John Schoorl: eerste echte facebookdichter

Volgens Koenraad Goudeseune treedt met John Schoorl (‘Bukshag’) een nieuwe generatie dichters aan: facebookpoëten zou je ze kunnen noemen, of tweetdichters.

Het grote publiek, als ik even mag, het publiek dat de ene keer en masse ‘Het diner’ van Herman Koch koopt en de andere keer nog massaler ‘Freedom’ van Jonathan Franzen, dat publiek is altijd kopschuw geweest voor poëzie. Ofschoon genoemde boeken niet helemaal verstoken zijn van poëzie en het net de poëzie is die van eender welk boek een lezenswaardig en (desnoods slechts bij momenten) genietbaar boek maakt. Wie zich laven wil met literatuur kan dat met landwijn zoals bijvoorbeeld Donna Tartt en Stefan Brijs die schenken en waar men er, met permissie gezegd, verduiveld veel van moet drinken vooraleer ook maar een beetje tipsy te worden.

Straf, zoet
Het kan ook met cognac en ander geestrijks, zoals van Di Lampedusa ‘De tijgerkat’, of van William Styron het hoogwenselijk in een Nederlandse vertaling te verschijnen ‘Lie Down in Darkness’. Eender welk boek, schreef ik. Dat geldt dus ook voor beschouwende werken. ‘Herfsttij der Middeleeuwen’, dat meesterwerk van Huizinga, had nooit die parel kunnen worden als de historicus de dichter niet aan het woord had gelaten (en bijvoorbeeld het opposerende karakter van het middeleeuwse mensbeeld -God versus drek- niet had uitgebuit). Want dan pas is een historicus helemaal te gek en wordt zijn kijk op een verstreken periode blijvend. Idem sociaal-psychologische studies, bijvoorbeeld ‘Massa & Macht’ van Elias Canetti,- het is de poëzie die maakt dat je geboeid blijft. Poëzie dus. De moeder van het geschrevene.

Alcools
Eén vinger Straight bourbon versus een bak Heineken, om het bij whiskey en iets wat geen naam verdient te houden. Sterke drank waarvan alleen mannen en straffe vrouwen kunnen proeven, al hoop en geloof ik dat geheelonthouders in een vorig leven stevige drinkers zijn geweest, of dat vast en zeker in een hiernamaals zullen worden. Poëzie dus begrepen als een proces van transmutatie, het stoken van ‘Alcools’ om het met Apollinaire te zeggen. Poëzie kortom als van de letteren het meest bewonderenswaardige deel dat in een ver verleden het eerst werd genoemd als men de schrijver naar zijn activiteiten vroeg.

Windstilte
Dat oppergezag van poëzie is er mede ook de oorzaak van dat haar natuurlijke weersgesteldheid altijd windstilte is geweest, Über allen Gipfeln ist Ruh, om het met Goethe te zeggen. Diep inzicht verdraagt geen tocht, zo lijkt het wel. Als je Boeddha voor de geest haalt, of voor mijn part Jezus Christus, dan haal je hem nooit in een stormachtig decor voor de geest, integendeel, hij zit daar vooral op zijn gemak verlicht te wezen, diepe stilte overal, niemand zegt wat en al helemaal niet: je tijd gaat nu in. Wel integendeel, het opgeroepene wacht een grotere tijd, zo lijkt het wel, een tijd waarin deze tijd begrepen is. ‘Er was geen tijd waarin jij noch ik noch deze koningen niet bestonden,’ zo luidt het ergens in de Bhagavad Gita. En het kleed van de Heilige Maagd wappert nooit, behalve in een film van Pasolini. Eerbied slaat meestal de klok die gewijde stilte heet en zo is of lijkt poëzie altijd een beetje herdenken ook. Wereldpoëzie, hoe zou het anders kunnen, lijkt te zijn ontstaan in hogere sferen van de geest waar het wel windstil moét zijn, zo hoog immers, ongeveer daar waar de grote onbewogene kan doen bewegen, om het met Aristoteles te zeggen.

Manifest
Als in poëzieland een groep dichters opstaat met zoiets als een manifest, dan mag die beweging in eerste instantie rekenen op ongeloof en spot, op wedervragen vol dedain als: ‘Is dat manifest bij machte de zee weer te doen deinen?’ Het waren de Maximalen in Nederland die zich voor het laatst onder een vlag hebben gemanifesteerd, lawaai en wind veroorzaakten, uit onvrede met het toenmalige poëzielandschap waar het niet alleen windstil was, maar de dichters zelf ingeslapen leken op de vierkante centimeter waarover ze zich gedurig bogen. Niemand maakte zich over dat ingedut bestaan in de marge erg druk. Uit de krant verdween poëzie zoetjesaan helemààl, behalve het kransje sterdichters die er niet om malen als visitekaartje door cultuurpausen te worden gebruikt. Maar veel meer wind dan het wapperen met een visitekaartje levert dat meestentijds niet op. Ook Leonard Nolens is welbeschouwd steendood. In dat burgerlijke salon staat poëzie immers in een dode hoek van de bibliotheek waarvan zelfs de bibliothecaris niet meer weet waar het allemaal goed voor is, behalve op gedichtendag als bric-à-brac.


