Het laatste Knack-interview met Willy Courteaux: ‘Shakespeare is te groot voor het podium’

Tom Lanoye, Willy Courteaux en Frank Albers. © Dimitri Van Zeebroeck
Anna Luyten Freelance journaliste

In 2007 sprak Knack een laatste keer met Shakespearekenner Willy Courteaux (19 januari 1924 – 25 maart 2017). Aanleiding voor het gesprek, samen met Tom Lanoye en Frank Albers, was de heruitgave van Willy Courteauxs vertaling van het verzamelde theaterwerk van William Shakespeare.

De geheel herziene Courteauxvertaling van Shakespeare wordt nu al met veel lof onthaald. Om maar enkele mensen te citeren: Ivo Van Hove, regisseur en directeur van Toneelgroep Amsterdam: ‘Als ik droom van een nieuwe regie van Shakespeare, dan is het Verzameld Werk in de vertaling van Courteaux mijn eerste leidsman. Altijd.’

Tom Lanoye: ‘Dramaturgen, regisseurs, acteurs, bewerkers … Als het om Shakespeare gaat, raadpleegt iedereen de bijbel van Courteaux. Zijn heldere en verhelderende vertalingen vormden alvast mijn leidraad bij het maken van Ten Oorlog. Maar zo’n levenswerk hoort thuis in élke boekenkast en bibliotheek.’

De nu 83-jarige Willy Courteaux begon aan de vertaling van de 37 theaterteksten van Shakespeare toen hij 29 was. Het was een titatenwerk dat meer dan vijftien jaar in beslag nam. Zijn vertaling verscheen eerst in aparte delen bij de Nederlandse Boekhandel. In 1987 verscheen de tweede druk van zijn ‘verzameld werk’. ‘Twee jaar later werd het in de ramsj gelegd. Stapels waren het. Verkocht voor de prijs van 690 Belgische frank. Maar goed, ik was blij dat het onder de mensen kwam.’ De voorbije maanden heeft Courteaux de meer dan een miljoen woorden nog eens overlezen. ‘Ik heb hier en daar wat veranderd. Archaïsche woorden eruit gehaald. Het woordje ‘feil’ bijvoorbeeld, schijnt niemand nog te kennen. Ik heb het vervangen door het woord ‘gebrek’. Minder mooi, maar goed …’

Willy Courteaux is autodidact. Uit de periode dat hij als redacteur van Humoradio, later Humo, de lezersrubriek ‘Open venster’ verzorgde en de tv-kritieken in ‘Dwarskijker’ schreef, houdt hij nog zijn bijnaam ‘de man in het venster’ over. Nu slijt hij zijn dagen tussen zijn boeken.

Het laatste Knack-interview met Willy Courteaux: 'Shakespeare is te groot voor het podium'
© Dimitri Van Zeebroeck

‘Ik ben altijd een gepassioneerde lezer geweest. Van kindsbeen af. Op een bepaald moment kreeg ik niet genoeg kinderlectuur meer binnen. De Vlaamse Filmkes van John Flanders volstonden niet meer. Toen ik twaalf was, trok ik de bibliotheek van mijn vader open. Ik verslond de Max Havelaar van Multatuli, Bolleke van Cyriel Buysse, het werk van Herman Teirlinck … En nog was het niet genoeg. Altijd maar op zoek naar boeken. Toen ik zeventien was, ontdekte ik op zolder een zwarte kist met boeken van mijn grootvader. Onderaan zat het boek van Mccaulay met essays over Lord Byron. Via Lord Byron ben ik Engelse dichters gaan lezen. Ik zat meer in de richting van de Engelsen dan van de Duitsers.’

