Maarten Inghels trok met romanschrijver Vincent Van Meenen naar het Griekenland in crisis

© MAARTEN INGHELS
Maarten Inghels
Maarten Inghels Antwerps Stadsdichter

Het derde boek van romanschrijver Vincent Van Meenen (°1989) is een liefdesverhaal tegen de achtergrond van Griekenland in crisis. In We houden zo van Anthi doet Van Meenen het verhaal van zijn relatie met de Griekse Anthi, zijn vrijwilligerswerk in de anarchistische wijk Exarcheia, en het verval van een antiek land. Schrijver Maarten Inghels volgde hem naar Athene om de scherven te lijmen.

I

Lange tijd vond ik Vincent Van Meenen een van de irritantste figuren die er in de stad rondliepen en ik ben er zeker van dat hij over mij hetzelfde dacht. De jonge beloftevolle schrijver maakte YouTube-vlogs, waarin hij met paarsgelakte vingernagels aanstellerig zijn publiek toesprak. Toen hij de schrijfwedstrijd Write Now won, fantaseerde hij een biografie bij elkaar. ‘Werkt afwisselend in New York en Antwerpen.’ Alle kranten namen het klakkeloos over. Hij acteerde op uitmuntende wijze de ambitieuze schrijver die hij wilde zijn.

Later bleek de act deel uit te maken van zijn eindwerk aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen, waarmee hij de mogelijkheden van een fictieve identiteit wilde onderzoeken. Deze wetenschap maakt de act niet minder irritant, maar nu waardeer ik zijn experimenteerdrift. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de act twee jaar zou duren, maar de docenten en zijn vrienden drongen aan om er na zes maanden mee te kappen. Hij studeerde woordkunst, nu begint hij aan hetzelfde conservatorium aan een zelfgefinancierd doctoraat in het surrealisme.

Maarten Inghels trok met romanschrijver Vincent Van Meenen naar het Griekenland in crisis
© MAARTEN INGHELS

We houden allebei van I’m Still Here, de mockumentary over de periode waarin acteur Joaquin Phoenix een carrièrewending als rapper volhield. De scènes waarin Phoenix halfdronken lyrics het publiek in schreeuwt zijn tenenkrullend.

‘Ik denk altijd dat het beste is om je eigen reputatie te vernietigen.’ Vandaag draagt hij een gifgroene broek met kleine bloemetjes en een roze trui met plantenmotieven. ‘Mijn nieuwe toverkostuum.’

Op het vliegtuig heeft Vincent een Congolese vluchteling uit Brussel leren kennen die met ons mee kan in de taxi naar het centrum van Athene. Ik zit op de achterbank gepropt, de warme wind brandt mijn neus. De opzet van deze reis was om een groep literaire journalisten een rondleiding in Athene te geven naar aanleiding van de publicatie van zijn nieuwe boek, maar niemand had toegehapt. ‘Als Ilja Leonard Pfeijffer een Middellandse Zeecruise organiseert, staan de journalisten te dringen. Maar ze vinden het raar als Vincent Van Meenen hen naar Athene wil meenemen’, zegt Vincent Van Meenen. Zijn melkachtige blauwe ogen schieten alle kanten op, van alle koffie met ijsblokjes trillen zijn handen nog meer dan anders.

‘Als afstuderende kunststudent kun je drie dingen doen. Plat op je buik gaan voor opdrachten in de creatieve sector, een gewone job zoeken, of naar het goedkope buitenland vluchten.’

Na zijn studie, in 2014, vloog Van Meenen naar Portugal, hij liep de weg naar Santiago de Compostela een stuk in omgekeerde richting, reisde door naar Italië en Hongarije. Hij werd iemand die in het buitenland een buitenlander ging spelen. Oorspronkelijk was Van Meenen naar Griekenland getrokken als rite de passage, maar hij vond er een muze en een dagtaak en bleef twee jaar hangen.

