Een inkijk in de even wonderlijke als dwaze leefwereld van de Berbers

Rode pepers hangen te drogen terwijl op de achtergrond een Berber van de Shawia regio voor zijn huis staat, Batna, Algerije, 8 oktober 2015. © Reuters

In het Berbers spreekwoordenboek Tien op een ezel doet Mohammed Benzakour een poging de Berbers te ontsluieren aan de hand van hun spreuken en spreekwoorden. Knack biedt u het voorwoord van zijn boek aan.

‘Hij ziet er tien op een ezel!’ riep mijn vader vaak smalend over een of andere zotte gast. In het Berbers, natuurlijk: itwara âachra xouryour! Ik heb het altijd een maffe uitdrukking gevonden. Wat tien op een ezel? Tien kruiken? Tien vogels? Tien meloenen? Nee, ik moest het opvatten als ’tien man’. Iemand die tien kerels op een ezel ziet, die heeft ze niet allemaal op een rijtje. Een gek dus, een idioot. Nu klauteren Berbers gerust met z’n tweetjes op de viervoeter, met soms nog een peuter ertussen geperst, geen probleem, maar tien man, nee, dat is echt gekkenwerk. De uitdrukking kan overigens ook slaan op een zatlap of iemand die zo stoned is als een aap (er wordt in die streken nogal wat bier en hasjiesj geconsumeerd).

Ik heb er nooit bij stilgestaan, maar met het ouder worden drong het pas goed tot me door dat als mijn ouders (en met hen een hele generatie) straks in het graf verdwijnen, daarmee ook duizenden taalschatten roemloos verloren gaan.

Mij is ook verteld dat de uitdrukking, via een omweg, haar herkomst vindt in het verhaal over een onnozele veeboer. Deze kinkel tijgt met elf ezels naar de markt om ze daar te verkopen. Maar eenmaal aangekomen telt hij er slechts tien. Onderweg zeker een kwijtgeraakt, denkt hij. Meteen maakt hij rechtsomkeert om het verloren dier terug te vinden. Om zijn kudde beter in het gareel te houden wandelt-ie terug op eigen benen – en ontdekt op zeker moment, als hij opnieuw telt, dat het elfde beestje ongemerkt is aangeschoven. Verbaasd over dit voorval keert hij terug naar de markt – maar nu weer sjokkend óp een ezel. Als hij gearriveerd is bij de markt telt hij voor de zekerheid nogmaals, maar komt wederom niet verder dan tien. Verdikkeme! Boos draaft hij terug met zijn trouwe viervoeters, om even later te ontdekken dat het verloren dier opnieuw is aangeschoven. En zo gaat dit gependel nog een poosje door. Crux is: steeds vergeet de boer de ezel te tellen waarop hij zelf zit.

En zo zijn er nog talloze gekke, geestige uitdrukkingen die ik thuis hoorde. Als mijn vader op de markt boodschappen deed en hij vertrouwde een of andere handel niet, dan riep hij: ‘Ik koop toch geen vis in de zee!’ En wanneer ik voor een frats of capriool de schuld probeerde af te schuiven op een vriendje, merkte mijn vader op: ‘Elke geit bungelt aan zijn eigen pootje.’

Mijn moeder had ook een paar favorieten, zoals: ‘De buik die tuinbonen eet zwelt op’, als ze me wilde leren dat elk (wan)gedrag toch wel gezien wordt. En op de dagen dat ze zich beklaagde over deze of gene roddeltante, hoorde ik haar zeggen: ‘Ze is een vuur onder het hooi.’

Ik heb er nooit bij stilgestaan, maar met het ouder worden drong het pas goed tot me door dat als mijn ouders (en met hen een hele generatie) straks in het graf verdwijnen, daarmee ook duizenden taalschatten roemloos verloren gaan. Want in het Berbers, een goeddeels orale traditie, is verdomd weinig op schrift vastgelegd. Een prachtige, rijke beschaving vol poëzie, spreuken, wijsheden, aforismen, gezangen, elegieën, hymnen, sagen, volksverhalen, die langzaam uitsterft – een ramp!

UNESCO luidt met zijn Atlas of the World’s Languages in Danger de noodklok: ongeveer de helft van de circa zesduizend talen dreigt voorgoed te verdwijnen. De laatste update is van juli 2017. Gemiddeld verdwijnt elke twee weken een taal van de aardbodem. Meer dan vijfhonderd talen bevinden zich in zeer kritieke toestand, omdat die enkel nog door oudere mensen worden gesproken en niet meer worden overgedragen op jongere generaties. Hopelijk zal het zo’n vaart niet lopen met het Tarifit, hoewel al zeven Berberdialecten (waaronder Tamazight Beni Iznassen, Ghomara, Judeo-Berber) op de nominatielijst staan.

Dit mag ik niet laten gebeuren. Daarvoor is de Berbertaal en -cultuur mij te lief. Hoewel ik in het Nederlands denk en droom, blijft mijn moedertaal het Berbers, of preciezer: het Tarifit, een van de drie hoofddialecten van het Berbers. Ik vind het daarom mijn (letterkundige) plicht om deze taalschatten te redden van de vergetelheid en ze te behouden voor het nageslacht. Temeer als je beseft dat veel mensen, vooral de jongere generaties, een verbijsterend gebrek vertonen aan Berbertaalbeheersing en in het bijzonder aan kennis van oude spreuken en spreekwoorden – de emigratie naar het Westen heeft ook op dit vlak zijn prijs. Los daarvan zijn spreuken an sich al een mooi en leerzaam literair genre. Was het niet Miguel de Cervantes, de schrijver van Don Quichot, die zo treffend opmerkte dat ‘een spreuk een korte uitspraak is die berust op lange ervaring’. Op zichzelf trouwens ook een mooie spreuk.