En dan was er een tweede weg die naar Shakespeare leidde: ‘Op het college in Aalst hadden ze de gewoonte een klassiek toneelstuk op te voeren. Dat jaar speelden ze Hamlet. Ik kreeg de rol van Rozencrantz en Osric. Er werden twee oud-leerlingen bij betrokken die de hoofdrollen van Hamlet en Horatio kregen toebedeeld. Hamlet werd door niemand minder dan de latere directeur van de krant De Standaard, Albert De Smaele, gespeeld. Ik kende dat stuk helemaal uit mijn hoofd. Het fascineerde mij: die taal, die klank, dat ritme. Ik herinner mij dat Albert De Smaele op een gegeven ogenblik zijn rol kwijt was en ik hem zijn rol toen ingefluisterd heb. Wij speelden nog de negentiende-eeuwse vertaling van Burgersdijk.’

En jaren later volgt u die Burgersdijk op. Voor het eerst was er weer iemand aan het werk die Shakespeare in een stem vertaalde. Hoe kwam u op dat overmoedige idee?

WILLY COURTEAUX: Die Shakespeare is aan mij blijven plakken. Op een bepaald ogenblik heb ik gedacht dat ik misschien een dichter zou zijn, maar toen ik er mij op betrapte dat ik Willem Kloos naschreef, besloot ik er maar mee te stoppen. Het was de weemoed die mij in Kloos fascineerde, maar hem nadoen wilde ik niet. Toen ik wat ouder was, kwam ik op het weekblad Humo terecht. Het bleef in mijn hoofd zitten: ik zou eens een keer iets moeten doen dat in boekvorm kan verschijnen. Ik heb in die jaren een paar keer geprobeerd een roman te schrijven. Dat is altijd het eerste waar je aan denkt als je jezelf afgedankt hebt als poëet. Een paar hoofdstukken geschreven, vastgeraakt en toen gedacht: hoe zou Graham Green dat nu verder doen? Dan heb ik tegen mezelf gezegd: ‘Man, als je moet gaan nadenken over hoe iemand anders het zou oplossen, stop er dan maar mee.’ Ik heb alles weggegooid. Maar de leegte bleef. En ineens wist ik het: ik wil iets monumentaals vertalen.

Ik heb altijd graag vertaald. Ook op school al. Ik herinner mij mijn worstelingen met Tacitus, een schrijver die me zeer aantrok omdat die een prachtige, compacte stijl had. Tijdens een schoolvakantie toen er niet veel te beleven viel, heb ik in een oude bloemlezing van Engelse literatuur de volledige versie van The Rivals van Sheridan gevonden. In die zomervakantie tijdens de oorlogsjaren, heb ik dat achttiende-eeuwse werk van Sheridan voor mijn lol vertaald.

Tijdens mijn Humo-jaren zocht ik dus een andere uitdaging. Shakespeare was de grootste uitdaging die ik kon vinden. Ik sprak met de Brusselse acteur Bert Struys die zei dat het moeilijk werd om Shakespeare nog op te voeren omdat de enige vertaling die ze hadden die van Burgersdijk was uit 1888. Toen dacht ik ‘gatverdamme’. En ik heb er me meteen aan gezet.

Ik heb een proefvertaling van tien pagina’s naar de Klassieke Galerij van De Nederlandsche Boekhandel gestuurd. Ik was er welkom met mijn obsessie. Toen mijn eerste vertaling af was, wachtte men op een bespreking. De eerste bespreking kwam van Manu Ruys van De Standaard. Ze was lovend. En ik mocht verder doen.

Wat was uw motivatie om die hele Shakespeare dan te vertalen? U deed het bovendien nog na uw dagtaak.

COURTEAUX: Je mag het een obsessie noemen, een passie, je mag er misschien nog andere termen op plakken. Ik heb er vijftien jaar lang op een zeer systematische manier aan gewerkt. Ik heb altijd met veel discipline geleefd: eten op dezelfde momenten, slapen op dezelfde momenten, werken op dezelfde momenten. Ik ben niet iemand die veel activiteiten buiten zoekt. Ik had vaste Shakespeare-uren. Vijftien jaar lang: iedere werkdag na het avondmaal van zeven tot elf uur. Op zaterdag van tien tot twaalf en van twee tot vijf en ’s avonds van zeven tot elf.

