Review | Boeken

Kerkthriller van Jürgen Mettepenningen

© Coverafbeelding

‘Moord in de basiliek’ van Jürgen Mettepenningen, ex-woordvoerder van kardinaal Léonard, en Raf Vermeiren beweert de eerste kerkthriller te zijn. Lukas De Vos weet wel beter.

Een thriller is meer dan een plot. Het is vooral geen leerboek voor scholen, zoals het Godsdienstonderwijs Thomas meent: “Een boek voor leerkracht en leerling, binnen de les en buiten de les”. Bij de les lijkt me meer aangewezen. De nogal pompeus aangekondigde “eerste kerkthriller” van Vlaanderen heeft nood aan iets meer nederigheid. Daar zijn historische en stilistische redenen voor.

Historisch is het natuurlijk een geintje om van “kerkthriller’ te spreken. Het is niet omdat er doden vallen in een dom, een basiliek, of het Vatikaan, dat een subgenre ontstaat. Dat geldt trouwens ook voor Grishams “rechtbankthrilers”. Het is niet omdat de kerkelijke hiërarchie beangstigende overeenkomsten vertoont met die van een autoritair regime of van de “loyale” bedrijfscultuur dat er wezenlijk àndere gedragingen in het geding zijn. En het is niet omdat de uitgever zoekt naar een eigen label, dat het daarom ook waar is. Borgerhoff & Lamberigts variëren hooguit op wat uitgeverij Manteau vorig jaar met evenveel bombarie aankondigde als de eerste “reli-thriller” uit Vlaanderen.

Vrouwelijke paus

‘God is een Vrouw’ vermengde juridisch onderzoek (auteur Marthe Maeren is een bekende advokate) met feminisme, want wat is er uitdagender dan in te gaan op de heftig bestreden legende dat ooit een vrouw, Johanna, tot paus werd gekozen in 853, tussen Leo IV en de mogelijk al even bedenkelijke Benediktus III (een hypothese die berust op een latere toevoeging aan het Liber Pontificalis) ?

Theologische thrillers

Maar twee jaar eerder was bij Houtekiet al ‘Het Ibrahim Comité’ verschenen van Koen Verstraeten, een samenzweringsthriller in de nabije toekomst die net als ‘Moord in de Basiliek’ focust op de financiële strapatsen van het kerkelijk insitituut, en op de machtsstrijd in de hoogste regionen (toen geïnspireerd door de machiavellistische tweestrijd tussen staatssekretaris Bertone en kardinaal Bosso). Complotten die veelal de mosterd haalden bij sukesromans als Umbero Eco’s ‘De Naam van de Roos'(1980), dat zich afspeelt in een benedictijnerklooster (ook bij Mettepenningen en Vermeiren speelt die link een hoofdrol, er zit een autobiografisch tintje aan vast), en natuurlijk Dan Brown’s diptiek, ‘Het Bernini Mysterie’ (oorspronkelijk ‘Angels and Demons’, 2000, dat een samenzwering van de Illuminati tegen het Vatikaan uitwerkt, en de cryptologisch-esoterische cultroman ‘De Da Vinci Code’ uit 2003; ze oefenden een direkte invloed uit op het werk van Patrick Bernauw, met name op ‘Het Illuminati Complot’, 2008, en ‘Het Bloed van het Lam’, 2006, dat net als Moord in de Basiliek een centrale rol toekent aan het verdwenen paneel ‘De Rechtvaardige Rechters’ van Van Eycks Het Lam Gods). Theologische thrillers zijn trouwens al lang een vaste prik in het Engelstalige gebied. Er is driftig vertaald in het Nederlands. Werk van Philipp Vandenberg, bij voorbeeld (‘Het Sixtijnse Geheim’, ‘De Achtste Zonde’) of van Stephen Dobyns (‘De Kerk van de Dode Meisjes’).

Over het soort publicitaire opeisingen van het eerstegeboorterecht stap ik graag licht heen, dat is niet de verantwoordelijkheid van de auteurs. Dat er beïnvloeding is, dat lijdt weinig twijfel, al is het soort imitatio geen oneer, als de invalshoek eigen en met kennis van zaken gebeurt. Daarover bestaat geen twijfel. De achtergrond van Raf Vermeiren en Jürgen Mettepenningen is er een stevige waarborg voor. Vermeiren is vertrouwd met de coulissen van de Wetstraat, en heeft allicht een insteek met de vertrouwelijke omgang tussen de officieel partijloze maar in se diep christendemokratische minister van Justitie, Jacques Paridaens, wiens “nichtje” niet toevallig hoof van de Staatsveiligheid is, en dus wordt ingeschakeld om verdachte transacties vanuit het Vatikaan te ontrafelen met de door schuld overmande jezuïet Marc Grumiau.

