaar drong het geruis van het autoverkeer door tot in mijn tuin en werd zelfs het Vlaamse platteland me te druk.

U verhuisde naar La Axarquia, een woeste maar zinnenstrelende streek ten oosten van Malaga.

Brijs:Mijn vrouw, Melanie, is op Curaçao geboren. Ze droomde al enige tijd van een stek in zonniger oorden. Ik heb gezegd: ‘Goed, zoek ons iets in de natuur.’ Zo zijn we hier beland. De westkant van Malaga is met de golfterreinen van Mijas en de resorts van Torremolinos verschrikkelijk, maar deze kant heeft nog iets authentieks. Al moet gezegd: het gaat heel snel achteruit.

Ik wil mensen opvoeden en nieuwsgierig maken. En ik denk dat ze graag ook eens iets anders lezen dan coronaberichten.

De wildernis moet plaatsruimen voor uitgestrekte plantages waar mango’s en avocado’s worden geteeld. Dat is de schuld van een Duitser.

Brijs: (lacht)En van de Amerikanen. Die waren bang dat de Sovjet-Unie in Spanje voet aan grond zou krijgen als Franco zou verdwijnen. Ze hebben miljoenen dollars in de Spaanse economie gepompt om zijn regime te steunen. En die Duitser heeft ontdekt dat het klimaat lijkt op dat van Californië en dus geschikt is voor de kweek van tropische gewassen. Zo is het begonnen.

Vanuit economisch standpunt begrijp ik de mensen: de streek heeft sinds mensenheugenis diepe armoede gekend. Ze hebben een goudader aangeboord: overal ter wereld wil iedereen avocado’s eten. Toen ik hier zes jaar geleden aankwam, reed iedereen met een auto van twintig jaar oud, nu kan zelfs mijn werkloze buurman zich een dure pick-up veroorloven. Onze eigen gold rush. Het is zoals met de palmbomen: twintig jaar geleden wilde iedereen in België een palmboom in de tuin, en werden hier massaal palmen gekweekt. Tot niemand nog palmbomen wilde: de markt stortte in, iedereen was zijn geld kwijt en die plantages liggen nu te verkommeren.

Je zou kunnen zeggen: waar avocado’s worden geteeld, worden tenminste geen verkavelingen aangelegd.

Brijs: Klopt. En ook geen serres. Zoals in Almeria, waar op industriële schaal groenten worden gekweekt onder plasticfolie. El mar de plastico, de zee van plastic. Dat plastic scheurt los, overal waar je kijkt slingeren stukken plastic rond bomen en in beken. Maar de monocultuur hier is ook een ramp. Voor de biodiversiteit. En het is gewoon saai. Als ik vroeger uit mijn raam keek, keek ik uit op een stuk grond dat al eeuwen braak lag. Het krioelde van de leeuweriken. Als ik nu uit het raam kijk, zie ik kaarsrechte rijen jonge olijfboompjes. De leeuweriken zijn weg. Soms zie ik door mijn verrekijker hoe een bulldozer komt aanrijden en een lap wildernis met de grond gelijkmaakt: weer vierhonderd olijf- of avocadobomen erbij. In mijn vallei blijven er hoop en al nog drie lappen ongerepte natuur over.

Het verwondert me altijd hoe de Spanjaarden, over het algemeen zorgzame mensen, hun natuurschatten misprijzen.

Brijs: Ze redeneren: ‘We hebben er toch nog genoeg van?’ Het zit er gewoon niet in, respect voor de natuur. Integendeel: de kranten berichten hier jubelend over de vele hectaren plantages die er elk jaar bij komen.

U bericht uit de vallei op het ritme van regenloze dagen. Spanje ligt in de frontlinie van de klimaatopwarming.

Brijs:(knikt) Zuid-Spanje is sowieso al een van de droogste plekken van Europa, en ik zie de waterspiegel in het stuwmeer in de vallei elk jaar dalen. Het heeft de voorbije weken veel geregend, waardoor het waterpeil is gestegen van 30 naar 40 procent. In juli zitten we weer in de alarmfase. Maar zelfs dat lijkt de Spanjaarden niet te verontrusten. Tijdens de verkiezingsdebatten is het klimaat niet één keer aan bod gekomen. Het gebrek aan visie en leiderschap is schrijnend. De aanpak van de coronacrisis draaide ook rond profilering en niet rond oplossingen.

Ik heb Spaanse vrienden die de socialistische premier Pedro Sanchez willen opknopen. Anderen vinden dat hij de crisis doortastend heeft aangepakt.

Brijs: Sanchez wordt door rechts aangevallen, maar ook door de regionale regeringen, die allemaal vinden dat ze het beter kunnen. In deze streek zijn relatief weinig doden gevallen, maar in Malaga-stad veel meer, waardoor de hele provincie in lockdown blijft. Andere provincies mogen de teugels wel vieren: dat zorgt voor spanningen tussen de rechtse regio-regering en de linkse nationale regering. Er worden politieke spelletjes gespeeld, en dat doet pijn.

