Delphine Lecompte en Tommy Wieringa: ‘Er zat altijd al veel geweld in mijn gedichten’

Tommy Wieringa: 'Delphines leven is, voor zover ik dat kan beoordelen, een aaneenschakeling van rampen en misverstanden.' © Karoly Effenberger
Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Toen ze elkaar begin dit jaar leerden kennen, was het vriendschap op het eerste gezicht. Sindsdien ontfermt schrijver Tommy Wieringa zich over dichteres Delphine Lecompte: ‘Ik vervloek de dag dat ik op haar telefoon WhatsApp heb geïnstalleerd. De rest van mijn dagen zullen in een Delphine-roze kleur geschilderd zijn.’

‘Grote dank aan mijn lieve zorgzame vriend Tommy Wieringa die me leerde dat het geen schande is om af en toe te genieten van pony’s en stokrozen.’ Zo sluit Delphine Lecompte haar jongste dichtbundel Vrolijke verwoesting af. In die bundel figureert Wieringa als ‘de mystieke chrysantenkweker’, naast al die andere wonderlijke personages die het poëtische pandemonium van Delphine Lecompte bevolken: de incestueuze imker, de verdorven sponzenverkoper, de transseksuele coniferenscheerder, de analfabetische jongenshoer, de bipolaire taxidermist en – niet te vergeten – de bedeesde zeepzieder.

Ik voelde me deze zomer zo slecht en zo ontredderd dat ik bij een voormalige vrachtwagenchauffeur ben gaan aankloppen voor een onenightstand.

Delphine Lecompte

Beide schrijvers kennen elkaar nog niet eens zo lang, maar toen ze samen op pad waren met de literaire liefdeskaravaan van Saint Amour, sloeg de vonk meteen over. Vriendschap op het eerste gezicht. Wieringa deed er verslag van in zijn column in NRC Handelsblad. ‘In Antwerpen sloop ik de zaal binnen om daar het tweede deel van de voorstelling te zien: in de verte stond Delphine op het podium, klein maar heel krachtig; het publiek begreep dat het naar een vorm van naaktheid keek en dat het daarom mocht lachen. Haar poëzie is complex en hallucinant omdat het allemaal waar is wat ze schrijft. Delphine kan alleen maar de waarheid spreken. Die is al vroeg in haar gebrand en daarom kan ze nooit meer iets anders verkondigen, in de poëzie niet en in het dagelijkse leven niet. Omdat ze de bittere waarheid schrijft, moet iedereen lachen.’

Voor een tweegesprek over hun merkwaardige vriendschap hebben we een afspraak in Breda, halverwege de woonplaats van Tommy Wieringa in Broek in Waterland en die van Delphine Lecompte in Brugge. Delphine wordt als altijd gechaperonneerd door de 86-jarige Omer, haar trouwe chauffeur en bodyguard, maar ook haar muze en tot voor kort haar minnaar. In de poëzie van Lecompte treedt hij steevast op als ‘de oude kruisboogschutter’. Omer begroet ‘de mystieke chrysantenkweker’ allerhartelijkst, maar wordt door Delphine vervolgens vriendelijk wandelen gestuurd.

Tommy Wieringa: ‘Aanvankelijk dacht de oude kruisboogschutter nog dat ik een bedreiging voor zijn positie vormde. Maar dat is niet zo: ik heb een gelukkig huwelijk en dat wil ik graag zo houden. Bovendien: ik heb driemaal met een dichteres verkeerd, en driemaal is dat geëindigd in rampspoed. Ik kijk wel uit. Het heeft een tijd geduurd, maar gaandeweg heb ik de oude kruisboogschutter kunnen geruststellen. Hij heeft intussen ook wel begrepen dat ik Delphine liefheb als een zuster.’

‘Broederlijke ontferming’, zegt hij, komt misschien nog het dichtst in de buurt om zijn relatie met Delphine te omschrijven. ‘Ik kreeg pas echt weet van Delphine toen ik tijdens de tournee van Saint Amour een klein vrouwtje…’

Delphine Lecompte: ‘Een raar West-Vlaams scharminkel … ‘

Wieringa: ‘ … een klein vrouwtje, met een wonderlijk dialect, ’s nachts door de hotelgangen zag dwalen. Toen ze bij de hotelreceptionist op schoot kroop, hebben we haar met man en macht naar haar kamer gebracht, waar we voor alle zekerheid de deur op slot deden en stevig barricadeerden. Maar toch wist ze telkens weer op een wonderbaarlijke manier te ontsnappen.’