Ik had daarbij veel te lezen, zowel over de stukken als over Shakespeare.Baseerde u zich op andere vertalingen?

COURTEAUX: Nee. Ik maakte wel gebruik van de Duitse vertaling van Schlegel en Tieck, als een soort test. Om na te gaan hoe zij het hadden gezegd of een probleem hadden opgelost. Burgersdijk gebruikte ik alleen ter controle. Je kunt je niet binden aan een ander.

Hebt u in die jaren van vertalen een voorkeur ontwikkeld voor een bepaald stuk of is er een figuur geweest bij Shakespeare waarin u zichzelf het meest hebt teruggevonden?

COURTEAUX: Zichzelf in iemand terugvinden is gevaarlijk. Shakespeares grootste tragedie heb ik altijd King Lear gevonden. Maar Hamlet, dat personage werd op den duur bijna een vriend.

De Franse schrijver Romain Roland heeft ooit eens beschreven hoe hij na het zien van de tetralogie van Wagner in Bayreuth bedroefd buitenkwam. Na de dood van Siegfried in het stuk had hij het gevoel gekregen dat hij een vriend verloren had.

En zonder te overdrijven was dat het gevoel dat ik bij Hamlet had. Hamlet was in mijn ogen de complete mens. Anders kan ik het niet zeggen. Aan de andere kant had ik nog een andere figuur die mij fascineerde: Falstaff. Op een ander niveau natuurlijk. Jammer dat die het dan verknoeid heeft in De vrolijke vrouwtjes van Windsor.

Het laatste Knack-interview met Willy Courteaux: 'Shakespeare is te groot voor het podium'
© Dimitri Van Zeebroeck

Wat is het complete in de mens Hamlet?

COURTEAUX: Dat was een man met allure, met gevoeligheid, met emotie. Tegelijkertijd kwam hij er niet toe om te doen wat hij moest doen. Hij functioneert niet binnen het stramien waarin hij zou moeten functioneren. Misschien is dat zijn attractie.

Tom Lanoye, u hebt een paar maanden geleden de tekst voor de theatervoorstelling Mefisto Forever geschreven, gebaseerd op de tekst van Klaus Mann. In dat stuk repeteert Köpler, de kunstenaar zonder ruggengraat, met zijn acteurs Hamlet. Frank Albers, u vertaalde Hamlet voor het Nationale Toneel in Den Haag. Is het een figuur die jullie intrigeert?

TOM LANOYE: Sowieso. Hamlet is een heel modern stuk omdat het schijn en wezen en acteren en niet acteren als metafoor voor het moderne leven gebruikt. Het gedoemd zijn tot handelen en niet kunnen handelen. In een stuk dat over een acteur gaat die zich al dan niet staande houdt tegenover machthebbers waarmee hij uiteindelijk verbroedert, komt men heel dicht bij die figuur van Hamlet. Door zijn twijfel is het net een van de meest moderne figuren van Shakespeare. Shakespeare heeft een grotere diepte en rijkdom gegeven aan die zogenaamde waanzin of twijfel.

FRANK ALBERS: Dat zijn de verheven interpretaties die wij eraan geven. Het is natuurlijk van taal en psychologie een complex en uiterst interessant stuk. Maar Shakespeare had ook erg banale redenen om dat stuk te schrijven. Zijn Hamlet was een remake van een wraaktragedie die kort tevoren in Londen met groot succes was opgevoerd. Hamlet was een schlemiele theatericoon in zijn tijd. Shakespeare heeft zijn Hamlet geschreven om zeker te zijn van een kaskraker bij de opening van zijn eigen theater, The Globe.

‘Shakespeareaans’, zo worden misstanden en politieke intriges al te vaak omschreven. Heeft het omgaan met het werk en de woorden van Shakespeare jullie maatschappijkritiek gevoed?