In stevig tempo wandelen we kriskras door Athene, zijn pagekapsel wipt op bij elke stap. Verkeerslichten suggereren een orde in de chaos. Auto’s en voetgangers spelen een ingewikkeld spel bij het oversteken.

‘Assertiviteit oftewel een been kwijt’, adviseert Vincent me, terwijl hij de dingen aanwijst. Hier ging hij koffiedrinken. Hier volgde hij zijn eerste Griekse lessen. In zo’n auto reed hij met Anthi naar zee. In deze bakker zei hij tegen haar: ‘Ik denk dat we van elkaar moeten houden.’ En dit was eerst een parking, maar de buurtbewoners hebben er een park met bomen van gemaakt.

Maarten Inghels trok met romanschrijver Vincent Van Meenen naar het Griekenland in crisis
© MAARTEN INGHELS

We staan midden in Exarcheia, de hippe, wetteloze buurt. In deze anarchistische wijk woont een mix van drugsgebruikers, vluchtelingen en anarchisten. Naast bloemen en groenten groeien er nog andere initiatieven: kinderopvang, taallessen, volkskeuken. Men speelde met het idee van een eigen munt. De microgebeurtenissen op straatniveau zijn een doorslag van wat er op macroniveau gebeurt, vindt Vincent. Werkloosheid, migratiecrisis, willekeur. Exarcheia is een solidair vangnet geworden voor waar de staat faalt. ‘Alles kan hier’, zegt Vincent. ‘Ze laten je hier met rust.’ Meestal toch.

Op de straathoeken rond het kwartier staat de oproerpolitie zich te vervelen, ze begeven zich normaal gezien nooit in het hart van de anarchistische verzetshaard. Sinds de jaren zeventig is deze buurt een no-gozone voor de politie, maar de nieuwe burgemeester wil een eind maken aan de drugsdoden en de wetteloosheid die de laatste tijd tot criminele hoogtepunten leidde. Omgekeerd kreeg een homokoppel gisteren een kopstoot van een lid van de oproerpolitie toen ze een blokkade passeerden. Homohaat is bon ton in Athene.

Op 6 december 2008 werd de vijftienjarige jongen Alexandros Grigoropoulos neergeschoten tijdens rellen. Zijn ongelukkige dood staat in graffititags te lezen op de muren van de stad. Sindsdien ontaarden betogingen niet zelden in schermutselingen met de oproerpolitie, die gewapend is met gummiknuppels en traangasgranaten. De eerste keer dat Vincent Van Meenen in zo’n opstootje belandde, kreeg hij een halve citroen in de handen gedrukt om zijn brandende ogen te kalmeren. ‘Ik maak plots deel uit van één kant, wie zegt dat ik in de gevechten deze kant wil kiezen?’ schrijft hij in zijn dagboek.

‘In 2004 werden in dit land de Olympische Spelen gehouden, en zes jaar later is de crisis in hun gezicht geëxplodeerd’, zegt hij me. ‘Over tien jaar kan hetzelfde aan de hand zijn in België.’ Vandaag komt hij in de bars rond het plein Exarchion om de haverklap oude vrienden tegen. ‘Deze man hier is al tien jaar werkloos’, zegt Vincent. ‘Dit zou evengoed Maarten Inghels kunnen zijn.’

Kort na zijn aankomst in Athene had zijn vader hem een brief doorgestuurd van het arbeidsbureau in Brussel. Op zoek naar een officieus uitziende Griekse stempel en handtekening voor op zijn brief was Vincent op Steki gebotst, een door vrijwilligers gedragen sociaal centrum. Al snel ging hij er Franse taallessen geven en zijn Grieks bijspijkeren.

Wanneer we om middernacht terugkeren naar Exarcheia vinden we een rokende vuilnisbak, en prikt een achtergebleven wolk traangas in onze ogen. De zwarte scherven van een molotovcocktail glinsteren in het witte licht van straatlantaarns. Er hangt een geur van agressie, maar de agenten zijn weg. Rond een roerloze gewonde staan tientallen omstanders, maar er is geen ziekenwagen te zien. De volgende dag staan er weer gewoon boekenkraampjes en drugsverkopers hun waren te slijten.