Gezag De poëziekritiek ontbeert werkelijk gezaghebbende stemmen, iedereen doet maar wat, internet is een veel te wijdse krant vol neprubrieken en op facebook weet je niet wanneer iemand toeterzat aan zijn eigen toog staat te lullen, je ruikt tenslotte zijn adem niet. Poëzie, zo heet het, de werkelijk knappe poëzie is als vanouds iets voor intellectuele fijnproevers en die houden zich aristocratisch ver van het facebookplebs. En bovendien is het behappen van een halve meter wereldpoëzie al, nou ja, een levenstaak. Laat staan dat je er vier vijf kasten mee zou kunnen vullen en in de spiegel je ernst bewaren als iemand je vraagt of je dat ook allemaal daadwerkelijk hebt gelézen. Poëzie dus als gedistileerde drank waar je er op café tenslotte ook geen heel schap leeg kan van drinken, ondanks je grote dorst. Poëzie dus waaraan een gistingsproces aan vooraf is gegaan en daardoor minder slap is dan de oorspronkelijke ingrediënten.

Vind ik leuk
Maar ik geloof dat sociale netwerken en facebook in het bijzonder, dat internetcafé dus, die exquize winkel van de poëzie hebben opengegooid en daarmee haar wezen hebben bijgesteld. Men kan het betreuren dat poëzie op die manier helemaal gratis is geworden. Maar men kan de hoeveelheid free content niet betreuren. Men kan het onmogelijk betreuren dat net door het grijpen naar bij uitstek poëticale middelen (humor, om de belangrijkste te noemen) poëzie er weer is toe gaan doen. Ook de bijzonder knappe poëzie is in wezen geen cent waard, want laat ons wel wezen, hoe denken we iemand te vergoeden die de pretentie heeft slechts met enkele regels onze opperste aandacht te vragen en er in slaagt onze stilte te verklaren? Windstilte, opnieuw, is in wezen ook slechts opgetrokken uit lucht. Nadeel is dat in die lucht, die facebooklucht, muggen kunnen dansen, minorpoets en regelrechte onzinverkopers. Facebook dus als kerkdeur waaraan eender wie zijn stellingen, zijn onvrede met het levensbestel, kan spijkeren, al was het maar in de vorm van huishoudelijk commentaar. (‘Afwas gedaan, nu aan de strijk!’)

Centrum
En ook die virtuele werkelijkheid, ondanks zijn prille bestaan, kan het centrum niet behouden, om het met Yeats te zeggen. Zo er al ooit een centrum is geweest, afgezien van het clubje studenten rond Mark Zuckerberg en de zucht naar meiden waarvan niet alleen hun virtuele bestaan boeiend werd bevonden. Een gedicht van John Schoorl uit zijn nieuwe bundel ‘Bukshag’ gaat zo:

Een grote achterstand Valt in te halen Beroemd worden is Met zijn allen tegen De Lolita’s op internet. Welkom in mijn huis Zegt Frommer.
Het is als welkom zijn op iemands facebookpagina. Conservatieve geesten trekken hun neus op voor het medium en zien er het zoveelste bewijs in dat het met de beschaving finaal fout afloopt. Wij zouden alleen nog het kabaal van het verval vernemen. Maar helemaal ontkennen dat ook dat credo als een manifest klinkt, kunnen ze niet en bijgevolg verwaait dat kabaal met dezelfde beweging waaruit het is ontstaan, het uitgangspunt laat niets anders toe. Eigenlijk zou je kunnen stellen dat facebook ons allemaal een manifest in handen duwt waarop we kunnen schrijven wat we willen, er is in deze geen hoogste Sovjet en ik, persoonlijk, zie geen wezenlijk verschil tussen de ‘Glimpen’ van Paul Claes en de statusupdates van pakweg Bart Stouten of die van mijn buur. De ruimte is eindeloos en vrij, zeer democratisch. Zowel handarbeider als graaf kan er zijn ding kwijt. Erwin Mortier tweette onlangs zijn hommagegedicht voor Leonard Nolens, bij zijn 65ste verjaardag. Kortom, er bestaat misschien zoiets als een ernstig facebookdichter en John Schoorl lijkt daar wel de belichaming van:

JAN CREMER (EN IK) Jan heeft je Vriendschapsverzoek Geaccepteerd. Laat een bericht achter op het prikbord van Jan. Jan vindt Creedence Clearwater Revival En tien andere Pagina’s Leuk. Dit is niet het sterkste gedicht uit de bundel, maar ik citeer het om het veld te tonen waarin de dichter John Schoorl zich kennelijk niet te goed, niet te voornaam voelt er te opereren. De dichter is niet te beroerd ordinair te zijn, te facebooken en zich midden in de oceaan een pagina te bouwen. ‘Ses fenêtres sont les fleuves qui s’écoulent de mes yeux’ dicht de visionaire Apollinaire. (‘Met als ramen de rivieren die wegstromen uit mijn ogen’) ‘En rondom het huis stroomt deze jou bekende oceaan / Die nooit een adempauze neemt.’ Internet is er dag en nacht. Onafgebroken rolt het leven van haar pers.

