Review | Boeken

Oostende: koningin der troosteloze topauteurs

Joseph Roth © GF
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

Mark Schaevers, vandaag nog op de shortlist van de Gouden Boekenuil met ‘Orgelman’, herwerkte zijn beschrijving van de zomer van 1936 toen in Oostende de fine fleur van de Duits-Joodse intellectuelen en schrijvers, zoals Stefan Zweig en Joseph Roth, noodgedwongen verzamelen blies.

Mark Schaevers werd als enige Vlaamse overblijver genomineerd voor de shortlist van de Gouden Boekenuil. Hij kwam bij de laatste vijf kanshebbers met ‘Orgelman’, een biografie over de Duits-Joodse schilder Felix Nussbaum.

Exil of verbanning is van een zelfpijnigende wanhoop. Nergens wordt dat beter aangetoond dan door de schrijvende elite, die minder door toeval dan door afstoting en aantrekking elkaars gezelschap opzocht in de jaren dertig in oorden van ballingschap. Oostende werd zo een trefpunt voor de joodse diaspora.

Spinnenweb

Schrijvers als de Vliegende Reporter Egon Kisch, het Oostenrijkse tweespan Stefan Zweig en Joseph Roth, de afvallige kommunist Arthur Koestler, de homo’s Christopher Isherwood en Heinz Neddermeyer, en de niet-joodse maar even verveelde Irmgard Keun putten zich uit in een writer’s block, in drank, geldhonger, zelfkastijding en literair opbod. Rond hen cirkelen vrouwen, die volstrekt inwisselbaar zijn. En één zit in het midden van het spinnenweb, Irmgard Keun.

Het zijn jaren van een onstelpbare troosteloosheid, van hopeloos hengelen naar mecenaat, van innerlijke onrust en doelloos over en weer gereis. Met altijd die lamlendige kuststad in verbleking als decor, met de zee als sirene, en het achterland en Brussel als grauw no man’s land tussen de rauwe vuist van het monsterlijk groeiende nazisme en de verzuchting dat een nauwe zeeëngte verder de vrijheid wenkt. Het zijn geen schrijvers die het nog moesten maken, integendeel het zijn kunstenaars die leven van hun contracten, die internationaal gerespecteerd en bewonderd worden. Maar ze zijn hun wortels kwijt, al beseffen ze nog niet helemaal dat het voorgoed is. Zal zijn.

(Dubbel)zelfmoorden

Opvallend hoeveel al dan niet geforceerde (dubbel)zelfmoorden hun noodlot invullen. Roth drinkt zich letterlijk dood, hij was 44. Ernst Toller verhing zich in New York acht weken na de kapitulatie van de Spaanse republikeinen (1939), hij was 45. Stefan Zweig en zijn vrouw namen barbituraten in drie jaar later. Hij was 60, zijn tweede vrouw Lotte 33. De communistische agitator Willi Münzenberg koos voor de strop toen de Duitsers Frankrijk binnenvielen. Hij was 51. Zijn rechterhand Otto Katz stierf als slachtoffer van zijn verblind idealisme. Hij verhuisde naar Praag, werd in een stalinistisch schijnproces opgevoerd, en werd in 1952 opgehangen – terecht vond hij. Hij was 57. En uitgever Walter Landauer probeerde tevergeefs Nederland te ontvluchten. De Gestapo stuurde hem naar een vernietigingskamp, hij stierf de hongerdood in Bergen-Belsen. Arthur Koestler overleefde alles, ook zijn ideologische ommezwaai, en twee zelfmoordpogingen, en koos dan toch voor vergiftiging, samen met zijn derde vrouw. Hij was 73.

Joseph Roth (R), auteur van het onsterfelijke 'Radetskymars' met boezemvriend Stefan Zweig (L).
Joseph Roth (R), auteur van het onsterfelijke ‘Radetskymars’ met boezemvriend Stefan Zweig (L).© GF

Die hele waslijst van verdoemde zielen bepalen een voorspelbaar einde in de sfeer en de achtergrond die Schaevers, eerlijk gezegd nogal sketchy (allicht om de lektuur niet te verzwaren met voetnoten en detaillering) schetst in een boekje dat getuigt van veel opzoekingswerk, schrandere citatenkeuze, en een empathie (zie de vele korte bedenkingen tussendoor en tussen twee haakjes) die van Schaevers meer maakt dan een gedreven journalist. Juist in de naaktheid van de uitzichtloze verblijven in hotels, de honger naar erkenning, bewondering en geld, vooral veel geld, dat vaak de boudoirsfeer van het decadente Oostenrijk moet doen herleven maar uiteraard faalt, toont zich een betrokken en tegelijk toch afstandelijk verslaggever. Hij roept een wereld op die stijf staat van bedenkelijke kapsones, van een zelfbewondering die wegvliedt in een nuchtere omgeving, van narcistische verlangens en eerzucht die uitmonden in tragische pijniging van de omgeving, in het sadisme van het aforisme dat Roth zo graag gebruikte als verdedigingsmiddel en wapen.