Maarten Inghels trok met romanschrijver Vincent Van Meenen naar het Griekenland in crisis

II

In 2013 verscheen in Knack het eerste interview met de toen drieëntwintigjarige Vincent Van Meenen. ‘Niet googelen. De foto’s zijn verschrikkelijk’, zei hij mij. Journalist Stijn Tormans bezocht de afstuderende schrijver nadat een open brief van hem viraal was gegaan.

‘Ik behoor tot de elite: ik drink Ginger spice in de Caffénation en koop mijn kleren tweedehands. ’s Nachts feest ik in De Studio of drink ik in de cafés rond het Mechelseplein, waar ik woon. (…) Mijn vrienden wonen bijna allemaal in Antwerpen. (…) Het zijn allemaal hoogopgeleiden, maar ze zijn niet erg gelukkig. Sommigen nemen antidepressiva, anderen drinken gewoon veel, nog anderen storten zich vol overgave op meerdere jobs. “De keukenvloer van het volwassen leven is hard en koud”, zeggen ze.’

Ik ken er weinig die zich zo bewust waren van de artistieke, blanke, studerende elite waartoe wij behoorden. We herkenden ons allemaal in de brief en vonden allemaal dat er iets aan schortte. Drie jaar later verscheen zijn debuutroman Licht en geluid. Een van de hoofdpersonages in zijn roman zou op mij gebaseerd zijn, ik heb het boek nooit durven te lezen. Als ik goed geïnformeerd ben, ga ik in het eerste hoofdstuk op gruwelijke wijze dood.

Jaren voordien was mijn hoofd paginagroot op de cover van Knack Focus verschenen in de interviewreeks Generatie Nu, en ik had vernomen dat de foto was bevestigd aan het deksel van de toiletpot van Vincent Van Meenen. Bij elk huisfeestje spetterde de urine op mijn brillenglazen. Wij waren jonge kunstenaars, en onze ego’s gedroegen zich als puppy’s. Ze beten en likten in één beweging. Als ik het zo allemaal op een rijtje zet, lijkt het alsof Van Meenen op een agressieve manier mijn aandacht probeerde te trekken. Een jaar later vertrok hij met de noorderzon. Ik miste hem niet.

Al die tijd maakte Vincent Van Meenen theaterstukken met vluchtelingen, en gaf hij taallessen aan migranten. Hij heeft een afkeer van het ramptoerisme, en weigerde tijdens zijn verblijf stelselmatig om voor de krant een stuk te schrijven over de werkelijke gevolgen van de Griekse crisis. Nog steeds heeft hij geen hard oordeel over de gebeurtenissen. Volgens hem komen de journalisten vier dagen in Athene bivakkeren om indrukken op te zuigen en te verwerken in een artikel van duizend woorden. ‘Eersteklas verhalenkolonialisme’ noemt hij het.

‘Wat ik hier heb gedaan, mijn handen uit de mouwen gestoken, heeft meer bijgedragen dan een krantenstuk. In dit gebouw heb ik acht maanden Franse les gegeven. In de tuin hiertegenover hebben we ons eerste theaterstuk met vluchtelingen gespeeld: Ship of Fools. Maar ik had geen enkele bijgedachte toen ik hier kwam wonen, ik wilde enkel deze taal leren en in een andere wereld leven.’ Hij zwijgt even. ‘Elke minuut dat je gemeenschap vormt, is een waarachtige minuut waarin je iets deelt en opbouwt.’

Uiteindelijk zou Van Meenen mee het leegstaande Hotel Plaza bezetten, waarin 2500 vluchtelingen uit 13 landen 36 maanden lang onderdak zouden vinden. Nu zit er een hangslot op de deur, en staan de zonnebloemen uitgemergeld in het plantsoen.