Lecompte: ‘Ik was er in die tijd beroerd aan toe. Vorig jaar, na mijn optreden tijdens de Nacht van de Poëzie in Utrecht, was ik wanhopig verliefd geraakt op de presentator van het televisieprogramma VPRO Boeken, Jeroen van Kan. Op het psychotische af – iedere verliefdheid is natuurlijk een vorm van psychose. Maar Jeroen is van de herenliefde, dat was een beetje een probleem. Ik was ontroostbaar. Huilen, wekenlang huilen. Over de vloer kronkelen van ellende. Niet meer eten, niet meer slapen. Maar wel veel drinken natuurlijk.’

Delphine Lecompte: 'Je haalt je eigenwaarde niet uit applaus. Er moet een ander fundament zijn.'
Delphine Lecompte: ‘Je haalt je eigenwaarde niet uit applaus. Er moet een ander fundament zijn.’© Karoly Effenberger

Wieringa: ‘Toen ik voor het eerst over die verliefdheid hoorde, dacht ik nog dat het een grap was. Maar ik ben er intussen wel achter dat het bittere ernst is. De tranen die je ziet op het meesterlijke portret dat Stephan Vanfleteren van haar heeft gemaakt voor de achterflap van Vrolijke verwoesting, zijn geen tranen van een opengesneden ui, het zijn echte tranen van verdriet. Lacrimae rerum.’

Wieringa: ‘Ik ben Jeroen in mijn gedichten toen beginnen op te voeren als de bedeesde zeepzieder. Ik heb lang gedacht dat als ik erin zou slagen het geniale, ultieme zeepziedergedicht te schrijven, hij uiteindelijk toch overstag zou gaan.’

Wieringa: ‘Je dacht echt hem met poëzie te kunnen winnen?’

Lecompte: ‘Dat dacht ik, ja. Een vorm van hoogmoed misschien.’

Wieringa: ‘Welnee. Een vorm van magisch denken. Natuurlijk moet je geloven dat je met een gedicht iemand kunt veroveren of de wereld kunt veranderen. Zonder dat geloof kom je als schrijver nergens.’

****

Hoezeer ze verder ook van elkaar verschillen, één ding hebben ze gemeen: allebei hebben ze zich moeten ontworstelen aan het juk van een exuberante en dominante moeder. Tommy schreef er dit voorjaar een boek over, Dit is mijn moeder, Delphine wijdde er een cyclus gedichten aan in Vrolijke verwoesting: ‘Mijn moeder is een bijzonder vrouwonvriendelijke vrouw/ Ze wilde een zoon, maar kreeg drie kribbige dochters/ Ze liet ons achter in een chrysantenkwekerij in Lapland.’

Lecompte: ‘Ik had het boek van Tommy toen nog niet gelezen, maar tijdens onze eerste gesprekken backstage bij Saint Amour kwamen algauw onze moeders ter sprake. Hun wegloopgedrag. Hun nymfomanie, hun opvliegendheid.’

Wieringa: ‘Ik heb leren boksen met mijn moeder. Mijn eerste vuistgevecht had ik met de vrouw die mij gebaard heeft.’

Lecompte: ‘Mijn halfzusje vocht ook terug, maar die is een stuk struiser dan ik. Ik zou het nooit gedurfd hebben. Ik was alleen maar doodsbang, waardoor mijn moeder tot nog grotere razernij gedreven werd.’

Wieringa: ‘Toen ik begon terug te slaan, was het meteen afgelopen. Soms is geweld een mooi, natuurlijk einde van een conflict. Maar jij hebt met je moeder afgerekend in je poëzie. Dat is toch ook een wraakoefening?’

