‘Een roman is geen orale kunstvorm’ (Christophe Van Gerrewey)

© Michiel Leen

Christophe ‘Trein met vertraging’ Van Gerrewey veegde Marnix ‘Natte dozen’ Peeters enkele weken terug de mantel uit voor zijn brutale shock art in diens roman ‘Natte dozen’. Hoe kijkt Van Gerrewey nu terug op die polemiek, en wat is er van zijn eigen treinroman?

‘Trein met vertraging’, de nieuwe roman van Christophe Van Gerrewey, zet hoog in, al lijkt er amper iets in het boek te gebeuren. Een kleine groep treinreizeigers komt om onopgehelderde redenene een pooslang vast te zitten tussen twee Gentse treinstations. En dat zint hen niet. Elk op hun eigen manier proberen de pendelaars vat te krijgen op dit vervelende oponthoud, dat hun plannnen danig in de war stuurt. Hoe banaal dat opzet ook lijkt, Van Gerrewey toont zich ambitieus in de uitwerking ervan. Misschien zegt de hele toestand wel iets meers over onze dolgedraaide tijden? En à propos, zou het al bijgelegd zijn met Marnix Peeters?

Heb je Peeters intussen al opnieuw gesproken?

Nee. Het is niet dat wij elkaar goed kennen. De Standaard wilde van ons in de directe nasleep van mijn stuk in De Morgen een dubbelinterview afnemen, maar daar voelde Marnix Peeters niets voor. Kijk: ik heb getwijfeld, en dat doe ik nu nog, over de vraag of die tekst in De Morgen zo’n goed idee was…

Er was toch onvrede of bekommernis die je daartoe dreef. Je stuk in De Morgen tegen Peeters’ roman was stevig geformuleerd.

Marc Reugebrink suggereerde op zijn blog dat ik in de val was getrapt door zo te reageren. Daar heb ik dan weer op gereageerd, en ik denk dat die discussie interessant werd. De dag na de publicatie van mijn tekst schreef Jeroen de Preter in De Morgen “dat de polemiek terug was” met een lijstje erbij van “beroemde polemieken.” Over de kern van de zaak ging het in dat artikel niet – over de vraag of voorlezen uit een roman zinnig is, bijvoorbeeld, of over de vraag of ‘Natte dozen’ over meer gaat dan een brutaal shock effect. Volgens mij is dat dus niet het geval. Misschien was de voornaamste reden voor mijn reactie de alomtegenwoordigheid van Peeters: hij mag overal vertellen hoe hij buiten het zogenaamde ‘literaire wereldje’ staat, terwijl hij zelf ook bij De Bezige Bij Antwerpen uitgeeft, en terwijl zijn opvattingen vandaag helaas niet zo origineel of uitzonderlijk zijn – integendeel. Tegelijkertijd denken duizenden mensen, op zijn aangeven, dat romans bestaan om op een podium voor te lezen, om te lachen en om te shockeren. Zo’n culturele evolutie maakt mij bezorgd, en waarschijnlijk ook een beetje jaloers. Ik heb ook bepaalde overtuigingen die liever niet genegeerd worden.

Of had je het idee dat je je eigen literatuuropvatting even te vuur en te zwaard moest gaan verdedigen?

Misschien. (lacht) Voor mij blijft het gissen wat de impact van die discussie is geweest. Ik vond het vreemd dat iemand die een roman schrijft, vervolgens in dat stuk in Zeno op zo’n neerbuigende manier over het lezen kon spreken. Op een bepaald moment noemt Peeters lezen ‘worst savoureren met moeder.’ Als lezer grijpt mij dat aan, hoe graag ik ook worst eet. Ik lees liever dan dat ik schrijf – ik heb sommige van de meest intense ervaringen van mijn leven al lezend beleefd. En dat iemand daar dan neerbuigend over doet, gaf mij het gevoel dat ik moest reageren. Ik heb de literatuur tijdens de jaren negentig in mijn jeugd ontdekt, en dan hoofdzakelijk via de boekenbijlages in de kranten en tijdschriften. Stel je voor dat een zestien-zeventienjarige, die vandaag in dezelfde situatie zit, zo’n stuk onder ogen krijgt, waarin het plezier van het lezen als duf wordt weggezet, tegenover het zoveel ‘coolere’ maar in mijn ogen veel minder waardevolle performen en voorlezen. Dan ervaar ik een soort maatschappelijke drang om daar tegenin te komen en het lezen te verdedigen – bijna tegen beter weten in.

