“Het toeval is god in de literatuur” (Konrád)

Een gesprek in Berlijn met de Hongaars-Joodse schrijver György Konrád van wie volgende week ‘Slingerbeweging’, een autobiografische roman, verschijnt.

Schrijft u beter naarmate u ouder wordt?

György Konrád: Als ik minder goed zou schrijven dan vroeger, behoedt de ouderdom me er misschien voor om daarvan iets te merken, wat ook een genade is. Alles wat ik schrijf geef ik eerst te lezen aan Judit, mijn vrouw, die erg kritisch is. Maar het eerste wat ik van haar wil horen is natuurlijk lof (lacht). Nee, serieus, ik vermoed dat ik tot op het einde van mijn leven zal schrijven. Ik ben kritischer voor mezelf geworden. Ik corrigeer mezelf meer dan vroeger. Maar tijdens het schrijven zelf laat ik veel meer aan het toeval over. Je stuit dan op gedachten, indrukken en zinnen die op toevallige ontmoetingen met interessante en aangename mensen lijken. Het toeval is een god in de literatuur. En het toeval is de zuster van de improvisatie. Als schrijver weet ik niet goed wat ik wil. Wat ik wil schrijven, weet ik pas als het geschreven is, als de zin op papier staat. Maar ik zie de volgende zin nog niet. Hij komt er langzaam aan. Zijn komst is altijd ietwat verrassend. Natuurlijk merk ik wel een evolutie in mijn schrijven. Naarmate ik ouder word, probeer ik eenvoudiger te formuleren, minder pretentieus, epigrammatischer, laconieker. Het nadeel van al dat schrijven is dat je er fysiek trager van wordt, dat je minder beweegt. Ik zit te veel aan tafel en ik beschouw het ouder worden te veel als een sport op zich. Voor twee maanden ben ik aan mijn knieën geopereerd. Daardoor stap ik nu erg langzaam, maar over enkele weken zou dat beter moeten gaan. Ik was een paar dagen in het ziekenhuis, waar ik een erg lastige patiënt was omdat ik me maar moeilijk aan de huisregels kon houden.

Het houden aan de regels viel u al moeilijk toen u als kind op de schoolbanken zat in het dorp Berettyóújfalu, waar u opgroeide… Konrád: Ja, ik keek toen al graag naar buiten in plaats van aandachtig de les te volgen. Ik ging niet zo graag naar school, al weet ik ook wel dat er scholen zijn waar de kinderen zich prima voelen. Ik ervoer de school als een dwang, ik hunkerde altijd naar de buitenlucht, naar de zon, naar vrije tijd. Vrije tijd is de grootste en mooiste rijkdom in het leven. Ik fantaseerde als kind hoe ik ingenieur zou worden en hoe ik de ijzerwinkel van mijn vader zou omvormen tot een industrieel complex dat ik daarna zou uitbouwen tot een vliegtuigfabriek. Ik had daarvoor zelfs al een geschikt terrein gevonden, aan de oever van de plas waar we in de winter gingen schaatsen. Ik droomde ervan met de inwoners van Berettyóújfalu rondjes te vliegen boven het dorp.

