Paul Claes 100

Laudatio voor Paul Claes bij de voorstelling van zijn bloemlezing ‘Onvergetelijke verzen’ (z’n 99e boek) en van ‘C’, z’n 100e.

Waar beginnen? 100 boeken schreef je sinds je eerste uit 1979 over intertekstualiteit. En nu mag ik je feliciteren met je 99ste én je 100ste. Slimme dingen vertellen over je oeuvre hoef ik niet proberen te doen want je bent zelf veruit de slimste van de hele literaire klas in Vlaanderen én Nederland. Je kent de literatuur van gisteren en vandaag op je duimpje en je schrijft zelf nog eens romans, verhalen en gedichten. Over je uitzonderlijke kwaliteiten als vertaler en bloemlezer kan ik vandaag natuurlijk niet zwijgen maar wat me vooral opvalt in je werk – ook in deze twee nieuwste – is je humor en je gezond verstand. Die twee laatste kwaliteiten zijn uiterst zeldzaam in literaire kringen. Daarom allicht dat Paul zich ook altijd een buitenbeentje heeft gevoeld in het literaire en academische milieu waar zelfingenomenheid, zelfpromotie en valse ernst schering en inslag zijn.

100 boeken dus. Waar beginnen? Paul Claes, dames en heren, is een literaire duizendpoot. Of zal ik zeggen: honderdpoot. Wist u bijvoorbeeld dat Claes, de vader, en Paul, de zoon, beiden verwoede kruiswoordraadselmakers waren en zijn? Cruciverbisten heet dat, zo las ik bij jou. Papa Claes dus in eerste instantie. Opgave van hem voor een tweeletterwoord: ‘Doet lachen én wenen.’ Wie weet het? Ui, dus. Claes junior kwam ooit terecht als opsteller van kruiswoordraadsels bij het satirische weekblad ‘De Zwijger’ van Johan Anthierens. Enkele opgaven van Paul uit die Zwijger-tijd: ‘Voorbehoedmiddel uit Zaïre’. Zes letters. Niet zo moeilijk: rubber. Of deze, toen al: ‘Koortsgrafiek van de Belgische ziekte’. Vijf letters: Index. In zijn honderste boek ‘C’ kon een kruiswoordraadsel niet ontbreken. Claes, de Claus-kenner, last in dit boek voor vrienden van het goede boek een Clauswoordraadsel in dat opgedragen is aan Veerle Claus. Opgave die niet mocht onbreken en die kan gelezen worden als hommage aan de overleden vader – ik mag toch een beetje de slimmerik uithangen: ‘Clausiaanse benaming voor borsten.’ Vijf letters. Antwoord: Uiers, met dank aan de ‘ui’ van daarstraks.

Wist u dat Paul bijna radioreporter was geworden? Hij eindigde in 1966 – hij was toen 22 of 23 – tweede in een wedstrijd voor amateur-reporters bij de sportredactie van de VRT. 1966: zijn eerste boek moest toen nog verschijnen en hij studeerde in dat jaar af als classicus maar eerst nog vlug een denkbeeldig verslag inspreken van een voetbalwedstrijd. Paul zelf vindt zijn stem akelig klinken in de radio. Zijn andere twee companen – schrijft Claes – zouden later carrière maken bij de tv. Guy Polspoel en Ivan Sonck heetten Pauls gelegenheidscollega’s toen.

Ondertussen behaalde hij ook nog enkele andere diploma’s, onder andere een doctoraat filologie ‘De mot zit in de mythe’ dat een mijlpaal werd in de Claus-studie en een bijzonder diploma communicatiewetenschappen. Hij werd zelfs als twintigjarige geselecteerd na een fameuze toelatingsproef bij De Standaard om er redacteur te worden. Als stagiair mocht hij bij zusterkrant Het Nieuwsblad van telexen kortjes maken. Claes: ‘Scheepsramp op de Atlantische Oceaan. De grote persbureaus geven drie totaal andere versies. Tijdstip, plaats, omstandigheden, aantal doden en gewonden: alles verschilt. Je kan niets controleren, maar je moet een stuk maken. Je verzint zelf een vierde versie van de feiten. Sinds die tijd geloof je geen enkel krantenbericht meer. Je droomt erva opnieuw te gaan studeren en wordt leraar Latijn in een meisjesschool in Landen. De mooiste jaren van je leven? Al wist je dat toen niet.’