Exilauteurs

Het is jammer dat Schaevers als omslag koos voor Am Kai in Ostende (1935) van Felix Nussbaum, dat een bedwelmende banaliteit uitstraalt als je die uitgeveegde steiger met zijn duistere zeilscheepjes en visnetten tegen een onpersoonlijke loods en tegen twee gebouwen (het ene uitgewerkt, het andere wit en ongenuanceerd) ziet verglijden in groenachtig zeewater. Het contrast met Nussbaums getormenteerde zelfportretten kan niet zwaarder zijn. Over Nussbaum heeft Schaevers trouwens een schitterende bio geschreven, Orgelman (2014). Maar al zijn er zeer gelijklopende lagen (angst, verlorenheid, zelfmoord), het omslag is nu te flets om de opvliegers van Irmgard Keun, die de planeet is waar alle Exilauteurs draaien, en van de nadrukkelijk sombere gedachten van de ballingen te verbeelden.

Verwarrend (maar tegelijk zeer uitdagend en inspirerend) is het aantal zwart-wit foto’s dat werd opgenomen, en die als een soort brugleuning dienen om de uit elkaar gevallen levens toch met sprongen te begeleiden. Tegelijk is het een nostalgisch tribuut aan de charme van de vooroorlogse Vlaamse kust, zijn flink gebouwde hotels, en zijn opwekkende bruine cafés. Die systematische fotomontage beantwoordt tevens perfect aan de innere Emigration en de haat-liefde-verhouding die Keun met Roth aanknoopt. “Roth was erop uit een mens uit elkaar te halen en opnieuw samen te stellen, om de verschillende onderdelen met huid en haar te bezitten. Hij wilde mensen beheersen, zijn hypnotische krachten op hen uitproberen”, Een heldere zelfanalyse van Irmgard Keun. “Van mij wilde hij iets maken dat ik niet was”. Een Stockholmsyndroom avant la lettre.

Niet dat Keun daardoor sympathieker overkomt. Integendeel, ze scheidt wel van haar man Johannes Tralow (met een door Roth ingefluisterd leugentje dat ze “met joden en negers” sliep), maar houdt de rijke Amerikaanse uitgever Arnold Strauss (wiens ouders ook al zelfmoord pleegden in Amsterdam) aan het lijntje, voortdurend bedacht op nog meer voorschotten, een medusa voor andere schrijvers, een zelfgerichte mytomane, die garnalen pelt en langoesten haat vanwege de kleine uitstekende zwarte oogjes.

Met Ernest Claes op de PEN-boot

Nee, het merkwaardigste in dit boekje van Schaevers is het minimalisme over andere figuren. De joodse vluchtelingen aan onze kust zijn een kudde op zichzelf. Een afgesloten, treurende troep, die geen contacten zoekt met deelgenoten hier te lande, alleen met uitgevers als Querido en Allert de Lange, voor de poen uiteraard, en terloops ook even met de communist Nico Rost. Ze waren blijkbaar ook wars van het doordeweekse leven als de Olympische Spelen in Berlijn dat jaar of het boksen. Het zijn de terloopse figuren die juist body krijgen.

Auteur Mark Schaevers, Claus-biograaf, verdiepte zich ook in de Duits-Joodse exil-literatuur van vlak voor WO II.
Auteur Mark Schaevers, Claus-biograaf, verdiepte zich ook in de Duits-Joodse exil-literatuur van vlak voor WO II.© Belga Image

Tot mijn eigen verbijstering is veruit de meest aantrekkelijke figuur in dat verdoemde jaar 1936 Ernest Claes. Claes gaat, net als Zweig en Toller (en Vermeylen, wat Schaevers merkwaardig genoeg verzwijgt) aan boord van de Normandie op weg naar het PEN Congres in Buenos Aires. In zijn laconieke nuchterheid ontstaat plots een gedenkwaardig figuur. “Over het PEN-kongres zelf heb ik niets te vertellen. Het is voorbij, het was weinig interessant, en daar blijft niets van over”. De enige zonder zelfbeklag. En met de rationaliteit van een man die niet dweept met woorden, maar met vaststellingen.

Impotente Joseph Roth

Al bij al is deze schets van Schaevers een stuk aantrekkelijker dan de meest doorwrochte, hardleerse biografieën. Want in alle zwartgallige zwaarmoedigheid die het verblijf van de Exilauteurs kenmerkt, klinkt toch die hechte band tussen vrienden door – nou ja ,vrienden: Zweig was de gevende, Roth de nemende, en Keun nam van iedereen alles aan, al bond ze zich even vrijwillig als onbegrijpelijk aan de stugge, aftakelende, aan tandrot lijdende, impotente Roth. Na zijn dood verspreidde ze in de kranten het bericht dat ook zij zelfmoord had gepleegd. Maar ze trok gewoon weer in bij haar ouders in Keulen, de hele oorlog lang. Daar stierf ze in 1982. Ze was 77.

Mark Schaevers, Oostende, de Zomer van 1936. Amsterdam/Antwerpen, Atlas Contact 2015 (herwerkte versie van 2001), 142 blz.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content