Complotthriller

Vermeiren schrijft in Zwitserland, een niet te onderschatten troef als je over de banktribulaties in Genève wil spreken. En het lijkt al even weinig onwaarschijnlijk dat Vermeiren geen weet had van ‘Geht Hin und Tötet’, een in 2010 gepubliceerde complotthriller van scenarist Claude Cueni, die trouwens in het Nederlands vertaald werd als De Vaticaanse Vergelding. Het bredere canvas is echter geborsteld door Jürgen Mettepenningen, een vooruitstrevende katholiek, die ondanks een opleiding van zes jaar in het benediktijnerklooster van Dendermonde (dat ook in de roman een belangrijke setting is) nooit tot priester is gewijd. De huidige docent kerkgeschiedenis en medewerker van CEDER, de studiedienst van CD&V, bracht het tot (onwillige) woordvoerder van aartsbisschop Léonard, en van de Belgische Bisschoppenconferentie. Hij hield het in 2010 drie maand vol, en nam ongezouten afstand van Léonards wereldvreemdheid in een scherp en scherpzinnig boek ‘Welke Kerk ? Vandaag en Morgen’ (Davidsfonds, 2011).

Datzelfde pleidooi voor een sociaal geëngageerde Kerk toont hij in deze roman, die helemaal in de lijn ligt van de (Zuid-Amerikaanse) bevrijdingstheologie. Geen toeval dus dat Grumiau daar gewerkt heeft, en voorheen als arts in Congolees oorlogsgebied zijn trauma’s opliep. Het lijkt evenmin uit de lucht gegrepen Mettepenningens onmiddellijke omgeving, de abdij van Grimbergen, als ander referentiepunt te zien. Het viel me trouwens op dat nog op 20 oktober het (echte) nichtje van paus Johannes Paulus I daar getuigenis kwam afleggen over haar oom. En dat de “lachende paus”, die amper 33 dagen op de Sint-Pieters-troon zat, zijn pendant krijgt in de gekleurde kardinaal Agostino di Blasi, de bisschop van Hippo, bij de pausverkiezing.

Diepgewortelde onvolmaaktheden

Mettepenningen spreekt met gezag, inzicht, en overtuiging, en is niet blind voor de bijna triviale, diepgewortelde onvolmaaktheden van de mens – of hij nu bedienaar of bediende is. De maffia heeft haar tentakels in alle regionen, en heeft negen koppen, zoveel is zeker. De Heilige Stoel ontsnapt niet aan de verleidingen van het grote geld of aan driften – de pedoschandalen, het homoseksueel netwerk, de ontsporingen van de Banco Ambrosiano en Het Instituut voor Religieuze Werken, of van witwaspraktijken waarvoor nog op 28 juni een prelaat werd aangehouden, de kataloog van zondigheid spreekt in alles de humane waarden van armoede, onthechting, nederigheid, soberheid (die Grumiaus afkeer van Hotel Beau Rivage verklaart) en dienstbaarheid tegen. “Er had lange tijd een parfum van schimmige praktijken rondeghangen, al was daar enkele jaren geleden paal en perk aan gesteld na een doorlichting van de bank en de nodige herschikkingen. Weg parfum !”

Poetinisering van de kerk

De vervlechting van spoken uit het verleden, de hebzucht en corruptie in uitgesproken hiërarchische, grensoverschrijdende strukturen, de kunsthandel, de gewetensvragen en twijfels (kan ik toegeven aan mijn verlangen naar de vrouw met wie ik werk en die ik herken als mijn verloren geliefde ? is gehoorzaamheid aan kerkelijke gezagsdragers in overeenstemming met de bijbelse leer ? waarom heeft het Vatikaan een geheime dienst nodig ? waarin verschilt de paus nog van een monomaan diktator, of zoals de Zwitserse godgeleerde Hans Küng nog zei in oktober 2012: “De kerk is ‘gepoetiniseerd’. Het Vaticaan verschilt niet van het Kremlin. Zoals de voormalige geheim agent Poetin aan het roer kwam te staan in Rusland, zo werd Ratzinger, als hoofd van de kerkelijke geheime dienst, hoofd van het Vaticaan”), ze zijn kundig in een steeds versnellend scenario neergelegd. Geld en macht, het zijn de oortjes van de Kerk. Oortjes worden dukaten, andere oortjes worden bespiedingsplantjes. Het Vaticaan als oord van bedrog.

Te nadrukkelijk

Maar die corruptie wordt al te nadrukkelijk ingepast in een schematisch kader, waaraan te strak de hand wordt gehouden. De stijl blijft houterig, de snelle aflossing van gezichtspunten worden gehinderd door onnodige uitweidingen en vlakke dialogen. De thriller draagt alle onvolkomenheden van het leerboek in zich. De lezer is nochtans in staat zelf op te zoeken wie Isidorus van Sevilla was, naar wie de nieuwe paus zich noemt, hij hoeft geen inzicht te krijgen in de kerkelijke jaargetijden, in een beschrijving van het angelus, de parabel van de Makkabeeën, of de oorsprong van het stadje Nyon, de vervelende etymologie van Gianni Diodato, de instructiebladzijde over het aartsbisdom München-Freising, de Germaanse oorsprong van kerstmis, de benediktijnerregels, het metronetwerk van Rome. Suggestie en aanscherping van appetijt zijn machtiger wapens dan het uitputtend etaleren van boekenwijsheid. De zonde van het Ut Doceat spat van talloze, hinderlijke bladzijden, misschien niet tegen de regels van Benedictus, niet tegen de encyklopedie van de laatste kerkvader Isidorus (die pittig genoeg ook de patroonheilige van het internet is geworden), wel tegen die van het thrillergenre.