Stefan Brijs, Berichten uit de vallei, Atlas Contact, 192 blz., 21,99 euro.
Stefan Brijs, Berichten uit de vallei, Atlas Contact, 192 blz., 21,99 euro.

Sanchez heeft alle macht naar zich toegetrokken door de noodtoestand uit te roepen. Bij oudere Spanjaarden riep dat nare herinneringen op aan de Franco-dictatuur. De Guardia Civil hield de wacht op elke straathoek, tienduizenden mensen hebben hun buren verklikt. Heel erg beklemmend. Sanchez heeft ontegensprekelijk fouten gemaakt, maar hij heeft wel indruk gemaakt met zijn exitstrategie. Die is heel gefaseerd en gebaseerd op wetenschappelijke criteria. Al vind ik het verontrustend dat we twee maanden lang niemand mochten zien en binnenkort tien willekeurige bezoekers mogen ontvangen.

Sanchez heeft natuurlijk wel een kaduuk gezondheidssysteem geërfd van zijn voorganger, Mariano Rajoy, die de zorg kapotgesaneerd heeft. Qua begroting was Spanje de braafste leerling van de klas. Is het niet cynisch dat Nederland weigerde om Europese noodfondsen in te zetten en het beeld cultiveert van de spilzuchtige, luie zuiderlingen?

Brijs: Dat beeld klopt gewoon niet, de mensen werken hier heel hard voor een laag loon. Mijn vrouw, die vijf talen spreekt, werkte halftijds bij een advocatenkantoor en verdiende daar 600 euro. Bruto. Wie hier werkloos is, krijgt ook 600 euro. Na een jaar 300. Nog een jaar later val je terug op nul euro. Natuurlijk floreerde de zwarte economie hier volop: zelfs mijn boekhouder kon ik tot voor kort in het zwart betalen. (lacht) Maar wie in het zwart werkt, heeft nu geen document waarmee hij de straat op mag om te gaan werken. Die inkomsten zijn helemaal weggevallen.

Terug naar de natuur. Ik zag een tijd geleden foto’s van een vlucht flamingo’s die was neergestreken op een strand dicht bij Malaga-stad. Dolfijnen komen dicht bij het strand. Een interessant neveneffect van de lockdown: het wildleven rukt weer op.

Brijs: Ik denk dat elke natuurliefhebber, los van het onmetelijke menselijke lijden, stiekem blij is met het coronavirus. Ons vernielzuchtige consumptiepatroon was onhoudbaar, en is nu abrupt tot stilstand gekomen. Soms denk ik: godzijdank is dit gebeurd en kunnen we even de pauzeknop induwen. Maar ik vrees dat we snel vergeten: zodra er een vaccin is, zullen we snel in onze slechte gewoonten vervallen.

Tijdens het lezen van uw boek werd mijn willing suspension of disbelief één keer op de proef gesteld. Wanneer u schrijft hoe u tijdens een wandeling een dode vleermuis vindt, en…

Brijs: (onderbreekt) Echt gebeurd. En precies zoals ik het beschrijf. Ik heb dat beestje mee naar huis genomen, ontleed op mijn bureau en de vleugeltjes als een harmonica open en dicht gevouwen. Na wat opzoekwerk bleek het te gaan om een hoefijzerneus. Drie dagen later las ik dat het virus uitgerekend van die soort de sprong naar de mens heeft gemaakt. (lacht)

Hoe hebt u die maanden van isolement zelf beleefd?

Brijs: Ik ben van nature een kluizenaar: als ik aan een roman werk, ga ik altijd in vrijwillige quarantaine. Door het verplichte isolement ben ik vroeger dan gepland begonnen aan mijn nieuwe roman – waarover ik verder niets kwijt wil, nee. Ik schrijf elke dag van negen tot halftwee, ik word zelfs niet gestoord door de visboer die anders twee keer per week het erf oprijdt.

Moet de kunstenaar niet gevoed worden met nieuwe indrukken?

Brijs: Nee, het is net zaak om mij af te schermen van nieuwe impulsen. Het boek zit voor een groot deel in mijn hoofd, ik mag niet afgeleid worden.

Aan De Morgen vertelde u ooit dat uw nieuwe woonplek niet ‘anders’ inspireert: ‘Het is gewoon prettiger om hier een roman af te werken.’

Brijs:Berichten en Logboek zijn natuurlijk wel geïnspireerd door deze plek, maar het klopt dat Spanje tot nu toe nog niet is doorgesijpeld in mijn fictiewerk. Ik speel met het idee om iets te schrijven over ‘de gestolen kinderen’ – onder Franco werden kinderen van linkse ouders weggenomen en bij rechtse gezinnen geplaatst – maar het kan zijn dat ik daar pas over tien, vijftien jaar aan begin. Zo veel tijd verstrijkt er soms tussen het idee voor een roman en de afwerking.

Ik nam een hoefijzerneus-vleermuis mee naar huis. Drie dagen later las ik dat corona uitgerekend van die soort de sprong naar de mens heeft gemaakt.

