Dimitri Bontenakels ‘Steek van de schorpioen’ is streek van de kampioen

Dimitri Bontenakel is het beste wat het spannende boek in Vlaanderen de laatste 20 jaar is overkomen, aldus Lukas De Vos die Bontenakels nieuwste las.

Ik kan het echt niet helpen, maar als ik op de flap ‘Dimitri Bontenakel’ zie staan, verschijnt als de Heilige Maagd in Beauraing met een vingerknip Pee Pastinakel voor mijn geestesoog. Het mannetje met zijn onafscheidelijke kruiwagen uit het Donkere Bomen Bos, dat de natuur in zijn verzenen en zijn aderen opslaat, en beseft dat de beheersing van de Grote Wereld elders ligt, bij het Grote Denkraam van Ollie B. Bommel. Die daar natuurlijk zelf geen weet van heeft.

Met datzelfde kranige geloof exploreert de olijke Dimitri Bontenakel de schijngestalten van het menselijk tekort. Wetende dat een verklaring toch zal komen van de gemasseerde hersentjes waarover een recensent denkt te beschikken.

Bontenakel, laat het u gezegd zijn, is het beste wat het spannende boek in Vlaanderen de laatste twintig jaar is overkomen. Hij noemt zijn ‘roman’ geen thriller, al vallen er doden als vliegen, is er een geheim zij het gebrekkig wapen, en moet een volta het hachje redden van de door inbraken fel belaagde kluns Lemmy (zoals Caution in ‘Alphaville’) Planck (zoals in plank).

Ik heb altijd geknord dat een nieuwe Bart Holsters uitbleef. In dit wonderjaar zijn er plots twee opgestaan. Koen Verstraeten (‘Zwarte Lelie’) en Dimitri Bontenakel. Hilarisch, onbeschroomd, onbeschoft, zelfironisch. Dat heb je natuurlijk als een Skandinavisch model, gebeitst naar Wagneriaans melodrama, en dus Gudrun geheten, breekt met een wat verlopen leurder van eigen geschriften die hij aan de straatstenen (laat staan een uitgever) niet kwijtkan. Lemmy is er het hart van in, van die scheiding, en dan nog voor een geföhnde Hollander, en trekt twee jaar op wereldreis. Hij mist de Zuidpool en Kanada (en ik vermoed ook Tasmanië), maar raakt wel in Tibet en op de dool met een knettergekke meid, Deirdre (uit Birmingham) die absoluut tussen de zeeleeuwen wil liggen.

In deze dolle fauna van rare kwieten, waartussen zich ook beesten bewegen als malafide maffiosi, briesende bavianen, een geamputeerde schorpioen – zeer gepast d’Artagnan genoemd – en Oost-Europese kleerkasten die Quasimov kunnen heten (een kwazi mof of een mislukte SF-schrijver ?), ontspint zich een (voor Lemmy uitermate) vermoeiend verhaal van inbraken, molestering, een opdringerige en wraakgierige sul van een buurman, en beurs gespoten boekenrekken.

Inzet is het dagboek van “de Chileen”. Welk geheim bevat dat geschrift van een vroegere zoeaaf, en wat heeft de dood van een op zeep uitgeschoven paus in zijn bad aan weerzinwekkends te verbergen ? Wie zit er achter ? Was het een moordopdracht van de geheime dienst van een West-Afrikaans staatje ? En zo ja, waarom niet ? Welke rol speelt het Darwinterrorisme, dat ongenadig inhakt op bedreigde dier- en mensensoorten ? Ha ! Dat is de vraag. Die met moordende Munt betaald wordt. Zoals door de Heer Eben, Zuid-Afrikaan. “Het eerste wat ik heb gedaan toen Eben met een gat in zijn hoofd op mijn vloer lag, was hem zijn pistool ontfutselen. Ik heb zijn zakken doorzocht naar papieren maar niets gevonden. Een hartslag vond ik ook niet. Aan mijn golfijzer plakte een reepje huid waaruit een toefje haar stak. Het had een beetje weg van het vel van een kiwi – de vrucht, niet de vogel”.

Dimitri Bontenakel behandelt de menselijke dierentuin als Drs. P. zijn ooft. De wereld is een tuin vol onkruid en wakke groenten, een gospel van knolraap en lof, schorseneren en prei. Met als ultieme verzuchting: “Rampen bedreigen het menselijk leven, waar zijn geloof, hoop en liefde gebleven?” Ook dat is een goeie vraag, vindt minkukel Lemmy Planck, die zich uitput om zijn warmte te verdelen tussen een hang naar zijn overspelige ex en zijn drang naar uitgave van een reisverslag ‘waarover een heleboel te vertellen valt”.

Onzekerheid is de diepste valkuil voor wie geen ideeën heeft. Veile ironie zit hem daarom in terloopse zijgedachtjes, die het protserig opgeblazen culturele mekka van Vlaanderen onthoofden als witloof van een bitterpee. “Hemmerechts had weer een mening te verkondigen”. Of “rondom me werd er gebotst, gevochten, getrokken, geduwd en over elkaar heen getuimeld. Net een dansvoorstelling van Anne Teresa de Keersmaeker”. Bontenakel is de simpele schoffelaar van de aanstellerij, de wilde wieder van de snoevers, de papierprikker van de bubbelaars. Ook van de thrillerschrijvers die zich zo graag au sérieux nemen, dat hun stijve boord de bloedsomloop afsnijdt.

Bontenakel neemt zoveel thema’s op zijn vork, schetst zoveel verschillende dekors en achtergronden, wringt ze allemaal in een even nutteloze als verlossende plot, dat zijn Rabelais-achtige schets de kontoeren van de gewone thriller ontstijgt. En het werkt nog ook. Juist door die zelfrelativering. Juist door de pastiche van de oerernst die ons allen te zwaar op de maag valt. Lemmy Planck is Agent 86 uit de TV-reeks ‘Get Smart’ (1965-1970 – overigens bedacht door Mel Brooks), de komplete tegenhanger van Nummer 6 (Patrick McGoohan) uit ‘The Prisoner’ (die op zijn beurt, door zijn volslagen onbegrijpelijkheid, terecht een intellektuele kultserie is geworden).

‘De Steek van de Schorpioen’ is de streek van een kampioen – een afgebleekte roman noir, zonder de ballerinapasjes van Patrick Conrad. Maar met de grote muil van John Massis en de grijze stofjas en het potlood achter het oor van een “tonronde loketbediende” in de kelderverdieping van de Middenstatie. Daar vinden verloren voorwerpen hun laatste rustplaats. Als ze ten minste binnengebracht worden. Of voor eeuwige vergetelheid opgaan in hun omgeving. Lees dit boek. Desnoods op uw schootrekenaar. U wordt er warm van.

Lukas De Vos

Dimitri Bontenakel, ‘De Steek van de Schorpioen’. Amsterdam, Wereldbibliotheek 2013, 238 blz.

Partner Content