Plattelandsdichter Paul Demets: ‘Mensen voelen zich hier vaak dom, en dat zijn ze niet’

'We zijn onze band met de natuur volledig kwijtgeraakt. Dat verklaart waarom niet veel mensen hun leven willen omgooien om die natuur te redden.' © Stephan Vanfleteren

Als plattelandsdichter van Oost-Vlaanderen ging Paul Demets de afgelopen jaren de boer op. Zijn zwerftochten leerden hem niet alleen veel over de landbouwer, maar ook over alle andere mensensoorten: ‘We zijn onszelf aan het vernietigen.’

Woensdag, een dag voor de lockdown en een uur voor de lunch. Het café van de Gentse kunsthogeschool KASK stroomt vol met hongerige studenten. Te midden van hen: Paul Demets, docent aan het KASK en gevierd dichter, voormalig winnaar van de Herman De Coninckprijs en poëzierecensent voor De Standaard. De meeste studenten werpen hem een blik van herkenning toe. Je zou denken dat deze plaats, en bij uitbreiding Gent, zijn thuis is. Het punt is dat hij er niet woont.

Na de arbeid rijdt Demets van Gent naar het rurale Zulte. Tussen zijn ouderlijk huis en waar hij nu woont ligt één straat. ‘Mijn vrouw wilde een tuin, en rust. Ik woon er ook graag, maar ik ben een vreemde in mijn eigen dorp. Ik kijk naar Zulte met een stedelijke blik: ik kom er slapen, ik fiets naar de bakker en ik zeg mijn buurman gedag, maar daar houdt het op.’

Paul Demets, De aangelanden, Poëziecentrum, 120 p., 22 euro
Paul Demets, De aangelanden, Poëziecentrum, 120 p., 22 euro

Daar hield het op, moet het eigenlijk zijn. Demets trok de afgelopen vier jaar zijn geboortestreek rond in opdracht van de provincie Oost-Vlaanderen, die hem tot plattelandsdichter benoemde. Hij stopte her en der om te praten met de bewoners of om uit eigen werk voor te lezen in een koeienstal. ‘Dat was tijdens een georganiseerde fietstocht langs boerderijen, met hapjes en drankjes. Ik stond in het midden van de stal, op een wankele stoel, mijn ding te doen. Rijdt daar een dame voorbij, die midden in een gedicht haar remmen dichtknijpt en roept: ” Zeide gij de plattelandsdicht’re?” Maar ik heb ook aan tafel gezeten met mensen die hun zoon hebben verloren doordat hij vastraakte in een bietensnijmachine. Voor hem heb ik een gedicht geschreven, waar zij heel dankbaar voor waren.’

Uit deze en vele andere ontmoetingen puurde hij twee bundels, De aangelanden en het pas verschenen De hazenklager. ‘Weet je wat dat is, een hazenklager? Het is een fluitje dat het geluid van een gewonde haas nabootst. Wordt vooral in Duitsland gebruikt, voor de vossenjacht. Het staat voor de hamvraag van de hele bundel: wie is de jager en wie is de prooi? De mens jaagt, zou je kunnen zeggen, en heeft de natuur gedomesticeerd. Maar ik vrees dat we ook zelf worden gedomesticeerd door andere krachten die ons te snel af zijn en waarvan ik niet weet of we er nog aan kunnen ontsnappen. Die mensen haken af en trekken zich misnoegd terug. Ondertussen zijn we onze band met de natuur volledig kwijtgeraakt, wat verklaart waarom niet veel mensen hun leven willen omgooien om die natuur te redden.’

Mannen uit Brussel

‘Dit is poëzie van en voor het platteland, omdat […] de bewoners van het platteland vaak over het hoofd gezien worden bij politieke beslissingen en maatschappelijke kwesties die aangekaart worden’, schrijft u in het voorwoord van De aangelanden. Hoe kwam u tot die conclusie?

Paul Demets:Dat is wat de mensen die dag in dag uit op het platteland zijn me zeggen. Een goed voorbeeld is de Mobiscore. Waar ik nu woon, op de verbindingsader tussen Kortrijk en Gent, valt het nog best mee, maar mijn broer woont pal in de Vlaamse Ardennen en ziet hoe de ene na de andere bus wordt afgeschaft. Dan is het te begrijpen dat de gemiddelde plattelandsbewoner zich geviseerd voelt door ‘die mannen uit Brussel’.

In de literatuur zie je weleens een rechts personage waar een karikatuur van is gemaakt. Maar misschien moeten we ons afvragen waarom zo veel mensen voor het Vlaams Belang kiezen. Tot mijn grote spijt, natuurlijk. Op verkiezingsdag, toen die partij het onder meer in West-Vlaanderen goed deed, hoorde je schamper: ‘Diksmuide? Daar hebben ze nog nooit een vluchteling gezien, begot. ‘ Maar het gaat om een breder ongenoegen, dat is ontstaan door de verschillende snelheden in onze maatschappij.