Lecompte: ‘Zo heeft mijn moeder het misschien wel ervaren, maar zo heb ik het nooit bedoeld. Ik heb haar nooit willen kwetsen. Mijn gedichten zijn toch vooral een poging om haar te bereiken en een paar dingen duidelijk te maken. Maar het dringt niet tot haar door. Toen Tommy schreef dat ik niet anders kan dan in mijn gedichten de waarheid te spreken, vond mijn moeder dat hilarisch. Ik weet zelf natuurlijk ook wel dat enige mythomanie mij niet vreemd is en dat ik verhalen weleens durf uit te vergroten. Maar dat neemt niet weg dat er ook in de meest absurde gedichten die ik schrijf, met alle surrealistische belevenissen en personages die erin voorkomen, toch altijd nog een grondtoon van waarheid blijft zitten.’

Delphine Lecompte, Vrolijke verwoesting, De Bezige Bij, Amsterdam, 160 blz., 21,99 euro.
Delphine Lecompte, Vrolijke verwoesting, De Bezige Bij, Amsterdam, 160 blz., 21,99 euro.

Wieringa: ‘Jazeker. Ik herken me met graagte in mijn avatar.’

Lecompte:(giert het uit) ‘Ik moet toegeven dat het personage van de mystieke chrysantenkweker in mijn poëzie al voorkwam vóór ik jou leerde kennen. Maar ik heb er nu een nieuwe invulling aan gegeven. Meer diepgang. Niet al mijn personages zijn ontleend aan de werkelijkheid. Bij de norse lamaverzorger stond mij vaagweg Peter Verhelst voor ogen – louter fysiek gesproken leek me dat wel iemand die in een lamastal zou kunnen staan. Ook de versleten ex-bokser heeft echt bestaan, maar de pernicieuze sponzenverkoper of de morbide touwslager bijvoorbeeld heb ik nooit ontmoet.’

Wieringa: ‘Hoe getrouw is de afbeelding die je van je moeder hebt gemaakt?’

Lecompte: ‘Zij noemt het een karikatuur. En vervolgens gaat ze excuses zoeken. Dan is het weer allemaal de schuld van haar vader, die ook zo opvliegend kon zijn en die haar ook al sloeg.’

Wieringa: ‘Zelfbeklag en gebrek aan zelfkennis. Nog zoiets wat onze moeders misschien gemeen hebben.’

Lecompte: ‘De relatie tussen mijn moeder en mij was natuurlijk behoorlijk vergiftigd door de verhalen van mijn vader over haar. Ze haatten elkaar – dat doen ze vandaag nog altijd – en ik koos als kind voor mijn vader. Gewoon omdat hij zo’n zielige, alcoholistische figuur was. Ik had zo’n medelijden met hem dat ik het spaargeld dat ik van mijn moeder kreeg apart legde om voor mijn vader de wasserette of de elektriciteitsrekening te betalen.’

Wieringa: ‘Ik koos eveneens voor mijn vader. Niet uit oprechte liefde of zo, maar uit kinderopportunisme. Als het erop aankomt, zullen kinderen toch eerder voor de niet-dominante ouder kiezen. Voor de zachte krachten. Nu ik zelf vader ben, en al eens onderaan de trap tegen mijn dochters durf te staan schreeuwen als ze om halfnegen op school moeten zijn en om tien voor halfnegen hun sokken en schoenen nog moeten aantrekken, probeer ik me voor te stellen wat ze zich daar later van zullen herinneren. Misschien slaat hun visuele geheugen wel het beeld op van een opengesperde muil met speekseldraden. Terwijl dat toch niet helemaal het beeld is dat ik van mezelf heb. Ik hoop een leuke vader te zijn.’

****

Zijn kennismaking met Delphine, zegt Wieringa, was voor hem het begin van een nieuwe tijdrekening. ‘Je moet je mijn bestaan voorstellen sinds ik Delphine ken. Ik vervloek de dag dat ik op haar telefoon WhatsApp heb geïnstalleerd. Dat had ik nooit moeten doen. Want het betekent dat de rest van mijn dagen in een Delphine-roze kleur geschilderd zullen zijn. Delphines leven is, voor zover ik dat kan beoordelen, een aaneenschakeling van rampen en misverstanden. Daar houdt ze me van op de hoogte, en als ik dan niet onmiddellijk reageer…’

Lecompte: ‘Dan word ik meteen woedend. Of onzeker en verdrietig.’