Dacht u toen al aan schrijven? Konrád: Al in de winter van 1944, toen ik amper elf jaar was en ik me op een onderduikadres in Boedapest voor de fascistische pijlkruisers verborg, moedigde mijn omgeving me aan om schrijver te worden. Het was rond Kerstmis, we waren met veel kinderen in een woning waar we met een groot aantal volwassenen samenleefden in twee kamers. De volwassenen wilden dat we rustig bleven en daarom organiseerden ze een soort literair concours. Ik heb die wedstrijd destijds gewonnen. In 1945 keerde ik na de Duitse nederlaag samen met mijn zuster uit Boedapest naar Berettyóújfalu terug. Ons hele huis was geplunderd. We troffen er alleen maar vuilnis en drek aan. Op de vloer slingerden nog wat papieren en foto’s rond. Ik vond er ook mijn eerste schoolschrift terug. Daarin stond een verhaal over een boomstam die op een schip belandde en de hele wereld rondreisde. Dat was mijn eerste geschreven vertelling. Later was ik in Debrecen op een gymnasium. Liever dan school te lopen ging ik naar de bijbehorende bibliotheek, waar het goed naar oude boeken rook. Daar kwam ik eens een leraar tegen die me vroeg welke goede reden ik had om niet op de schoolbanken te zitten. Hij wierp een blik op het boek dat ik terugbracht en zei: ‘Dat prul is geen goede reden om te spijbelen.’ Ik was niet op mijn mondje gevallen en ik vroeg die leraar: ‘Welk boek is dan wel een goede reden om van school weg te blijven?’ ‘Wacht even,’ zei de leraar. En hij dook in de diepte van de bibliotheek. Een tijdje later kwam hij terug met een stapel boeken die hij op de tafel van de bibliothecaris legde met de woorden: ‘Als die jongen nog eens langskomt, moet u hem die boeken maar meegeven.’

De klassiekers?

Konrád: Ja, Dostojevski, Gogol, Tolstoj en Stendhal…

Uw nieuwe boek ‘Slingerbeweging’ past in de reeks semi-autobiografische geschriften zoals ‘Zonsverduistering’ en ‘Het verdriet van de hanen’? Konrád: Ja, eigenlijk schrijf je toch de hele tijd aan hetzelfde boek. Maar nu ben ik ook bezig aan een nieuwe roman, een boek met een echte plot. Daar vertel ik liever niets over, want ik ben nogal bijgelovig en ik denk dat het niet goed is om over projecten te praten als over dingen die al voltooid zijn. In Slingerbeweging tref je al de thema’s aan die ik in al mijn boeken behandel. Het boek pendelt tussen de polariteiten die mijn oeuvre typeren: de stad staat tegenover het platteland, de kosmopoliet tegenover de troglodiet, het kleine tegenover het grote. In zo’n boek, dat volstaat met meditaties, beschouwingen en herinneringen, kun je zowat alles onderbrengen. Je kunt over hetzelfde thema telkens iets anders zeggen of dingen opdiepen die je juist nog nooit hebt gebruikt. Naarmate ik ouder word, denk ik vaak aan mijn kinderjaren terug. Toen ik jonger was, toen ik een jaar of veertig was, waren al die vroege herinneringen niet zo levendig in me als nu. Destijds was de tegenwoordige tijd, de actualiteit, interessanter dan het verleden. Nu ik ouder ben, verwacht ik minder van de toekomst. De toekomst interesseert me niet al te zeer. Ik duik liever in mijn herinneringen.

Zijn er nog andere positieve aspecten aan het ouder worden? Konrád: Je verbroedert met de dood. Soms vraag ik hem: ‘Kun je vandaag komen?’ Maar dan zie ik hem met het hoofd van nee schudden. Dan denk ik: ‘Oké, dan gaan we ons nog wat amuseren.’ Die nabijheid van de dood kende ik niet toen ik jong was. Nu is hij een vriend, iemand met veel geduld. Soms heb ik echt de indruk dat het volstaat. De belangrijkste ervaringen heb ik meegemaakt. Alles wordt herhaling. Als u de ambassadeur van de dood zou zijn en u zou tegen me zeggen: ‘Beste vriend, nu is het moment aangebroken dat u vertrekt,’ dan zou ik repliceren: ‘Waarom ook niet?’ En toch, wat me achteraf nog het meest verbaast, is dat het leven zo kort is geweest.

Piet de Moor

György Konrád, Slingerbeweging, vertaald door Mari Alföldy, De Bezige Bij, Amsterdam, 256 blz., ISBN 978 90 234 5872 2.

Op 27 april organiseert Liberales om 20 uur de voorstelling van Konrads laatste boek ‘Slingerbeweging’. Dirk Verhofstadt interviewt Konrád (in het Engels). De voorstelling vindt plaats in het Liberaal Archief, Kramersplein 23 te Gent. Inkom is gratis, maar inschrijven is verplicht door een mail te sturen naar dirkv@liberales.be.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content