Ik heb dat gemerkt toen ik niet zo lang geleden de vraag kreeg om een gedicht te schrijven voor het gemeentehuis van Zulte. Niet veel later vroegen ze of ik er drie kon schrijven, een voor elke deelgemeente, ‘want die hebben toch elk een andere mentaliteit’. Als die mensen zelfs iemand wantrouwen die 3 kilometer verder woont, wat denk je dan dat er gebeurt als er tientallen vluchtelingen in hun dorp komen wonen?

De ene heeft het moeilijker met verandering dan de andere, maar de wereld blijft wel doordraaien. In een stevig tempo, bovendien. Hoe vinden we een vergelijk?

Demets: Ik zie het nut wel in van strenge cumulregels voor politici, maar het zou beter zijn als volksvertegenwoordigers ook allemaal een lokaal mandaat zouden hebben. Dan weten ze wat er aan de basis leeft en zouden mensen minder het gevoel krijgen dat hen van bovenaf dingen worden opgelegd. Plattelandsbewoners voelen al vaak genoeg dat ze voor dom of bekrompen worden aangezien, en dat zijn ze niet. Ik denk tenminste dat dat een oplossing zou zijn: poëzie heeft de bevoegdheid niet om kant-en-klare waarheden aan te bieden. Ik heb alleen maar geprobeerd om uit verschillende perspectieven naar dat platteland te kijken. Greta Thunberg komt aan het woord in mijn poëzie, maar ook de radeloze boer die met zelfmoordgedachten worstelt.

Paul Demets, De hazenklager,De Bezige Bij, 64 p., 19,99 euro.
Paul Demets, De hazenklager,De Bezige Bij, 64 p., 19,99 euro.

Zit er een sleutel in het gedicht uit De hazenklager waarin u met bijbelse termen schetst hoe uw grootvader een konijn stroopte? ‘Het woord was vlees geworden’, schrijft u: de boer als kleine god op zijn eigen akker…

Demets: …die dan uiteindelijk toch van zijn voetstuk valt. Ik pleit niet voor de terugkeer van een religie die ons leven domineert. Maar het alternatief, je lot in eigen handen nemen, is voor veel mensen ook problematisch. Dat klinkt in mijn oren heel neoliberaal en Amerikaans. Wie faalt, heeft pech. De banken en de Boerenbond hebben daar ook een rol in gespeeld. Zij hebben veel boeren gestimuleerd om voor het geld te kiezen. Voor immense stallen met één soort dieren. Voor grote velden met maar één gewas op. En dat is goed tot de oogst mislukt. Daar praten boeren natuurlijk niet graag over: ze werken vaak in een familiebedrijf, willen trots zijn op hun naam en hun traditie. Ze stappen nog liever uit het leven dan uit hun bedrijf.

Wie aan het platteland denkt, denkt aan warme leefgemeenschappen waarin iedereen elkaar nog kent en begroet. Hoe zou u de buiten als sociale omgeving typeren?

Demets: Er is veel eenzaamheid, maar die blijft verborgen. De schone schijn wordt opgehouden achter de hagen en gordijntjes. Dat wordt in de hand gewerkt door de veranderende bebouwing in de dorpen. Appartementen zijn de norm geworden, maar ‘verappartementisering’ is anonimisering. Tegelijk zie je veel open bebouwing door rijken die zich terugtrekken in een gated community.

In mijn dorp is een fabriek omgebouwd tot lofts, die zo duur zijn dat alleen dokters en advocaten ze kunnen betalen. Uiteraard mag je renoveren en zelfs afbreken wat versleten is. Natuurlijk moeten we slimmer bouwen. Ik pleit niet voor meer verrommeling of een nieuw Bokrijk. Maar ik droom van een andere vorm van samenleven, waarin we familialer met elkaar omgaan en de buurtwinkels weer belangrijk worden. Want mensen zijn het beu om het verschuimde brood van de supermarkt te eten.

Paul Demets

– 1966: geboren in Olsene

– Studie: Germaanse filologie en theaterwetenschappen aan de KU Leuven

– Recenseert poëzie voor De Standaard en schreef eerder voor onder meer Knack en De Morgen

– 1999: debuut als dichter met De papegaaienziekte

– 2012: winnaar van de Herman De Coninck-prijs voor zijn bundel De bloedplek

– 2019: winnaar van de Jan Campert-prijs voor zijn bundel De klaverknoop

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content