Wieringa: ‘Ik heb haar moeten vertellen dat in een vriendschapsrelatie stilte soms heel welkom is. Dat vriendschap bestaat bij de gratie van het feit dat je je er af en toe kunt uit terugtrekken.’

Lecompte: ‘Dat moet ik nog een beetje leren.’

Wieringa: ‘Toen ik deze zomer met mijn vrouw en mijn twee dochters een reis door Europa maakte, hadden we Delphine voortdurend bij ons als een soort vijfde medereiziger. Ze stuurde mij dan foto’s van geschoren kleine hondjes, bij voorkeur in gruwelijke poses, wijdbeens op hun rug. Voor een kattenman als ik redelijk weerzinwekkend. En ik appte haar dan foto’s van mijn dochters vanuit Kopenhagen, Vilnius of Tallinn: “Vrolijk kijken, kinderen, want Delphine is neerslachtig!” Zoiets kun je mijn dochters wel toevertrouwen. Die lachen op commando de wereld tot leven.’

Lecompte: ‘Dat kon ik toen ook wel gebruiken. Ik zat deze zomer wel heel erg diep.’

Bestaansonzekerheid is niet noodzakelijk een zegen voor de literatuur. Zoals Bukowski zei: mét whisky en chocola kun je beter schrijven dan zonder.

Tommy Wieringa

Wieringa: ‘Het kwam natuurlijk ook door dat stomme gezuip. Dan was ze ’s ochtends om kwart voor negen al aan het drinken en kreeg ik een foto van een fles vermout toegestuurd – want ze koketteerde er ook nog mee, de tuthola. Zoals zo veel dichters die denken dat hun muze op alcohol draait. Ik maak me soms wel grote zorgen om Delphine, maar tegelijk is er ook iets in mij dat denkt dat ze altijd behouden zal blijven en dat er toch een soort genadige kracht om haar heen hangt, die mensen ervan weerhoudt haar kwaad te berokkenen. Toen wij in München waren, raakte Delphine in Brugge in een schitterend ongeluk verzeild. Nadat ze ’s nachts op straat van een vriendelijke donkere man drugs aangeboden had gekregen, was het een beetje uit de hand gelopen. Mijn vrouw en ik hebben dat in realtime kunnen volgen, alsof we op de televisie naar de ontwikkeling van een ramp in het buitenland zaten te kijken. Een soort 9/11, maar dan in Brugge, met Delphine.’

Lecompte: ‘Ik voelde me toen zo slecht en zo ontredderd dat ik bij een voormalige vrachtwagenchauffeur ben gaan aankloppen voor een onenightstand. En ik heb Tommy daarvan als eerste op de hoogte gebracht. Die probeerde mij dat natuurlijk uit het hoofd te praten. De voormalige vrachtwagenchauffeur bleek een hele lieve, zachtaardige man, die al heel vlug zei: “Het draait niet om de seks.” Maar dat was nu net het probleem: ik wilde niks anders dan seks! Ik zit nu al veertien jaar met de oude kruisboogschutter ’s avonds braaf onder een dekentje op de televisie naar Casablanca te kijken. Ik heb het wel een beetje gehad met al die gezapigheid. En de voormalige vrachtwagenchauffeur is intussen al een paar maanden mijn nieuwe geliefde.’

****

In haar bundel Vrolijke verwoesting gaat het gewelddadiger toe dan ooit. Incestverhalen, verkrachtingsfantasieën (‘door vier harde, gewetenloze circusjongens’), kannibalisme, zelfverminking – het lijkt één grote nachtmerrie.

Lecompte: ‘Er zat altijd al veel geweld in mijn gedichten. Maar vroeger dacht ik nog dat ik er een zekere frivoliteit of wat flauwe woordspelingen moest aan toevoegen om ze wat verteerbaarder te maken. Daar ben ik nu wel vanaf. Vrolijke verwoesting is al mijn negende bundel, maar pas de eerste waar ik, zonder enige vorm van ambiguïteit, echt tevreden over ben. Na de presentatie was ik zeker een dag lang huilerig en ontroostbaar vanwege alle liefde en waardering die ik had mogen ondervinden. Want het kan natuurlijk nooit genoeg zijn om alle trauma’s en alle verdriet uit het verleden weg te wassen.’

