Review | Boeken

Misdaadauteur Jo Claes waagt zich aan broeder(on)min en homofilie

Jo Claes kreeg verleden jaar nog De Gouden Strop voor beste Nederlandstalige thriller voor 'De mythe van Methusalem'. © ANP
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

‘Voor wie de klok slaat’, al het 9de Berg-mysterie van de gereputeerde thrillerauteur Jo Claes, kan thrillerrecensent Lukas De Vos aanraden, al liggen een zeker sentimentalisme en een belerend toontje op de loer.

Beheerste ambitie, dat is het waarmerk van de negen misdaadromans die Jo Claes al heeft afgeleverd. Ambitie die getrimder en steviger onderbouwd is dan de biografieën die op internet over hem verschenen. Om maar iets te zeggen: volgens Wikipedia is hij geboren op 29 juli 1955, volgens DBNL op 28 februari 1956. Betrouwbaar is anders. Dan liever een meticuleus uitgewerkte plot, een herkenbare setting (de stad Leuven), “ronde” personages, en een bijna nadrukkelijk uitgewerkte verhaalsontwikkeling. En een omslag dat altijd een plaatselijk kunstwerk toont met een doorslaggevende rol in de roman.

Middeleeuwse Jacquemart

Misdaadauteur Jo Claes waagt zich aan broeder(on)min en homofilie
© GF

Claes’ nieuwste thriller Voor wie de Klok Slaat (Houtekiet) – de titel verwijst naar Ernest Hemingway’s For Whom the Bell Tolls (de vroegste Nederlandse vertaling droeg als titel: Voor Wie de Klok Luidt) – heeft echter weinig vandoen met het tragische oorlogsverhaal in de Spaanse Burgeroorlog. Als er dan toch een overeenkomst is, dan is het de onontkoombare dood en de al dan niet zelfgezochte en even onvermijdelijke zelfmoord in een opengebarsten conflict. De flap toont de Jacquemart, een houten of gietijzeren automaat die de klok slaat. Het mechanisme gaat terug tot de veertiende eeuw (met de voor Vlaanderen rampzalige Slag bij Westrozebeke en de roof van de belfortklok van Kortrijk). De Jacquemart (wellicht een naamsverbastering van de Vlaamse beeldhouwer Jacques Marc) slaat langs buiten, niet als een klepel van binnenin – het heeft zijn belang bij de ontrafeling van een complot dat een heel andere, persoonlijker wending neemt dan het schijnbaar politieke uitgangspunt van deze thriller.

Het is op het bonzen van die klok dat de rector van de Universiteit van het Oegandese (de onzin om in het Nederlands steevast het anglofiele Uganda te gebruiken irriteert mij met de dag matelozer) Kampala wordt doodgeschoten terwijl hij bij de opening van het akademiejaar vooraan loopt bij de traditionele “optocht der togati”, de akademische verkleedpartij met toga en baret van het onderwijzend personeel. Grote zorgen voor hoofdinspecteur Thomas Berg die moest instaan voor de veiligheid (en in de ban raakt van ’s mans petekind Tatyana, de assistente van de rektor). De rector loopt naast de rector van Leuven zelf, die als bij wonder niet geraakt wordt. Want was hij niet het echte doelwit ? En waarom worden er twee kogels gevonden, die uit een heel andere hoek geschoten werden ? Als dan nog blijkt dat de rector een rivaal-tweelingbroer heeft, die dezelfde academische bekroning nastreefde, en een derde flink gespierde maar onbetrouwbare kandidaat zich terugtrok en ontslag nam na de verkiezing, blijken er ineens verschillende paden open te liggen. Soms teveel paden, wat Claes handig oplost door geregeld een personage weg te moffelen of kwansuis te laten verdwijnen.

One of the boys

Van sommige personages is dat onverwacht. Zo raakt Bergs collega Meulenaar dodelijk getroffen in een schietgevecht met de dader van de moord. Verstandig en natuurlijk om uitgeputte personages te vervangen door nieuwe figuren, in deze door de mannelijke butch Lou, in haar onafscheidelijke jekker, zonder handtas of verfijnde manieren. She’s really one of the boys. Maar in de loop van het verhaal raken andere personages vrijwel ongemerkt op de achtergrond, en verwasemen in het uitgerafelde onderzoek.

Berg schrikt er niet voor terug te gokken. Met maar één doel voor ogen: te denken zoals het eigenlijke brein van de verschillende moorden redeneert. Meer dan ooit, meer zelfs dan in het gelauwerde De Mythe van Methusalem (Publieksprijs Hercule Poirotprijs, Gouden Strop 2015), verschuift de oplossing van de misdaad naar de perceptie van misdadigheid, het drijfverenonderzoek, en dus naar de trial and error van Berg en zijn ploeg tegen de krachtigste achtergrond die er is: het intraveneuze leven van de stad. Het maakt de personages krachtiger dan ooit. Berg wint nog aan sterkte door de rol van onderzoeksrechter Hove af te zwakken – in vorige verhalen was die de knorrige man op de rem, want nu tracht Berg zich eerst aan zijn opdracht te onttrekken “met het argument dat hij geen enkele ervaring had met ordehandhaving”. En een nevenplot eist al zijn aandacht op, gewelddadige overvallen op mannen van vooraan in de dertig. Ze zullen stilaan versmelten.