COURTEAUX: Misschien onbewust.

ALBERS: Nu je het over die tragedies hebt en over het politieke gebruik ervan: een stuk waar ik absoluut iets mee wil doen, is Coriolanus.

LANOYE: Helemaal mee eens.

ALBERS: Dat is een van de meest onderschatte werken van Shakespeare.

LANOYE: Inderdaad. Een aanklacht tegen het populisme.

ALBERS: Coriolanus is een ongelooflijk stuk dat dringend aandacht moet krijgen.

LANOYE: Ik zou graag een bewerking maken van die ‘Roman Plays’waarbij ze in drie afleveringen aan elkaar gebonden zijn. Het populisme bij Coriolanus, de absolute macht bij Julius Caesar en dan Marcus Antonius … Ik heb het stuk dat jij erover geschreven hebt, Frank, nog uitgeknipt. Het is inderdaad onderschat. Het legt de mechanismen van het populisme bloot en de onmogelijkheid ertegenin te gaan.

COURTEAUX: Het zijn universele problemen die zich altijd hebben voorgedaan. We mogen er niet langs kijken dat in die tijd de toneelschrijvers op hun tellen moesten passen. Een politieke boodschap kon gevaarlijk zijn. Het meest frappante voorbeeld daarvan is Richard II, de koning die wordt afgezet. Dat was een hachelijk onderwerp in die tijd.

Maar waarom zou Coriolanus nu zo dringend moeten worden opgevoerd?

ALBERS: Omdat het gaat over de rol en de toekomst van de natiestaat. Wat betekent de staat nog als organisch lichaam, een theorie waarin Shakespeare toch erg geloofde. En wat is dan de rol van wat tegenwoordig ‘de mensen’ wordt genoemd. De vele explosieve betekenissen die in dat stuk in het woord ‘common’worden gelegd. Het feit dat iemand probeert zijn macht te baseren op zijn militaire exploten, weigert het volk toe te spreken, dan gedesavoueerd wordt en dan zijn diensten gaat aanbieden bij de vijand. Want het enige wat uiteindelijk voor hem behouden moet blijven, is de macht. Dat lijkt me erg actueel.

LANOYE: Nou!

ALBERS: En die moeder van Coriolanus is toch zowat de Ulrike Meinhof uit het oeuvre van Shakespeare.

LANOYE: Hij komt met het vijandelijke leger naar Rome en ma zegt: doe dat niet …

ALBERS: Dat is toch alsof Schwarzkopf wanneer hij uit Irak terugkomt in Amerika een standje van zijn moeder zou krijgen. Alle vergelijkingen lopen mank, maar wat mij in Coriolanus fascineert is dat zelfs de hardste militair gevoelig blijft voor de sentimentele argumenten van zijn moeder.

En toch zou Shakespeare in zijn tijd de machthebbers ook naar de mond gepraat hebben.

COURTEAUX: Door het feit dat Coriolanus zich afspeelt in het oude Rome had het voor het publiek van die tijd weinig gevaarlijke bijklank. Elisabeth en haar opvolger Jacobus waren fervente liefhebbers van het theater. Het is dankzij deze machthebbers dat het theater zich kon ontwikkelen. De puriteinen waren heftig tegen het theater. Vergeet ook niet dat Richard III een propagandastuk voor de Tudors was.

LANOYE: In principe botst dat heel erg met onze opvatting over het kunstenaarschap.

COURTEAUX: Men mag ook niet vergeten dat in die tijd historische kritiek niet bestond. De algemene opinie was zo en punt uit. En Richard was de ideale figuur om een groteske van te maken.

ALBERS: Maar de historische vervormingen zijn dermate groot dat Shakespeare nooit een historische juistheid heeft gepretendeerd.