Natuurlijk is al veel moois verloren gegaan. Natuurlijk is veel kennis en wijsheid allang meegesleurd in de donkere graven van voorvaders en voormoeders. Maar goddank niet alles. Vanuit dit besef is dit boek ontstaan.

Gewapend met notitieblok en bandrecorder doolde ik jarenlang langs vele dorpen en negorijen in de Rifstreken van Noord-Marokko. Behalve mijn eigen geboortestreek (Beni Bouifrour) bezocht ik Beni Sidel, Beni Chikar, Beni Said, Beni Ourich, Beni BouyeHyi, Beni Touzine, Beni waryarer, Igzanayen, Tafersit, Ibbeqouyen, Temsamane, Metalsa. Ik dronk koffie in cafés en deed mee aan dam- en kaartspellen; ik kocht pruimen en druiven op markten; ik reisde met bussen en taxi’s; ik hielp strompelende grijsaards met oversteken; ik bezocht geboortefeesten en bruiloften van halve nichten en verre neven – en telkens stelde ik dezelfde, simpele vraag: kent u misschien een oud spreekwoord (‘awar aqdim’)? En keer op keer bleek de hersenpan van de Berber een prachtig museum. Eindeloos laafde ik mij aan de parels die mij in de schoot werden geworpen. Soms zomaar, ongevraagd, zoals van die oude man uit Beni Sidel die, toen een jonge zakkenroller met een paar fikse oorvijgen in de kraag gevat werd, minzaam opmerkte: ‘Wie zijn handen in holen steekt, wordt gebeten door de slang.’ Of: van die arme vrouw, die weggejaagd werd bij de grenspost in Beni Ansar, terwijl een dikke bmw zonder moeite werd doorgelaten: ‘Geld opent alle deuren, behalve de hemelpoort!’

Een inkijk in de even wonderlijke als dwaze leefwereld van de Berbers
© Ambo|Anthos

Sommige uitdrukkingen komen, grappig genoeg, ook terug in het Nederlands, zoals: ‘Wie honing wil, moet bijensteken verdragen’, ‘Blaffende honden bijten niet’ of: ‘Kijk een gegeven paard niet in de bek’. Maar de meeste blijken toch sterk vervlochten met de Marokkaanse couleur locale, bijvoorbeeld deze: ‘Ze bereidde couscous voordat de kip er was.’

Al met al was het een eer en genoegen om mijn nieuwsgierigheid op Hassan en alleman te kunnen botvieren, want het mooie aan de Berber is: hij geeft altijd op elke vraag antwoord. En wel zo prompt en beslist, dat elke twijfel gesmoord wordt in stilzwijgen. Maar wanneer je een tweede, doortastende vervolgvraag waagt, wordt meestal de betovering verbroken. Want dan blijkt dat wat eerder met zoveel stelligheid beweerd werd toch maar op goed geluk was gezegd. De zelfverzekerde beslistheid was ofwel een spelvorm van achteloosheid ofwel een toevluchtsoord voor onwetendheid. Het zal dus niet verbazen dat de beweringen van uiteenlopende mensen nu en dan fiks met elkaar botsten. Zo stelde ik vaker vast dat bepaalde daden aan de verkeerde persoon werden toegeschreven en gebeurtenissen danig met elkaar waren verward of elkaar zelfs tegenspraken. Dit zijn natuurlijk allemaal tekortkomingen in de mondelinge overlevering waarvoor je vandaag de dag geen kip of ei meer ter verantwoording kan roepen. Anderzijds, zulke ’tekortkomingen’ tekenen juist de rijkdom van een taal: de spreuken zijn niet allemaal op dezelfde dag bedacht en elk voorwerp of voorval kan men van verschillende kanten bekijken.

Hoe het ook zij, ik meen dat wat uiteindelijk door de ballotage is gekomen een mooie, rijke, gevarieerde verzameling van spreekwoorden en verhalen opleverde – hier en daar gelardeerd met een gek, guitig raadseltje (’tHajit n-twafit’).

Tot slot nog dit. Een van de fraaiste doeken uit de Nederlandse schilderkunst is wat mij betreft van de hand van Pieter Bruegel de Oude en heet De dwaasheid van de wereld (1559), een olieverfschilderij waarin wel meer dan honderd oude Hollandse spreekwoorden als bonte paaseitjes zijn verstopt. ‘De een scheert schapen, de ander varkens’, ‘men moet zich krommen, wil men door de wereld kommen’, ‘liefde is waar de geldbuidel hangt’ et cetera. Wie dit doek goed aanschouwt, begrijpt veel meer van die dwaze Hollanders, van toen en nu.

Dit boek mag u ook gerust beschouwen als zo’n schilderij: ik hoop dat het de lezer een inkijkje biedt in de even wonderlijke als dwaze leefwereld van een oeroud maar nog altijd actueel volk, de Berbers.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content