Relevante discussies

Niet dat een bondige verwijzing altijd overbodig is. De oprichting van de Pauselijke Kroonraad voor de hervorming van de curie, of het wedervaren van Rubens’ oeuvre, of nuttige details als die over Brouwerij Weihenstephan zijn noodzakelijk. Maar de lezer is geen minus habens. Beknoptheid is het enige tegengif tegen de fnuikende afremming door belering en de ermee gepaard gaande ontregeling van de plot. Het gevolg is namelijk dat sommige onthullingen nu uiterst kunstmatig overkomen – de verdachtmaking van een Vaticaanmedewerker komt te vroeg, vermommingen zijn erg doorzichtig (zoals Private Bank 12B in Genève, of de “oude vrouw”, of het bijgewerkte uitzicht van Marc), de kunstgreep om af en toe als auteur te waarschuwen dat er spoedig verandering zal komen in de ervaringen van de hoofdpersonages (“Marie miste hem al snel, maar ze besefte niet dat ze hem spoedig zou weerzien”), de geforceerde administratieve persoonsverwisseling die ik hier niet ga toelichten maar die zich afspeelt op 4 juli 1967. Zo zetten beide auteurs, wellicht meer door gedrevenheid dan door onkunde, hun eigen stevig doordacht plot op losse schroeven. En dat is jammer, want de rol van verborgen of geheime genootschappen rond een machtig instituut als de Kerk kan best relevante discussies opstarten over hoe, waarom, en wie, en aanleiding geven tot boeiende, uitdagende romans. Ik denk voor de vuist weg aan ‘Octopus Dei’ van Aster Berkhof, aan Louis Van Dievel, ‘Hof van Assisen’, aan Rudy Soetewey, ‘2017’, of nog aan Roger Schoemans, ‘Padre’.

Christelijk gewetensonderzoek

‘Moord in de Basiliek’ is niettemin onverkort een onmiskenbaar christelijk gewetensonderzoek. Het kristendom is meer dan een instituut, het is kultuurhistorisch erfgoed, het is een diplomatiek zenuwcentrum, het is een ervaren gangmaker van verzoening. Maar de rode draad blijft de zelfbevraging. Kan ik het verantwoorden om me te schikken naar de vaak betwistbare geplogendheden van het Instituut ? Is het dagelijks optreden wel in overeenstemming met de autentieke boodschap die ik in het evangelie lees ? Dat is het onvermijdelijke toetsenbord voor beide auteurs, roomskatoliek ondanks zichzelf. De gescheiden Marie krijgt het ver in het verhaal over haar lippen: “Het werd me duidelijk dat niet alle mensen van de Kerk naïevelingen zijn, opgesloten in hun wereldje van het grote gelijk. Eigenlijk draait het voor jou, net zoals voor Ntumbe, rond die Jezus” (171). Dat is niet verwerpelijk, maar mag geen zelotisch of apologetisch karakter krijgen, mede omdat de bijna stroeve stijl van Kerk en Leven al een leeshandicap op zichzelf vormt. Daarbij komt dat sommige product placements wellicht goedbedoeld zijn, maar voor wie ze herkent nogal irritant overkomen: van een brouwerij in Breendonk (wie zegt er nu Puurs ?) tot een bed & breakfast in Liezele (wie schrijft er nu Puurs ?) Ik kan het weten, want ik woon er.

Kleine grapjes

Samengevat: degelijk onderbouwd, een rijke voedingsbodem, een genrevorm die aangewezen is om het debat uit te lokken, een grondige kennis van (geografische en kerkelijke) zaken, een ambitieuze plot, maar ontluisterd door gedachtesprongen, onnodige didactiek, en een slepende introspektie die de afwikkeling nodeloos onderbreekt en verstoort. Net als de vreselijke “weerals” die geregeld opduiken. Maar eerlijk, het nuchtere einde maakt nog veel goed. Ik voel me goeddeels verzoend met het realisme dat aan de dag wordt gelegd. Niets dient opgeschoond, zo is dat. De wereld draait door zoals hij is: aanmatigend, zelfingenomen, gebrekkig.

En nog iets: ik hou nogal van kleine grapjes als Lukas De Wyels, de patroon van de geneesheren met Frans, de benedictijn, en Emiel, de hoofdredacteur van Het Volk, en Rik – van de Knack – Van Cauwelaert, die uit de familie de Wyels stammen, familie die trouwens de abt van abdij van Affligem leverde. Zoals ik ook hou van het zachte, wat dikkere papier, waarop dit boek gedrukt is. En ik hou van overtuigingen, liefst als het ermee oneens ben. Ik kijk al uit naar een dialoog tussen Mettepenningen en Julianus de Apostaat. “Quia Absurdum”, zou Tertullianus gezegd hebben. Of Nico Van Suchtelen.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content