Leraar Latijn in Landen – let op de alliteratie – bleef Paul niet lang maar leren zou hij sindsdien tot vandaag blijven doen. Het klinkt allemaal nogal joods want ook bij de joden viel lernen, leren, aandachtig omgaan met de religieuze traditie, met het leven zelf samen. En dat is het wat hij vanaf zijn eerste boek uit 1976 tot zijn honderdste vandaag 35 jaar lang zou blijven doen: zich ongemeen lucide en leergierig verhouden tot de westerse, literaire traditie om ze zo opnieuw vitaal te maken en door te geven aan ons, lezers vandaag. Claus heeft zelf zijn leven op zijn typische no nonsense manier in één alinea samengevat: ‘Leven is leren. Leren spreken (je moeder), leren zwijgen (je vader), leren lezen, schrijven en rekenen (je onderwijzer), leren fietsen (je grootvader), leren autorijden (je broer), leren denken (je vriend), leren liefhebben (je vrouw), leren leven (je vriendin), leren sterven (niemand).’

In ‘C’, zijn honderste, demonstreert Paul dat leren en leven voor hem lezen was: het lezen van de Europese traditie van de grote meesters. Paul grasduint door hun oeuvre en maakt er een abc van dat hij onder veel anderen opdraagt aan zijn broer Tony die hem leerde autorijden, aan zijn vrouw Gonda die hem leerde liefhebben, aan zijn onderwijzer Dries Welkenhuyzen die hem zoveel leerde en vooral aan zijn talloze literaire vrienden van nabij en van ver. De vrienden uit de ‘Heibel’-tijd toen Claes in het legendarische tijdschrift al uitpakte met zijn imitaties van bekende dichters ontbreken niet maar ook Herman Brusselmans en Harry Mulisch krijgen een lemma, wees gerust. En Julian Barnes ook die eindelijk de Man Booker Prize won. ‘C’ is Claes’ eigenzinnige weergave van de westerse literatuurgeschiedenis waarbij hij in spitse fragmenten reputaties uit die literatuur omverkegelt op grond van zijn heldere close reading. Als Claes zegt dat Paul Van Ostaijen, onze grote vernieuwer, eerder een meeloper is, staaft hij dat met harde voorbeelden. De befaamde versregel ‘Onder de maan schuift de lange rivier’ is gejat van Guillaume Apollinaire en is ontleend aan Chinese poëzie die toen in het Duits werd vertaald en waar Van Ostaijen gretig gebruik van maakte.


De scherpzinnige Claes laat in dit tegendraads liber amicorum geen spaander heel van de monumenten uit de literatuurgeschiedenis want hém zal je niets wijsmaken. Hij kent als geen ander zijn klassieken immers door en door. Hilarisch wordt het wanneer Claes een ABC van de Nederlandse literatuur opdist die begint met ‘Aafjes maakte zijn voetreis naar Rome per fiets’ tot en met ‘X was de minnaar van Y, die ooit de minnares van Z was (naar believen in te vullen door de kenners van de Amsterdamse grachtengordel).’ Enkele andere frappante letters uit dit alfabet: ‘Couperus was impotent. Hermans’ oeuvre staat vol blunders en taalfouten. Jonckheere schreef om zijn alimentatie te kunnen betalen. Kloos was een alcoholist. Van Ostaijen was een cocaïnegebruiker. Van de Woestijne was meer voor meisjes dan voor dames.’