Zonder liefde speelde zich volledig af in Vlaanderen. Dreigt u de voeling met de Vlaamse klei niet te verliezen als u te lang in uw vallei vertoeft?

Brijs: Maan en zon speelt zich af op Curaçao, waar ik misschien drie keer ben geweest. Londen is het decor van 250 bladzijden van Post voor mevrouw Bromley: ik ben nog nooit in Londen geweest. En al zeker niet in het Londen van 1914. De engelenmaker speelt zich af in een fictief dorp bij het drielandenpunt. Je kunt de wereld bijeenrapen op het internet. Maar je mag ook niet te veel willen weten, want dat beknot je fantasie. Ik laat mijn personages los op gebeurtenissen, de plek waar alles zich afspeelt, is minder van belang. Mijn volgende boek wordt ook weer een grootse roman die draait rond Grote Gebeurtenissen.

Het staat me voor dat vergankelijkheid een belangrijk thema is van Berichten.

Brijs: (denkt na) Ja. En ook: de angst voor vergankelijkheid. Het doet pijn dat ik geen leeuweriken meer zie als ik uit mijn raam kijk. Als ik zie hoe de natuur ten prooi valt aan onze geldzucht, slaat de schrik me om het hart.

Staat u vaak stil bij uw eigen vergankelijkheid?

Brijs: Ook al ben ik net vijftig geworden: nee. Dat is het prettige aan deze plek, je leeft veel meer in het moment. Doordat de natuur zo overweldigt. Maar ik weet niet of ik hier oud en gebrekkig wil worden, want de ziekenzorg is hier niet je dat. Alhoewel, de helft van de inwoners van mijn dorp zijn kranige zeventigers, en elke avond klimmen ze naar de kapel boven op de heuvel. Doordat je niet voor het minste naar de dokter kunt lopen, leren mensen ook leven met hun kwalen. Als je mankt, dan mank je, maar je blijft wel lopen.

Zijn ook vergankelijk: roem en faam. De engelenmaker en Mevrouw Bromley waren enorme successen. Uw laatste twee romans werden eerder lauw onthaald. Hebt u zich dat aangetrokken?

Brijs: Ja, maar ik heb het voordeel dat ik altijd weer heel snel begin aan een nieuw boek. Toen Zonder liefde verscheen, was ik alweer aan dit boek aan het werken. Als er een slechte kritiek voorbij waait, zucht ik eens diep en focus ik me op mijn nieuwe boek. En trouwens: wie heeft gelijk? De Standaard en De Morgen hebben Zonder liefde slecht besproken, maar Trouw en NRC waren laaiend.

Slechte kritiek is niet plezierig, maar ik doe geen concessies: ik schrijf de boeken die ik wil schrijven. Veel lezers willen graag een nieuwe Engelenmaker, maar dat boek heb ik al geschreven. Ik wilde met Zonder liefde ook eens een klein, intimistisch verhaal schrijven. En vergeet niet dat de allereerste, paginagrote recensie van De engelenmaker in De Morgen geen spaander heel liet van het boek. Ik denk dat heel veel schrijvers hun oeuvre zouden willen inruilen voor zo’n boek. Ik heb mijn debuut indertijd naar tien uitgevers gestuurd, één heeft gereageerd. Ik neem aan dat die negen andere zich wel eens in het haar hebben gekrabd.

Vorige week zette uitgeverij Pelckmans haar samenwerking met uitgever par excellence Harold Polis stop. Ze schrappen vier merken en evenveel jobs. Veel uitgevers zijn pessimistisch over hun vak: deelt u die bezorgdheid?

Brijs: Bij zulke berichten moet ik altijd denken aan een uitspraak van mijn voormalige uitgever, Emile Brugman: ‘Iedereen die denkt dat een uitgeverij elk jaar 10 procent winst kan maken, moet men opsluiten.’ De gestichten zouden snel vol zitten. Het is een zuivere besparingsoperatie. Het commentaar van Pelckmans is toch duidelijk? Enerzijds is het ‘een denkoefening die al een jaar bezig is’. Anderzijds noopt ‘de langdurige sluiting van de boekhandels tot een snelle aanpak.’ Langdurige sluiting? Een lang gezocht excuus, ja. Corona toont toch net aan dat mensen het lezen herontdekken? Hopelijk onthouden mensen uit deze crisis dat je tijd moet nemen voor jezelf, en dat boeken daarbij kunnen helpen. Ik heb de voorbije weken East of Eden van John Steinbeck herlezen. Wat een genot!

Tot slot: u zei ooit dat een schrijver om de tien jaar van vrouw en woonplaats moet veranderen. De vrouw mag u houden, maar naar waar wendt u de steven over vier jaar?

Brijs: Ik zit hier goed, maar ik heb tegen mijn vrouw al wel eens gezegd dat ik hier niet zal doodgaan. Tenzij ik morgen omval. (lacht) Ik voel dat ik stilaan naar iets nieuws snak. Maar iets nieuws kan evengoed zijn: tien kilometer verderop, in een andere vallei. Ik droom ervan om nog iets dieper in de natuur door te dringen, nóg verder van de bewoonde wereld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content