Beleef je plezier aan het schrijven?

Ik hou van ‘geschreven hebben.’ Tijdens het schrijven zelf zijn er momenten waarop je lijkt op te houden met bestaan, waarin de tijd letterlijk vliegt. Dat zijn zeer plezierige, uitzonderlijke momenten, met niets te vergelijken. Maar de discipline om er elke dag voor te gaan zitten, is bijzonder veeleisend. Dat maakt het schrijven moeilijk. En meteen na voltooiing slaat de twijfel toe. Er zitten elementen in het boek waarover ik helemaal niet zeker ben. Hadden ze niet beter gekund, vraag ik me af, zonder een antwoord te hebben. Al is er soms wel een gevoel van trots. Bij een lovende recensie blader ik achteraf wel eens door mijn boek, als het ware om de loftuitingen te toetsen. Maar wat moet ik daar verder mee? Ik ben niet de beste verdediger of gangmaker van mijn boeken. Andere mensen moeten dat maar doen, als ze daar zin in hebben.

Waarom is een treinrit de rode draad in je roman?

Die setting biedt het voordeel dat de actie beperkt blijft tot één plek. Een trein is een afgesloten ruimte die toch beweegt. Het landschap en het uitzicht veranderen, net als de plaatsen die worden aangedaan. Als structureel vertrekpunt was dat interessant.

Vervolgens moet je op zoek naar een ensemblecast om die trein mee te bevolken. Zo treffen we Roos, een meisje met een genante aandoening, en Kris, een man die obsessief waardebonnen uit de supermarkt scoort.

Kris was het eerste personage dat vorm kreeg, in een soort oertekst waarin hij de hoofdrol speelde. Ik heb besloten om zijn verhaal te verknippen met dat van andere reizigers. Er hadden ook tien andere personages in het verhaal kunnen opduiken. Tien andere reizigers op die trein hadden aandacht kunnen krijgen.

Ze hebben elk hun eigen neurose. Zodra de trein stilvalt, lijkt het enkel erger te worden…

Ze denken ergens over na of maken zich zorgen – ik weet niet zeker of dat een neurose is. Zo’n onverklaarde treinpanne, die ik als fervent treinreiziger ook heb meegemaakt, is een interessant vertrekpunt. Je kunt kwaad worden, maar op wie? Bovendien is een klein beetje vertraging niet altijd zo erg. Het lijkt steeds vaker voor te komen, en bijna dagelijks komt er een trein in het nieuws… Ik probeer na te gaan wat zo’n oponthoud in de gedachten van reizigers teweeg brengt.

Ze lijken allemaal te drijven op de futiele woede van een mens die herleid is tot louter consument?

Mensen zijn creatief in het verzinnen van verwijten of van schuldigen. In het boek wordt daar op gealludeerd: de treinpanne wordt in een communautaire logica ingepast, samen met alle andere NMBS-clichés. Het is een anekdotisch gegeven, maar ik probeer in een roman net die momenten van stilstand op te zoeken, waarop je heel gedetailleerd in de gedachten van de personages kunt kijken. Om het eufemistisch uit te drukken: veel gebeurt er niet in dit boek. Maar de gevoels- en gedachtenintensiteit van de personages zorgt voor spektakel, of op zijn minst – en als het meezit – voor leesplezier.

Afgaande op de flaptekst, zit er ook een scheut maatschappijkritiek in het boek. De flaptekst nodigt bijna uit om het boek als een parabel over dit tijdsgewricht te lezen. Is dat de bedoeling?