‘Zou je dat sociaal-artistieke werk in België kunnen voortzetten?’ vraag ik hem.

‘In Griekenland maakten wij geen sociaal-artistiek werk. Dat is een categorie om in België subsidies aan te vragen. In Athene leef je los van de papieren termen.’

Maarten Inghels trok met romanschrijver Vincent Van Meenen naar het Griekenland in crisis
© MAARTEN INGHELS

Omdat hij vond dat je de Griekse cultuur niet kunt begrijpen zonder de taal te spreken, leerde Van Meenen Grieks. En met het Grieks leerde hij ook Anthi kennen, een theatermaakster met wie hij de onvertaalbaarheid van de werkelijkheid probeerde te omzeilen. De Griekse woordenschat was te groot om het allemaal te bevatten, maar in het Nederlands wist Vincent een prachtig en pijnlijk liefdessprookje neer te schrijven.

‘Maar hoe lang ik hier ook gewoond heb, je kunt nooit tot de kern doordringen. De totaliteit van die ervaring is onvertaalbaar. Het echte Athene bestaat niet’, zegt hij. ‘De wetten van de werkelijkheid en de wetten van de literatuur werken nu eenmaal anders.’

We beginnen aan een zoveelste strooptocht door de magische stad, een onverstaanbaar circus. Een man verkoopt zijn viool, uitgestald op een kartonnen doos. (‘Die staat hier al vijf jaar.’) Een dronkenlap is in slaap gevallen met een brandende sigaret in zijn oor. Een zigeunergezin heeft in de laadbak van hun truck een metalen kooi van twee verdiepingen gebouwd, tijdens het rijden klauteren de kinderen van boven naar beneden en verkoopt hun vader iets door de megafoon. Diep in de nacht zal iemand op een kruispunt met vuur staan jongleren.

De tweede avond in Exarcheia wordt er een festivalletje gehouden op het plein, hiphop en harde gitaarmuziek. De buurt heeft haar eigen knokploeg, die met knuppels en zwarte vlaggen grimmig voor het podium marcheert en leuzen schreeuwt. Vincent vertaalt: ‘Solidariteit is het wapen van het volk! Strijd tegen de strijd van de bazen! Vrijheid voor iedereen!’ Ze gooien pamfletten in de lucht. We vangen signalen op dat om klokslag middernacht de oproerpolitie zal binnenvallen

In afwachting drinken we een laatste glas witte wijn, de avond dooft uit als een kaars. De oproerpolitie is duidelijk al gaan slapen, de revolutie komt te laat. Op weg naar huis lopen de kakkerlakken voor ons uit.

III

De volgende dag heeft Vincent tussen de potscherven van het Archeologisch Museum met Anthi afgesproken. Na afloop krijgt hij een zak met zijn boeken mee, een bundel notities, en de manuscripten van zijn twee romans. Het merendeel van zijn boeken laat hij achter op een bankje, ik prop een manuscript in mijn rugzak. De mp3-speler met Griekse muziek houdt hij bij.

Op de markt kopen we bergthee, de bergthee die op cannabis lijkt, de bergthee die hij hier met Anthi dronk, dezelfde Anthi die haar kwaadheid over zijn boek heeft geventileerd. De woede van een zachtmoedige Griekse vrouw is niet iets om licht mee om te springen, weet hij.

‘Anthi is kwaad omdat ik van onze relatie een product heb gemaakt’, zegt hij. ‘En omdat haar familie in het boek voorkomt. Terwijl ik alle namen heb gefingeerd.’ Haar vader heet in het echt helemaal niet Nectarios, en ook Adil heet niet Adil. Van Anthi mag ook ik niet over Anthi schrijven.

Vincent Van Meenen, We houden zo van Anthi, Nijgh & Van Ditmar, 256 blz., 19,99 euro.
Vincent Van Meenen, We houden zo van Anthi, Nijgh & Van Ditmar, 256 blz., 19,99 euro.

