‘Journalisten zouden beter ook eens de bus nemen’

Voor zijn nieuwe boek ‘De Zomer van 1976’ zocht Knack-journalist Stijn Tormans naar plaatsen waar het nieuws zich niet afspeelt, waar geen journalisten komen. ‘Daar zie je de absurditeit van het dagelijkse leven.’

Stijn Tormans: 'Ik weet nooit waar ik met een verhaal ga belanden'
Stijn Tormans: ‘Ik weet nooit waar ik met een verhaal ga belanden’© Koen Broos

In ‘De Zomer van 1976’ bundelt Stijn Tormans reportages die op een of andere manier teruggrijpen op die meest mythische aller zomers. Om de nostalgie is het hem echter niet te doen. Er zit melancholie in zijn werk maar ook verontwaardiging. En al die kleine verhalen samen zeggen iets over de grote evoluties in onze maatschappij. En zo hoort het ook, volgens Tormans. ‘Een verhaal is maar goed als er achter dat ene verhaal ook een ander, groter verhaal zit.’

Alleen al voor de foto op de cover zou je Stijn Tormans’ nieuwe bundel in huis halen. Omdat het beeld intrigeert -onthou dat woord, het komt nog terug -, maar ook omdat het veel zegt over Tormans’ gevoeligheid en manier van werken. Hij ontdekte de foto, een vergeten opname van de Nederlandse cultfotograaf Ed Van der Elsken, in een hoek van diens archief, smokkelde het kleinood naar buiten én ging op zoek naar de juffrouw op de foto.

‘De fotografie van de Nederlander Ed Van der Elsken heeft me enorm geïnspireerd: zoals Van der Elsken de Parijse underworld in beeld bracht, wil ik verhalen brengen die niet worden opgepikt in “de media”. Beeld is ook belangrijk in mijn verhalen. Fotografe Saskia Vanderstichele en ik vullen elkaar perfect aan. Zij is veel rationeler dan ik, minder sentimenteel. Dingen die ik niet in tekst kan vatten, vat zij in één beeld.’

Wat heb je met de zomer van 1976?

STIJN TORMANS: DE ZOMER VAN 1976
STIJN TORMANS: DE ZOMER VAN 1976

‘Iedereen heeft in zijn leven minstens één zomer waarin alles anders was. Telkens ik mijn geboortejaar 1976 noem, begint iedereen over die lange, hete zomer. Voor de lol ben ik in kranten van toen eens gaan opzoeken hoe het er die zomer aan toe ging. En nergens vond ik berichten terug over hoe mooi die zomer was. Iedereen had idyllische herinneringen, maar de kranten uit die zomer staan vol rampen: heidebranden, treinen die ontspoorden door oververhitte wissels, een groot waterverbruik kon een gevangenisstraf opleveren. Over de herfst van 1976 hoor je dan weer nooit iemand. Nochtans bewoog er toen heel wat op politiek en sociaal gebied: Jimmy Carter werd president van de VS, bijvoorbeeld. En zo werd die zomer van 1976 een mooie metafoor waarrond ik de reportages in dit boek kon bundelen.

Iedereen heeft in zijn leven minstens één zomer waarin alles anders was. Telkens ik mijn geboortejaar 1976 noem, begint iedereen over die lange, hete zomer.

De vorige bundeling, uit 2010, was een best-of, maar ik heb nu de stukken bij elkaar gezocht die rond die metafoor passen. Het zit al heel lang in mijn hoofd. Het idee voor dit boek zit al jaren in mijn hoofd. Telkens ik zo’n verhaal tegenkwam, legde ik het opzij. Ik heb ook een paar nieuwe verhalen geschreven voor het boek. Andere reportages zijn sinds hun verschijning in Knack ook helemaal herschreven. Ik ben meestal ook teruggegaan, zoveel jaar later. Dat leverde soms heel verrassende eindes op.’

Kies je dan de kant van de feiten of van de mooie herinnering?

‘Beide. Als journalist intrigeert het mij dat het niet zozeer de grote gebeurtenissen zijn die een dorp op stad veranderen, maar de kleine dingen die gebeuren in de nasleep ervan.’

Zijn de seventies de nieuwe sixties?

‘Mij intrigeert het feit dat de ‘vrijheid-blijheid’ die we met de jaren ’60 associëren, eigenlijk pas tot stand kwam in de jaren zeventig. De sixties waren in Vlaanderen behoorlijk braaf. De seventies waren het eerste decennium waar kleurenbeelden van zijn. Het kondigde zich aan als een decennium dat nog wilder en revolutionairder zou zijn dan de jaren ’60. Dat is helemaal niet zo.’

Waar blijf je de mensen vinden voor die stukken?

‘Daar bestaat geen trucje voor: ik kom ook vaak met legen handen naar huis, hoor. Ik weet nooit waar ik met een verhaal ga belanden. Ik ben altijd geïntrigeerd geweest door het werk van de Nederlandse journalist Gerard van Westerloo. Zijn adagium was: ga naar plaatsen waar het nieuws zich niet afspeelt, waar geen journalisten komen. Daar zie je de absurditeit van het dagelijkse leven. Ik ben niet op mijn best op plaatsen waar “het nieuws” zich afspeelt, waar al honderd journalisten rondlopen.’

Stappen mensen intussen niet op je af met verhalen waarvan ze denken: “Dit zou een perfect Tormansverhaal kunnen opleveren?”