Homofilie

Claes ontwikkelt op gevoelige, en toch bedachtzame wijze het andere hoofdthema dat de verhaalsontwikkeling schraagt: de houding tegenover homofilie. Die zorgt nog altijd voor drama’s, in families (de rector heeft tweelingkinderen, alweer; de zoon pleegt zelfmoord, de dochter zint op vergelding), in sociale verhoudingen, in de politiek. De vervolging van homo’s in Oeganda is een lekker meegenomen uitgangspunt. Berg zoekt met andere woorden een Nemesis, een wraakengel, die ’s nachts zijn/haar gram komt halen. Op bescheiden manier tracht Claes hedendaagse (misdaad)mythes te koppelen aan het eeuwig menselijke, zoals het al in de Griekse overlevering was vastgelegd. Hij is niet bang om klassieke voorbeelden op te diepen. Richtinggevend is het beeld van Leda en de Zwaan, dat akelig de onzekerheid en de onontkoombare doem van het weten suggereert. Leda, de vrouw van de Spartaanse koning Tyndareos, werd door oppergod Zeus verleid. Hij had zich in een zwaan veranderd. Ze werd zwanger maar had dezelfde nacht nog gemeenschap met haar echtgenoot, zodat onduidelijk was wie de vader van de dubbele tweeling was die ze baarde.

Liegen Kretenzers altijd?

Soms vertrouwt Claes iets te veel op Wikipedia voor zijn informatie. Om de rector tot openhartigheid te dwingen haalt Berg een uitspraak aan van de Griekse wijsgeer Epimenides (6e eeuw voor Kristus). “Van hem is het beroemde citaat: Alle uitspraken van alle Kretenzers zijn altijd gelogen. (…) Het probleem is dat Epimenides ook een Kretenzer was”. De uitspraak is letterlijk uit de Wikipedia-tekst gehaald, maar is in feite al een interpretatie van

de Griekse tekst: Krètes aei pseustai ofte Kretenzers liegen altijd. Toegegeven, de originele teksten van Epimenides zijn ofwel verminkt, ofwel uit de tweede hand, ofwel gewoon flarden (zoals bij Herakleitos). De paradox komt bij geschiedkundige Diogenes Laërtius niet ter sprake. De meest voor de hand liggende aanhaling komt uit een brief van de apostel Paulus aan Titus (1:12): “Een van hun eigen profeten, zelf een Kretenzer, heeft gezegd: ‘Kretenzers zijn onverbeterlijke leugenaars, kwaadaardige beesten, vadsige uitvreters'”. Paulus had de Griekse logica allicht niet begrepen. Maar de paradox van de leugenaar is een eindeloze, onoplosbare keten van wederspreukigheden. “‘Kretenzers liegen altijd’, zei de Kretenzer”. Zei hij de waarheid, dan ontkracht hij zijn eigen uitspraak. Liegt hij, dan is het gezegde onwaar.

Claes past het gezegde wel knap toe op de ondervragingstechieken van de politie. De kunde bestaat erin iemand zover te krijgen dat hij verstrikt raakt in tegenstrijdigheden. Maar Claes beseft ook de onvolmaaktheid van het woordenspel. Daarom legt hij een tweede laag op de dialogen: die van het bedrog, de afspraken die gemaakt worden tussen verdachte en ondervrager om in ruil voor een afgezwakte aanklacht toch informatie prijs te geven. Even schijnheilig, maar nuttig genoeg om een zaak tot een goed einde te brengen.

Menselijkste misdaadroman

Met Voor Wie de Klok Slaat heeft Jo Claes met voorsprong de menselijkste misdaadroman gemaakt die hij ooit geschreven heeft. Valt hij af en toe terug op een wat belerende toon (de leraar in hem zal nooit verdwijnen), dan komen zowel de stad als de duistere kant van de mensen die haar bewonen op authentieke manier naar boven. Het minst geslaagde is de ontluikende liefdesgeschiedenis tussen Berg en Tatyana, maar hij opent wel perspectieven voor komende reizen van de inspecteur. En Claes hoedt zich gelukkig voor expliciete beschrijving van seksscènes, het zwakke, vaak lachwekkende punt van de helft der Vlaamse thrillers. Dat hij daarentegen terugvalt op het sentimentalisme van Herman De Coninck is geen beginnersfout, maar een onderschatting van de lezer – de afscheidsrede voor Meulenaer is eigenlijk gewoon een omkering van de parabel der talenten. De bijbel heeft geen romantisch ontspoord dichter nodig om heldere boodschappen mee te geven.

Vertwijfeling, angst, moeizame zelfbeheersing en zwakheid zijn de echte kenmerken van de mens in zijn omgeving. Het maakt ze herkenbaar, lankmoediger, en begripvoller. Daarin is Claes optimaal geslaagd. En dus kun je ook deze roman alweer met stip aanbevelen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content