‘Het genre van de autofictie is nog niet doorgedrongen in Griekenland?’ vraag ik.

‘Karl Ove Knausgard is hier nog niet in vertaling verschenen, nee’, antwoordt Vincent.

Tijdens het lezen werd ik zelf verliefd op Anthi, en dat is het grootste compliment dat ik het boek kan maken. We houden zo van Anthi is een pleidooi om het minstens eenmaal anders te doen, op zoek te gaan naar het onvertaalbare en mysterieuze, en elders opnieuw te proberen leven.

Het weinige dat ik van de Griekse crisis heb meegekregen, is Guy Verhofstadt die bekvechtte met Yanis Varoufakis en beelden van het halflege Europees Parlement, maar zelden zag ik de brandende straten van Athene, de smerigheid van het vuilnis, de leegstaande krotten.

‘Die stank en ellende incarneerde ik bijna. Misschien was ik dat op een bepaald moment ook wel beu’, vertelt Vincent. Toen in november 2016 het sprookje met Anthi tot een einde kwam, keerde hij terug naar Antwerpen.

De winter dat hij uit Athene terugkeerde, leerde ik Vincent Van Meenen kennen. Eerst schuchter, met lange brieven over werklust, reizen en hoofdpijnen, daarna in gesprekken waarin we op zoek gingen naar uitersten, nieuwe werkmethodes, kruisverbanden tussen beeldende kunst en literatuur. Ik schoor mijn haar af en we werden vrienden. We geloven allebei in het spel, de mislukking en de opstand. Je moet je eigen ruiten durven in te gooien om dan beter naar buiten te kijken.

‘Ik heb geen interesse in boeken over professoren die verliefd worden op hun studenten. Ik ben geïnteresseerd in outlaws als Richard Brautigan.’ Van Meenen is principieel in zijn artistieke visie, zijn keuzes zijn scherp. ‘Ik wil opereren vanuit blinde vlekken. Dat wil zeggen: dingen die je niet begrijpt, dingen buiten je systeem die je niet kunt zien. Je bereikt die blinde vlekken door jezelf te tackelen. Docent Bart Moeyaert zei aan het conservatorium altijd: “Een verhaal heeft altijd een begin, een midden en een einde. Onthoud dat nu eens, Vincent!” Ik ben daar niet in geïnteresseerd. Ik ben geïnteresseerd in mijzelf tackelen.’

In het laatste avondlicht beklimmen we de Heuvel van de Muzen, met een majestueus uitzicht op het dambordpatroon van Athene. ‘Met al die bosjes noemen ze dit ook weleens de Heuvel van de Ontmaagding’, zegt hij.

We zien de zee en de eerste eilanden, de flikkerende lichten van sterren, vliegtuigen en mensen.

De plattegrond van steden werkt zoals de bedrading van hersenen. Je hebt steden als nietszeggende waterhoofden en dorpen klein als rozijnen en zo oud als verschrompelde geleerden. De waanzin van Athene is de verbeelding van de gek, het is rondlopen in de verzinsels van een dichter. Athene is fantasie.

‘Zullen ze doorhebben dat ik nooit in Griekenland ben geweest?’ vraag ik lachend.

‘Je kunt ze alles wijsmaken met de geur van fictie’, zegt Vincent Van Meenen terwijl hij tegen een Ionische zuil pist.

Vincent van Meenen

– geboren in 1989

2014: master in woordkunst (Conservatorium Antwerpen)

2014-2016: woont in Athene

2016: debuutroman Licht en geluid

2017: publiceert roman Tuin

2019: publiceert We houden zo van Anthi

Maarten Inghels

1988: geboren in Borgerhout

2008: debuteert als dichter in Gerrit Komrijs Sandwichreeks 2011 publicatie

dichtbundel Waakzaam

2012: debuutroman De handel in emotionele goederen

2016: stadsdichter van Antwerpen

2018: publiceert roman Contact

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content