Claes leerde via zijn vertalingen de klassieke meesters uit de Westerse poëzie uit eerste hand kennen én maakte vertalingen van hun beste werk die veel helderder en correcter waren dan in andere versies. Toen hij de eerste Nederlandse vertaling las van ‘Ulysses’ door John Vandenbergh merkte hij op dat diens Nederlands ingewikkelder en moeilijker was dan het Engelse origineel. Claes, de lerner, wil dan laten zien hoe het wel moet en ging samen met zijn vriend Mon Nys ‘Ulysses’ wel in een complexloos, transparant Nederland vertalen. Hij zou in 1996 als eerste Vlaming de prestigieuze Martinus Nijhoffvertaalprijs krijgen ,onder andere voor dat meesterstuk.

Ondertussen stofte hij al vertalend belangrijke dichters af én gaf hij ook korte commentaar bij hun werk, zonder al te veel poespas. Van Catullus – waar Claes bijzonder van houdt en waar hij ook een opgemerkte Engelstalige studie over maakte – tot de hem al even geliefde Arthur Rimbaud – waar hij dan weer een bijzondere Franstalige monografie over maakte. Hij kraakte de sleutel van diens ‘Illuminations’ en deed dat ook met ‘The Waste Land’ van TS Eliot. Hoe moeilijker en mysterieuzer, hoe meer Claes zich geroepen voelde om het werk in kwestie van dichtbij te bekijken, om erin te lernen, wil zeggen: vertalen en becommentariëren. Persoonlijk ben ik een grote fan van zijn Rimbaud- en Mallarmé-vertalingen. Nooit gedacht dat hermetische poëzie zo overrompelend kan zijn, als je Claes leest met het origineel ernaast.

De laatste jaren ging Claes zijn immense kennis van de Europese literatuur canoniseren. Hij maakte een canon van de Nederlandstalige poëzie in 100 gedichten. Het ideale geschenkboek voor iedereen die voor het slapengaan de klassiekers uit onze literaire traditie wil degusteren maar ook onmisbaar voor elke leraar die het ernstig neemt met het doorgeven van onze literaire traditie aan de komende generaties. Claes deed onlangs hetzelfde met de Franse poëzie, waar hij ook een prachtige best-of bloemlezing van maakte, en ik hoop dat hij dat binnenkort evenzeer met de Spaanse, Duitse en Engelse poëzie zal ondernemen.

In ‘Onvergetelijke verzen. Maar van wie ook weer?’, zijn 99ste boek, reduceerde hij zijn encyclopedische kennis van de Nederlandtalige poëzie tot een unieke bloemlezing van de meest spraakmakende versregels uit ons literair geheugen: van kinderversjes tot Gezelle-oneliners, van ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ tot ‘Wat wals es, Vals es’ van Jacob van Maerlant. Ook hier zijn de honderden versregels alfabetisch per auteur gerangschikt. Fascinerend om lezen wat er van Lucebert allemaal nog van belang is: ‘mijn duiveglans mijn glansende adder van glas’ maar ook ‘vroeger zweefden de dichters / nu zweten ze alleen maar’. Natuurlijk mag Claus niet ontbreken met ‘zij splijt mijn kegel / in de bekende warmte’ maar ook met ‘In mijn kelders is de delfstof der kennis aangebroken’.

Claes dynamiteert in zijn onvergelijkelijke vertalingen en commentaren de westerse literaire traditie: in zijn kelders ligt de delfstof der literaire kennis te fonkelen en te glanzen. Ik kan Paul alleen maar dankbaar zijn dat hij zich zonder subsidies en ten koste van een zekere en lucratieve loopbaan als hoogleraar dag in dag uit aan die eenzame, explosieve zoektocht heeft gehouden die ons lezers nu zo veel opbrengt. Inzicht én plezier in de piekmomenten van de literatuur en daardoor ook in onszelf.

Frank Hellemans

Paul Claes, ‘Onvergetelijke verzen. Maar van wie ook weer?’, De Bezige Bij, 304 blz., 19,90 euro ISBN 978-90-234-6489-1

Paul Claes, ‘C. Honderd notities van een alleslezer’, De Bezige Bij, 208 blz., 19,90 euro ISBN 978-90-234-6499-0

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content