Joseph Roth

‘Kijk naar mij! Zo ziet een fascist eruit!’

Joseph Roth Oostenrijks-Hongaars journalist en auteur (1884-1939)

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt 70. Ter viering biedt Knack.be u twee reportages aan die Joseph Roth maakte in fascistisch Italië. Deze teksten worden vandaag aan de UGent voorgelezen.

Op 10 december wordt wereldwijd de 70ste verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens herdacht. In aanloop daarvan vinden er aan de UGent diverse evenementen met gastsprekers plaats. De studenten van de Master Vertalen Duits vertaalden onder begeleiding van Els Snick teksten van de joods-Oostenrijkse journalist Joseph Roth uit het Interbellum over een reis die hij in 1927 een 1928 door Albanië en Italië heeft gemaakt. Die zullen vandaag worden voorgelezen en verschijnen in mei 2019 in de bundel Charleston op de vulkaan (Uitgeverij Bas Lubberhuizen).

Vanuit Albanië doet Roth – voorjaar 1927 – verslag van de dreigende annexatie door Italië en Zuid-Slavië. Corruptie, armoede en verleidelijke vrouwen: Roth verweeft ze in literaire reportages. Die worden door broodheer Frankfurter Zeitung echter te kritisch bevonden. De krant publiceert ze, maar gecensureerd. Toch stuurt de krant hem een jaar later ook naar Italië, waar het fascisme opgang begint te maken. Ook zijn kritiek op Benito Mussolini wordt grotendeels geschrapt, tot grote woede van Roth.

Knack.be biedt u de fragmenten aan waarin Joseph Roth zijn intrede maakt in Italië.

Dictatuur in de etalage

Verschenen in Frankfurter Zeitung op 4 november 1928. Vertaling door Frauke Dumarey.

In de etalages van de boekhandels, in de vitrinekasten voor de krantenredacties, op de voorpagina’s en binnenin de geïllustreerde tijdschriften, aan krantenkiosken en aan de ingang van grote fotoateliers, in de fotowinkeltjes en in de uitstalramen van sommige meubelzaken die bij de bedden en bureaus de zogenoemde ‘wanddecoratie’ leveren, in de restaurants en in de grote en kleine cafés: overal dus waar mensen elkaar in het openbaar ontmoeten en waar zowel de decoratieve als de huiselijke aard van het volk tot uiting komt, overal zie je het portret van Mussolini. Mocht er een Italiaan bestaan met een grote bewondering voor de dictator, die al zijn portretten verzamelt, dan zouden ze, in een bepaalde volgorde naast elkaar gehangen, het representatieve gedeelte van zijn dictatoriale bestaan illustreren, elke zet die Mussolini bij alle historische momenten waar het in het nieuwe Italië zo van wemelt heeft gedaan. Nooit eerder werd iemand zo vaak gefotografeerd. Nog nooit was de fotografie zo’n belangrijk hulpmiddel van de nationale zaak en nog nooit genoot een dictatuur een grotere herkenbaarheid. De hele recente geschiedenis is, voor zover Mussolini er een rol in speelt, als een prentenboek geïllustreerd.

Ik ken de dictator zowel links als rechts in profiel. Ik weet hoe zijn handen eruitizen, zijn rokkostuum, zijn uniform, zijn handschoenen, zijn hoeden, zijn schoenen. Ik weet hoe hij eruit ziet als hij de poolreiziger Umberto Nobile begroet en zijn troepen schouwt, als hij op de tribune van een renbaan zit en juicht bij een voetbalwedstrijd, als hij een parade afneemt en als hij in zijn automobiel rijdt, als hij een trap naar boven en over een andere naar beneden loopt, als hij viool speelt en thuis, omringd door zijn geliefden, het privéleven en het leven van een huisvader leidt dat bedoeld is om heimelijk door de buitenwereld te worden gadegeslagen.

Kijk naar mij! Zo ziet een fascist eruit!

Alle functies die tot op heden enkel voor majesteitelijke instanties waren voorbehouden, zoals het schrijden, het bestijgen, het betreden, het glimlachen, het knikken, het aannemen en inspecteren, het wuiven en het stilstaan, lijkt Mussolini zich, afgaand op de foto’s alleen, met mannelijke vastberadenheid eigen te hebben gemaakt. Jazeker, in het leven van een groot man is elk moment belangrijk.

En het stelt me enigszins teleur dat het geheel van foto’s voorbijgaat aan de momenten die het menselijke in de machthebber meer zouden benadrukken. Ik mis hier, zoals overal waar een belangrijk politicus zichzelf laat populariseren, de momenten waarop hij bijvoorbeeld geeuwt, hurkt, zijn vest uittrekt, in een winkel of restaurant naar zijn portefeuille tast om te betalen. En die nieuwsgierigheid lijkt mij niet onnatuurlijk te zijn, maar het vanzelfsprekende gevolg van mijn fascinatie voor al die situaties die al op foto zijn vastgelegd. Waar zo veel ernst, aanzien, rigueur, vriendelijkheid en huiselijk geluk gefotografeerd zijn, krijgt de waarnemer zin om ook het dagelijkse leven te leren kennen en tenminste een deel van de onvermijdelijk ook onaangename historische momenten. Het moet toch wel eens voorkomen dat men bij het lezen van allerlei artikels in een buitenlands tijdschrift een zeker ongenoegen vaststelt, dat de hoop op succes van een bepaalde diplomatische onderneming misleidend was, dat het er bij het doornemen van de financiële situatie van het land niet helemaal bevredigend uitziet! Daar is in de etalages helemaal niets van te merken…

