Lachen in Auschwitz

Op 31 maart overleed Ana Novac in Parijs. Ze is de schrijfster van ‘De mooie dagen van mijn jeugd’, Hongaarse notities uit Auschwitz en andere nazi-kampen. Een Nederlandse vertaling (uit het Duits) staat op het punt te verschijnen.

Ana Novac, De mooie dagen van mijn jeugd, 320 blz., 19,95 euro, isbn 978 90 5672 3415

‘Misschien zijn we een nieuwe soort, die nog niet door de geschiedenis geregistreerd is; een typisch Duitse ontdekking: iets tussen mens en ding,’ noteerde Ana Novac in 1944 in Auschwitz, als ze daar voor de tweede keer is beland. Waarschijnlijk was ze toen 20 jaar.

‘De mooie dagen van mijn jeugd’ is de Nederlandse titel van het Hongaarse dagboek dat ze in de concentratiekampen schreef.

Ze werd in Roemenië (Siebenbürgen) geboren als Zimra Harsanyi. Haar moeder was een Duitse, haar vader een Hongaar en in haar pas stond dat ze joods was. Vanuit het plaatsje Dej, ten oosten van Oradea, werd ze in de lente van 1944 naar Auschwitz gedeporteerd. Ze verhuisde van het ene kamp naar het andere tot ze op 6 mei door het Rode Leger uit het Tsjechische kamp Kratzau werd bevrijd. Toen leed ze aan tyfus. Na haar genezing trok ze naar Boekarest, waar ze trouwde met de dichter Paul Schuster. In het Roemenië van Ceau?escu schreef ze vaudevilles. Later verhuisde ze naar West-Berlijn, en daarna, in de jaren zestig naar Parijs.

Hoe slaagde Ana Novac erin in het concentratiekamp te schrijven? ‘Het was heel eenvoudig,’ zei ze vorig jaar tot een reporter van ‘Die Zeit’ (25 februari 2009). ‘Hitler heeft zich nooit voor onze gedachten geïnteresseerd, hij wilde alleen onze huid.’ In het kamp schreef ze op alles wat ze vond, op flarden papier waarmee de vensters verduisterd werden, op snippers en op stroken die ze afscheurde van affiches (‘Reinheid is gezondheid’) in de latrines. Ze bewaarde haar notities in haar schoenen, het enige kledingstuk dat de gevangenen na hun desinfectering terugkregen. Het resultaat, een dagboek van 700 blaadjes, werd naar buiten gesmokkeld door een moordenaar die uit het kamp werd vrijgelaten en die de notities inderdaad aan de huishoudster van Ana Novacs ouders bezorgde. Geholpen werd Novac daarbij ook door een Kapo die tot haar gezegd had: ‘Als je een paard was, zou ik op je wedden.’

Ze schreef in het kamp niet voor de mensheid, maar om zichzelf af te leiden, om niet aan de soep te hoeven denken en om in gedachten alleen te kunnen zijn, want in de kampen was privacy nog zeldzamer dan voedsel. Ze beschouwde de letters als haar geheime commando, ‘een letterleger dat ik in stilte aanvoer’.

Haar dagboek is hard, vol zwarte humor, op het cynische af. In het kamp van Plaszow noteert ze: ‘Het ophangen heeft met de couleur locale te maken en is in Plaszow traditie.’ En ook: ‘Ik vraag me af wat voor een gezicht de burgers zullen trekken als ik hun zeg: “Nog nooit heb ik zo veel gelachen als in het kamp”.’ Later zegt ze: ‘We lachten omdat we geen tranen meer hadden.’

In Parijs aangekomen, overhandigde ze het manuscript aan Simone de Beauvoir. Novac: ‘Ze heeft het aan Sartre voorgelezen en ze hebben de hele nacht gelachen. Ze zei me dat het ongelooflijkste aan mijn dagboek was dat de ellende zeer komisch was, dat het een groteske kant had.’ Toen iemand opmerkte dat ze er zelf vrij vrolijk uitzag, repliceerde ze: ‘Ik ben niet vrolijk, dat ziet er alleen maar zo uit, dat is een fysieke deformatie.’

Op woensdag 31 maart is Ana Novac in Parijs gestorven. Ze was waarschijnlijk 85 jaar. De vertaling van haar boek verschijnt deze maand bij Signatuur

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content