Peter Casteels

‘Moeten we dan maar ophouden met boeken recenseren?’

Een auteur kan nooit tevreden zijn met recensies over zijn werk.

Ik had vorige week vrijaf. Met die leestijd wilde ik eindelijk Tot in de hemel van Richard Powers lezen. Tot waar ik ben geraakt is die roman geweldig, maar heel erg ver is dat helaas niet. Bavo Claes publiceerde net voor het begin van mijn herfstvakantie namelijk De zorgelijke staat van de literaire kritiek: een praktijkgeval op de site van Rekto:Verso. Zonder een echte aanleiding maakt de onkreukbare oud-televisiejournalist daarin de rekening op van alle recensenten die ooit Kraai, zijn debuutroman uit 1997, of Vijftig, uit 2015, bespraken. Het is een eindeloze opsomming van fouten, slordigheden of interpretaties die in de ogen van Claes geen recht doen aan het vernuft van zijn literair werk. Om u het eerste voorbeeld te geven: Dirk Leyman had het aangedurfd te schrijven dat Vijftig over een midlifecrisis gaat, terwijl dat boek natuurlijk véél, véél meer thema’s bespeelt. ‘Het is alsof de kunstcriticus, na een vluchtige blik op De val van Icarus van Pieter Bruegel te hebben geworpen, de suppoost de opdracht zou geven die ploegende boer en dat zeilende schip maar vast te overschilderen, want die vindt hij toch echt niet bij het onderwerp passen’, schreef Claes over die framing. Het is allemaal zodanig afmattend, verzuurd en intriest dat ik dat pamflet maar beetje bij beetje tot mij kon nemen, en telkens al na enkele alinea’s even diende te gaan liggen of naar buiten moest om een luchtje te scheppen.

Moeten we dan maar ophouden met boeken recenseren?

De reden waarom ik niettemin het hele opstel heb uitgelezen is, uiteraard, schuldbesef. Bavo Claes noemt Humo’s Frederick Vandromme een ‘kwibus’ en een ’trol’, terwijl ik dat evengoed had kunnen zijn. Ik begrijp Claes ook maar al te goed. Degene die vaak meer dan een jaar geschreven heeft aan een boek kan nooit tevreden zijn met het oordeel van iemand die datzelfde boek alleen maar gelezen heeft, zeker als dat moet worden samengevat in 500 of nog veel minder woorden. Er ontsnapt zo veel aan die lezer wat de schrijver probeert te vertellen. Dat kan doordat hij niet goed kan schrijven, maar evengoed doordat de lezer net over die passage heen heeft gekeken, of eventjes elders zat met zijn gedachten, bij het boodschappenlijstje dat hij die middag ook nog moest maken. Ik kan de eerste hoofdstukken van Tot in de hemel al niet meer foutloos navertellen. Tot overmaat van ramp schrijven recensenten hun mening op zonder enig voorbehoud, want dat zou hún lezers alleen maar gaan vervelen. Niemand die achteraf ook controleert of het allemaal klopt, daar is natuurlijk geen geld en tijd voor. Moeten we er dan maar mee ophouden? Dat wil niemand in het boekenvak – terecht, trouwens. Maar de schrijver blijft achter als collateral damage.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content