Eerste ontmoeting met de dictatuur

Verschenen in Frankfurter Zeitung op 28 oktober 1928. Vertaling door Jeremy Dejonckheere

‘De eerste fascist vertoonde zich al aan mij op het station’

De eerste fascist vertoonde zich al aan mij op het station. Aan zijn zwarte hemd was hij gemakkelijk te herkennen. Bovendien droeg hij een veldgrijs pak, waarvan de snit deed denken aan het uniform van Engelse en Amerikaanse officieren. De kraag en de flappen van zijn jas hadden een zwarte rand. De onwaarschijnlijk brede ruiterbroek mondt uit in mooie, glanzende gele lederen beenkappen. De broek deed denken aan grote vlindervleugels. Als de fascist stapte dan dacht je dat hij wapperde. Aan zijn rechterheup hing in een nieuwe bruine lederen etui een piepklein, schattig pistooltje dat meer weg had van een pronkstuk dan van een wapen. De hand van de fascist zwaaide met een elegante rijzweep, een metalen knoop en leren handvat aan het uiteinde. Behalve paard en sporen bezat de man alle toebehoren van een cavalerist. Bovendien liep hij het perron op en af als iemand die net uit het zadel komt en wat wil bewegen. Misschien hinnikte zijn ros wel ergens in de buurt van de locomotief.

Hij was jong, misschien achtentwintig jaar oud. Hij had een gladgeschoren gezicht met de opvallende gelaatstrekken die hij voor de helft aan de natuur te danken heeft en voor de helft aan een brede, slappe vilthoed met een opgeslagen kant. Er was geen twijfel aan dat de man heel goed wist hoe stoer hij eruitzag. Hij leek het door een weloverwogen houding van z’n hoofd op te voeren voor de passagiers die uit de ramen naar buiten keken. Soms stopte hij, ging hij in de houding staan en toonde zich en face. Hij keurde de buitenlanders officieel en tegelijk zelfingenomen. En hoewel zijn blik bij wijze van spreken ten dienste stond van het vaderland, was het toch alsof die ons allemaal uitdaagde: “Kijk naar mij! Zo ziet een fascist eruit!”.

Er was in dit station trouwens amper iets te zien dat niet van de diensten was. Het had meer weg van een militair stationskommandantur. Ik herinner me die oorlogsinrichting nog goed. Je meldde je aan, kreeg een toelating om te overnachten in je hotel en je kreeg een bewijs voor een echte of fictieve treinvertraging. Aan de tafel zat de onderofficier die de telefoon bediende. In de hoek hurkte de ordonnans. Ik had gedacht dat ik tot de volgende oorlog zou moeten wachten om nog eens een stationskommandantur te zien. Nu is ze daar en ziet ze er net zo uit als bij ons. De ordonnans haalt voor de eerste luitenant een glas bier uit een restaurant van tweede klasse. Aan de muur hangt het portret van Zijne Majesteit. In plaats van de armband met een gevleugeld wiel op, draagt de stationsofficier een groteske sjaal met de Italiaanse landskleuren, net zoals een vaandrig uit de Zevenjarige Oorlog.

Het is, zo blijkt, een vlotte officier. Zijn hoge cilinderachtige kepie is aan de onderkant smal en wordt bovenaan breder. Ze heeft een hellende, bijna steile lederen bovenkant en zit een klein beetje scheef. De sabel, waarvan de handgreep in zijn linkerarm ligt als een kind, is veel te lang in verhouding met de kleine gestalte van de volledige man. Het gezicht, waarvan de bovenste helft door de top van de kepie wordt overschaduwd, ziet eruit alsof de officier eigenlijk comfortabel zit terwijl hij zich voortbeweegt. Het is zoals ik later in de steden zou opmerken een flaneergang, een soort optochtloopje van de officieren. Misschien leren ze die wel in de kadettenscholen. Het is in elk geval niet gemakkelijk na te doen. Het bovenlichaam moet strak in de heupen zitten en mag zich slechts zachtjes draaien. De knieën zijn licht geknikt, zoals een kniebuiging die net begint. En dat been vormt een onvolledige halve cirkel voordat het de voet neerzet.

Ik ben niet nieuwsgierig maar uiteindelijk zou ik graag weten wat een stationskommandantur midden in de vredestijd te betekenen heeft. Misschien is ze daar voor de talloze rekruten, die met houten koffers en witte bundels in het station zitten en met nieuwsgierige ogen de internationale treinen bekijken en de vrije reizigers in Engelse kostuums en de elegante dames die zich naar het lido begeven. Maar naast elk radeloos hoopje rekruten staat een fascist. Ze zijn niet zo mooi om aan te zien als die eerste opperfascist, maar dragen wel allemaal dezelfde schattige pistooltjes in bruine etuis. Ze begeleiden de binnentrekkende rekruten en behoeden hen voor verkeerde treinverbindingen. Ik denk dat je die jonge mensen wel kunt vertrouwen.

Charleston op de vulkaan. Reportages uit Albanië en Italië van Joseph Roth verschijnt in mei 2019 bij uitgeverij Bas Lubberhuizen. De vertaling is van Els Snick en haar studenten. Piet de Moor verzorgt het voorwoord, Koenraad Tinel de illustraties.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content