Die mogelijkheid bestaat. Er wordt niet toevallig de nadruk gelegd op enkele bedenkelijke en onsmakelijke activiteiten en gebeurtenissen. Die maken het publieke domein – en daar maakt een trein deel van uit – nogal onaangenaam. Daarmee wil ik geen definitieve sociologische conclusies trekken. De roman biedt het voordeel dat je een dergelijk verhaal kunt presenteren, zonder dat er meteen een oordeel wordt verwacht. En toch: als je 40 of 50 jaar geleden de trein nam, zal dat vast een heel andere ervaring geweest zijn. Een roman kan zoiets aan de orde stellen, zonder er meteen een pleidooi aan vast te koppelen dat het allemaal anders moet. Zo kan de lezer er ook op een àndere manier over nadenken.

De personages zijn op een erg gedetailleerde manier met hun gedachten bezig. Dat moet toch ook van je concentratievermogen als schrijver een bijzondere inspanning eisen?

Ik kies ervoor een boek te schrijven waarin amper iets gebeurt, precies omdat zoiets ook geldt voor de meeste dagen van de meeste mensen. Je moet er dan wel voor zorgen dat er op andere vlakken iets gebeurt, bijvoorbeeld door gedetailleerde beschrijvingen die de gedachtegangen van de personages zo voelbaar mogelijk moeten maken. Die nauwkeurigheid is er niet meteen: er zijn wel een paar versies nodig.

De titel echoot ‘De trein der traagheid’. Heeft die klassieker van het magisch-realisme een rol gespeeld in de genese van dit boek?

Ik heb het boek herlezen tijdens het schrijven van ‘Trein met vertraging’. Hier en daar heb ik een zin aan de roman van Johan Daisne ontleend. Ik verwacht niet dat de lezer die zinnen eruit vist, maar voor mezelf is dat belangrijk. Als ik vast zit tijdens het schrijven, helpt het een zin of een situatie aan andermans werk te ontlenen. Inhoudelijk liggen beide boeken ver uit elkaar. Daisne schreef magisch realisme. Misschien is in mijn boek eerder sprake van hysterisch realisme, hoewel de echtheid die zo kan ontstaan ook iets magisch heeft.

Zou die treincommentaar of -kritiek ook een essayvorm kunnen krijgen?

(denkt na) Misschien wel. Een essay verdraagt echter niet dat je zomaar iets opwerpt zonder, al is het dan gedeeltelijk, te interpreteren. In een roman kun je probleemloos een anekdote verwerken. Een essay zou vereisen dat die vervolgens ook wordt geanalyseerd.

Is de ontevredenheid van de personages hun condition humaine, of hebben ze het eerder aan zichzelf te danken?

Dat is de belangrijkste vraag. Ik kan er niet zomaar op antwoorden. Op verschillende momenten in het boek wordt daarop ingespeeld: als iemand ontevreden is, in welke mate ligt dat aan die persoon zelf? Of is hij of zij terecht ontevreden? Het is moelijk om daar absolute besluiten aan te koppelen. Er zijn in deze wereld heel wat dingen bedacht om mensen in een permanente staat van, indien niet ontevredenheid, dan toch vruchteloos verlangen of hebberigheid te houden. Het is nooit genoeg, er is altijd méér nodig. Het overheersende politieke narratief is er bijvoorbeeld een van ontzettende crisis, en dat verhaal wordt steeds opnieuw gebruikt om bepaalde, vaak onmenselijke maatregelen door te drukken. Maar tegelijkertijd is het welvaartpeil niet gezakt en hebben we blijkbaar steeds meer spaargeld. Dat zijn rare, weliswaar menselijke toestanden, die door de omstandigheden worden versterkt.

Ga je voorlezen bij de voorstelling?

Ik lees een fragment uit ‘L’invention du quotidien’ van Michel de Certeau voor over treinreizen, dat ik zelf heb vertaald en dat binnenkort in DWB verschijnt. Ik lees niet graag voor uit eigen werk. Enerzijds omdat ik vrij snel aan mijn eigen tekst begin te twijfelen, en anderzijds vind ik het vervelend om een deel uit een roman af te zonderen en voor te lezen. Anderen verschillen van mening, maar ik vind een roman geen orale kunstvorm – niet bij het lezen en ook niet bij het schrijven.

Michiel Leen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content