COURTEAUX: Een monster als Richard III, die tegelijkertijd ook nog eens gevoel had voor een diabolische humor, was gewoon een ideale combinatie voor het ruime theaterpubliek. Als je naar zijn portret kijkt … Wacht, ik zal zijn portret even halen …’ (Courteaux verlaat de bibliotheek)

LANOYE: Hij heeft alles! Hier worden we stil en nederig van, hè Frank.

(Courteaux komt binnen met het portret van Richard III)

COURTEAUX: Dit is het enige aangrijpende portret dat ooit van een koning geschilderd is.

LANOYE: Met inbegrip van koning Boudewijn.

Het laatste Knack-interview met Willy Courteaux: 'Shakespeare is te groot voor het podium'
© Dimitri Van Zeebroeck

In Ten oorlog van Lanoye was de rol van Richard III weggelegd voor Jan Decleir. Fameus zijn de woorden: ‘Sweet Modder die mij in de wereld scheet:/ De lafheid van je liefde liet mij leven/ (… ) A horse! Mijn fokking kroon voor maar één paard.’ Courteaux bleef dichter bij het origineel: ‘Een paard, een paard, mijn koninkrijk voor ’n paard.’

LANOYE: Men moet toch een heel duidelijk onderscheid maken tussen vertalingen van Shakespeare, wat in hoofdzaak een belangrijk filologisch werk is, en wat ik deed. Ik heb samen met een regisseur een visie opgebouwd op een forse bewerking van bestaand materiaal en een opvoeringstraditie. Dat zijn twee verschillende dingen. Het is als een kasteel uit bouwblokken eerst neerhalen en dan weer opbouwen. Richard de Derde wordt bij ons iemand anders.

Een van de meest indringende herinneringen aan Ten Oorlog is voor mij nog altijd de eerste lezing waarbij Jan Decleir het grote vernietigingsgedicht, wat ik in de traditie van Schwab heb geschreven, moest lezen op de dag dat de lichamen van de twee meisjes bij Dutroux waren gevonden. Hij kreeg als aanwijzing dat hij twee kinderen opat. In het stuk wordt dat het breken van botten van een kip. Jan was kapot bij die eerste lezing.

COURTEAUX: Ik heb die opvoeringen niet gezien. Ik heb extracten gelezen van de tekst van Tom in een lange bespreking van het theaterstuk.

Kunt u erin komen dat iemand zover gaat met de tekst van Shakespeare?

COURTEAUX: Ik vind dat alles mogelijk moet zijn. Alleen vind ik het jammer dat het andere gevolgen heeft. Daarom is Komrij ook met zijn vertalingen van Shakespeare gestopt. Komrij maakte net zoals Frank vertalingen als een theater hem dat vroeg. Komrij was goed op weg een volledige vertaling van Shakespeare te maken, maar moest vaststellen dat geen kip nog Shakespeare opvoerde zoals die geschreven is. Dat is de situatie vandaag.

ALBERS: Het is een boutade, maar Shakespeare is ’too huge for the stage’. Of het nu gaat om baldadige bewerkingen zoals Tom ze gemaakt heeft, of om redelijk klassieke opvoeringen, heel vaak heb ik zoiets van: ik lees het liever.

Willy Courteaux, u zei daarstraks dat u King Lear de grootste tragedie van Shakespeare vindt. U was 29 toen u aan het vertalen begon. Nu bent u een tachtiger. Leest u het nu anders?

COURTEAUX: Ja. Het einde van dat stuk vind ik bijna ondraaglijk. De oude Lear die met zijn dode dochter Cordelia uit de gevangenis komt, vind ik verschrikkelijk. Het is het meest schokkende moment in de hele Shakespeare.

ALBERS: Daarom dat het ook tweehonderd jaar lang met een ander einde is gespeeld. Tot in de negentiende eeuw trouwde Cordelia met Edgar.

COURTEAUX: Ik kan begrijpen dat ze dat gedaan hebben. Niets is schokkender dan die brave, oude Lear die niks meer begrijpt, en die de enige dochter die hem waard is van zich afstoot.