Onderzoek John Schoorl is naast dichter ook verslaggever en onderzoeksjournalist en ook in die hoedanigheden houdt hij de werkelijkheid in de gaten. En die werkelijkheid is af en toe erg geestig:

SCHARRELEIEREN Tussen de 250.000 documenten Van de Amerikaanse Diplomatieke dienst, Trof ik een gelekt briefje van De Deense cultureel attaché: ‘Zullen we neuken In de postkamer, En elkaar insmeren Met scharreleieren?’ Dit gedicht werkt omdat het werkwoord lekken ook het voorgestelde kinky avontuurtje dekt, waardoor niet zozeer de anekdote maar het gedicht zichzelf bewerkstelligt, concreet wordt, om het met Van Ostayen te zeggen.


Westhoek
Een reeks uit de bundel heet ‘Vlaamse velden’ en daarin beschrijft Schoorl een bezoekje aan de Westhoek, of beter aan het provinciegrote openluchtmuseum van de Eerste Wereldoorlog.

In Vlaamse velden zie ik In de Weduwestraat een boer Met zijn drie zoons bieten uit De grond trekken. De betreurde voorzitter van Duivenmaatschappij De Zon naast Een onbekende man van de Derde Australische Tunneldivisie. De tegenstander aanstaande zondag Van KS Zillebeke, hekkensluiter in De derde klas Westhoek, Is nog steeds onbekend. De eigenares van tearoom Hill 60 Heeft haar auto geparkeerd tegenover Lange Max en Dikke Bertha, Net naast een Australische tourbus. We zijn onderhand een eeuw na die mondiale ramp en een eeuw na de pathos van de war poets die je op de grote Markt te Ieper zowel in pralinezaken als in brocantewinkels en tweedehands boekenwinkels kunt kopen. Het zegt iets over het percipiëren van dat catastrofale verleden:

Een rolstoel komt vast te zitten Terwijl van tevoren Was gezegd dat de loopgraaf Rolstoelvriendelijk zou zijn.
Ik werd in die Westhoek geboren, te Ieper met name, in 1965. Niet alleen het jaar waarin T.S. Eliot het tijdelijke met het eeuwige ruilde, maar ook het jaar waarin de Lakenhalle in die kleine stad eindelijk uit de steigers kon en helemààl was gerestaureerd. Tijdens W.O. I werd dat historische gebouw namelijk helemaal in puin geschoten en stond er ook kilometers en kilometers in de omtrek geen boom meer overeind. Men speelde zelfs een tijdje met de idee de platgebombardeerde stad in haar ruïneuze staat te laten, als monumentaal bewijs van hoe ingrijpend de Groote Oorlog was geweest. Een aandenken dat had kunnen tellen, maar dat men dus snel weer opborg. En een halve eeuw later, toen ik het levenslicht zag, was alles weer min of meer zoals voordien.

Levensecht
Afgezien van de Engelse militaire begraafplaatsen waarvan het gras al net zo werd verzorgd als dat van Wimbledon, was de Eerste Wereldoorlog tijdens mijn jeugd morsdood, weggepoetst. De eeuwherdenking in 2014 heeft daar danig verandering in gebracht en thans kun je dus ook kogels en ander artillerie uit chocolade kopen, of potsjesvlees ‘Tranché’ bij de keurslager. Voor wie goed kijkt (en ik ben in deze bevoorrecht omdat ik er twintig jaar van mijn leven doorbracht), is ook dat dus W.O. I in de Westhoek en is die verruimde blik pas levensecht:

Eet vooral Vlaskaas, Smaak van een rijk verleden, Maar smeer er geen Mosterdgas op. SV Ieper moet het komende Zondag voor de tweede keer Dit seizoen opnemen tegen Koploper FC Langemark En dan sta ik daar In Vlaamse Velden Met een pocket oorlogsdichters Bij de Last Post nog te janken ook. Shag van Buk Thans wordt het herdenkingsritueel onder de Meensepoort elke avond door tientallen en nog eens tientallen, door hele busladingen Engelsen en Canadezen en vele ander nationaliteiten plechtig bijgewoond, maar tijdens mijn jeugd was het qua aandacht voor dit nobels meestal armoe troef en toeterden drie brandweermannen in fanfarekostuum voor de mussen en het vaderland. Ja, ik heb het wel voor de gedichten van John Schoorl. En dit gedicht vind ik prachtig:

WACHTEN OP FANTE Datum: 04/04/08. Tijd: 10.24 a.m. Location: Pearl Street, Boulder Parkeerboete: S 14 Style: Chevrolet (1957) Tijdsoverschrijding: eeuwig Parking Violations Bureau City of Boulder Colorado, USA

Koenraad Goudeseune


‘Bukshag’, John Schoorl, Uitgeverij Van Gennep Amsterdam, ISBN: 9 789461640970, Prijs: 19,90 euro

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content