‘Dat gebeurt. Maar daar ga ik niet op in. Ik vertrek steeds vanuit verontwaardiging en fascinatie. Als die er niet is, begin ik er niet aan. Een verhaal is maar goed als er achter dat ene verhaal ook een ander verhaal zit. Kijk bijvoorbeeld naar het verhaal van de Oostendse schelpenwinkel die moest wijken voor een vastgoedkantoor. Op de voorgrond heb je het verhaal van die lieve, oude mensen in hun bedreigde winkeltje. Maar daarachter zit wel het verhaal over onze omgang met dergelijke mensen, met het erfgoed dat zijn vertegenwoordigen.’

Hoe vermijd je sentimentaliteit?

‘Soms is het gewoon heel sentimenteel en emotioneel. Een vriendin wees me op het verschil tussen de achterflapfoto’s van mijn boeken. Volgens haar leek ik op de eerste zin te hebben in seks, terwijl ik op de tweede ieder moment leek te kunnen huilen (lacht). Vandaag schrijf ik het ook gewoon zo op als iets heel sentimenteel is. Het mag schaamteloos sentimenteel zijn.’

Duw je ook door als het op de feiten aankomt? Het gaat heel vaak over wat mensen zich herinneren?

‘Dat is het centrale thema: hoe mensen omgaan met herinneringen en hoe belangrijk dat is. Die verhalen checken op hun juistheid is soms moeilijk. Een van de grote gebeurtenissen van 1976 is de waternoodramp in Ruisbroek. Volgens één anekdote heeft Koning Boudewijn toen zijn jas afgestaan aan een slachtoffer. Maar is dat wel ooit echt gebeurd? Is die jas nog wel terug te vinden? Tegelijkertijd had iedereen wel een herinnering aan de ramp, maar ontdekte ik dat die elkaar tegenspraken. Zo kan ik laten zie hoe complex de waarheid in elkaar zit. Ik probeer zo veel mogelijk te checken, maar soms lukt dat ook niet.’

Je vorige boek was nog heel erg Antwerpen-centrisch. Dat is hier helemaal weg.

‘Steden vind ik nog altijd ongelofelijk intrigerend, ook Antwerpen. Maar ik besef nu meer dat daarbuiten ook verhalen liggen. Er staan veel verhalen in het boek uit Limburg. Een fascinerende streek: het verleden, de knoet van het katholicisme zijn nooit ver weg, al is het vandaag een heel andere provincie geworden.’

Nooit zin om een roman te schrijven?

Dit zijn verhalen waar ik ’s nachts van wakker lig. Als een verhaal dat niet teweeg brengt, zit ik op een dood spoor.

‘Ik lees graag een goede roman, maar ik schrijf zelf veel liever non-fictie. Omdat ik de werkelijkheid vaak al straf genoeg vind. Ik put daar er veel genoegen uit om die te beschrijven. Ik weet ook niet of ik een goede roman zou kunnen schrijven. ‘

In elk antwoord valt het woord ‘intrigeren’ of ‘geïntrigeerd.’

‘Dat is ook de drijfveer voor wat ik doe. Dit zijn verhalen waar ik ’s nachts van wakker lig. Als een verhaal dat niet teweeg brengt, zit ik op een dood spoor.’

Zou je aan de slag kunnen met de problemen die nu de kranten halen: de nasleep van 22/3, de Panama Papers… ?

‘Het is ongelofelijk goed dat de journalisten daarmee bezig zijn, dat is de taak van journalistiek, maar het zijn niet mijn thema’s. Toen ik de kranten uit 1976 doornam, viel me op dat kwesties die toen stof deden opwaaien, vandaag totaal irrelevant zijn geworden. Wist je dat er in die tijd betogingen plaatsvonden tegen de kabeltelevisie en voor het behoud van de TV-antenne? Kun je je voorstellen dat zoiets de mensen bezighield?’

Misschien konden de laatste antennekijkers zich geen kabel-TV veroorloven? Je zou zo’n bericht kunnen zien als een anekdote over sociaal onrecht.

‘De helft van mijn boek gaat wel over sociaal onrecht op de een of andere manier. Alleen ben ik niet zo’n pamflettaire journalist. Ik zit niet op Twitter. Over de meeste dingen heb ik gewoon geen mening. Weet je, in veel van mijn stukken komt het openbaar vervoer terug. Ik vind dat intrigerend. Het is een van de weinige plaatsen waar je verschillende soorten mensen kunt samen zien. Ik neem vaak de bus. De dienstverlening daar is vele malen slechter dan die van de treinen, maar In de media komen alleen de treinperikelen aan bod. De meeste journalisten schrijven over en vanuit hun eigen comfortzone. Op de bus tref je vooral mensen uit de lagere sociale klassen. Hun problemen komen gewoon niet in de media. Journalisten zouden beter ook eens de bus nemen.’

Was het vroeger beter?

‘Nee. Totaal niet. Als je ziet wat er allemaal werd toegedekt, zoals in de nasleep van de brand in het college van Berkenbos… Ik ben geen nostalgicus of melancholicus. Het verleden blijft me wel intrigeren. Op sommige vlakken was het misschien wel beter: op esthetisch vlak zijn we erop achteruit gegaan. Ik had niet graag in de jaren ’30 geleefd, maar het decor zou prachtig geweest zijn.’

(Michiel Leen)

De zomer van 1976, Stijn Tormans, ISBN: 978-94-6310-115-8, 19,95 euro. Meer info: www.polis.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content