Courteaux leest een stuk uit de vertaling van Albers’ King Lear:

‘Er waren tijden dat mijn bijtend zwaard/ mijn vijanden deed dansen. Ik ben oud nu/ en al dat leed maakt mij kapot. Wie bent u?/ Mijn ogen zijn niet best meer, wacht even…

COURTEAUX: Hoe ik dat vertaald heb, weet ik niet meer uit mijn hoofd. Maar ik denk dat de algemene toon, na zo’n vluchtige blik, toch niet hetzelfde is. Wat niet anders kan. Inhoudelijk komt natuurlijk hetzelfde over. Maar naargelang van de vertaler, verandert de emotie die in de woorden zit. Er is niets onvermijdelijks. Het kan anders zijn en even goed.

Jullie zijn alledrie mensen die geregeld jullie verontwaardiging over misstanden in de wereld tot uitdrukking hebben gebracht. Was Shakespeare daarbij een inspiratiebron?

ALBERS: Er is toch geen filosofisch traktaat dat je meer vertelt over wat macht met mensen doet. In al zijn vormen. Macht tussen ouders en kinderen, macht tussen koningen en onderdanen, macht tussen generaties. De ravages die macht kan aanrichten in steden, culturen, in gezinnen. Daar zijn die stukken een permanent commentaar op. Ik lees soms zinnen bij Shakespeare waarvan ik zeg: ‘Dat gaat over mensen die ik ken. Of over situaties die ik herken. Soms is het gratuit om Shakespeare bij de actualiteit te betrekken. Maar vaak is het niet te vermijden. Neem nu King Lear. Hoe kun je je nu zo te gronde richten doordat je je vastklampt aan een positie, een traditie, waarvan je eigenlijk beweert dat je er afstand van wilt nemen?

Willy Courteaux, u hebt Marx en Engels naast Shakespeare op het boekenrek staan. Maakt u zich over de maatschappij van nu grote zorgen?

COURTEAUX: We zijn op dit ogenblik aan het afglijden naar chaotische situaties. In hoofdzaak door de opening van de oostgrenzen. We zitten in een maatschappij die in korte tijd multicultureel geworden is. Of we dat nu leuk vinden of niet. Maar we moeten vaststellen dat we daar niet op voorbereid waren. Er komen andere problemen bij, van de meest uiteenlopende soort. Zoals de opwarming van de wereld. Het heeft misschien te maken met mijn leeftijd, maar ik heb vandaag, nu, in deze tijd de indruk dat … Kijk, we zijn het er onder elkaar over eens denk ik dat God noch de aarde, noch de wereld, noch de mensheid heeft geschapen. Maar dat dat alles uit de natuur gegroeid is. Er is dus een begin geweest van het bestaan van de wereld, van de ontwikkelingen van verschillende tijden, en dan hebben we de mens erbij gekregen. Dat heeft allemaal een start gehad. Ik ken niets wat eeuwig is, doordat ik niet in God geloof. Dus moet ik nu beseffen dat wat een begin heeft gehad ook een einde heeft. De wereld en de mensheid zullen ooit geleidelijk naar de bliksem gaan. Dat is duidelijk.

LANOYE: Waarom geleidelijk?

COURTEAUX: Het kan ook vlug. Het kan heel vlug. Men kan die ontwikkeling natuurlijk vertragen, door tijdelijke oplossingen, maar ik heb mijn twijfels. We moeten beginnen te leven met het idee dat wat een begin heeft gehad ooit een einde zal hebben.

Is dat een fatalisme dat u nu overvalt?

COURTEAUX: Als u dat fatalisme wilt noemen, mag u dat doen. Maar men is geen fatalist als men zegt dat iets onvermijdelijk is. Ik ben geen fatalist omdat ik denk dat ik dood zal gaan. Misschien overmorgen en misschien over tien jaar. Waarom zou het dan fatalistisch zijn als we zeggen dat de wereld en alles wat er op zit niet voor de eeuwigheid is?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content