Wieringa: ‘Dat doet me denken aan een gedicht van Slauerhoff. (reciteert uit het hoofd) ‘Na de schrik en/Begenadiging,/Onder ’t snikken/Van verzadiging,//Na de feesten/Van het Vleesch/Keert de geest en/Rijst de vrees://Deze extase/Keert niet weer./’t Licht doet dwaas/’t Leven zeer.’ De smeulende teleurstelling na een extase, zoiets moet het zijn.’

Lecompte: ‘Misschien had het er ook mee te maken dat ik de avond van de presentatie niet gedronken had en almaar bundels zat te signeren. Zonder alcohol slaat toch algauw de vreugdeloosheid toe. Dan merk je ineens ook hoe irritant en opdringerig dronken mensen kunnen zijn, als je het zelf voor één keer niet bent. Heel ontluisterend. Maar Slauerhoff heeft gelijk natuurlijk: je haalt je eigenwaarde niet uit applaus. Er moet een ander fundament zijn.’

Wieringa: ‘Je kunt wel naar de sterren reiken, tot je weer neerploft. En dan sta je daar, als het applaus is weggestorven, bij de uitgang van het theater, op zoek naar je chauffeur, die woedend is weggelopen omdat je verliefd bent geworden op de souffleur. Zonder een stevige ondergrond, zonder zelfliefde of zonder een straf regime van meditatie gaat het niet, en blijf je ongelukkig.’

Lecompte: ‘Misschien wel, maar het schrijven van mijn gedichten heeft mij intussen wel weerbaarder gemaakt.’

Wieringa: ‘Bij elkaar vormen die gedichten natuurlijk toch een soort psychogram van een heel leven. Angst is de stam, woede en geilheid de vertakkingen.’

Tommy Wieringa, Dit is mijn moeder, New Book Collective, Amsterdam, 158 blz., 17,99 euro.
Tommy Wieringa, Dit is mijn moeder, New Book Collective, Amsterdam, 158 blz., 17,99 euro.

Lecompte: ‘Er is in mijn jeugd veel misgelopen. Maar alle gruwelijkheden die ik heb meegemaakt vormen tegelijk de humus voor mijn gedichten. Poëzie is voor mij de enige manier om vat te krijgen op mijn demonen. Ik zie mijzelf nog niet zo gauw een opiniestuk over #MeToo schrijven – dat zou meteen veel te emotioneel worden. Het stoort mij overigens ook dat er geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen een secretaresse die door haar chef één keer over haar bil is geaaid en een kind dat tien jaar lang seksueel misbruikt is door twintig familieleden. Alle slachtoffers worden nu over één kam geschoren.’

****

Ze zou best wel eens domweg gelukkig willen zijn. ‘Maar tegelijk is er altijd die onweerstaanbare drang om mijn eigen geluk te saboteren. Een kleinburgerlijk, kabbelend bestaan is niets voor mij. Zelfdestructie is dan toch een stuk vitaler, en vruchtbaarder.’

Wieringa: ‘Daar ben ik nog niet zo zeker van. Toen je me deze zomer schreef dat je wilde stoppen met drinken en weer gezond wilde worden, antwoordde ik: “Mislukt het? Geen nood, geen wroeging, je kunt het elke dag opnieuw proberen – aldus de wijsheid van mijn zenmeester.” Veel dichters hebben het land aan zelfkennis omdat ze bang zijn dat die hun bron zou droogleggen, terwijl ik juist geloof in zelfkennis tot het uiterste. Ik denk ook dat er in het midden heel goed te leven valt.’

Lecompte:‘Maar moet een kunstenaar dan niet op zoek gaan naar de afwijking? Moet je de chaos niet durven toelaten?’

Wieringa: ‘Volgens mij verwar je het midden met gezapigheid. Voor een schrijver is het midden de beste plek: een omgeving waarin je arbeidzaam kunt zijn, boeken kunt lezen, gedachten kunt hebben, redeneringen kunt uitwerken. Bestaansonzekerheid is niet noodzakelijk een zegen voor de literatuur. Ik heb die ook wel gekend – mijn eerste romans verkochten voor geen meter – maar ik ben er met plezier van verlost. Zoals Charles Bukowski ooit zei: mét whisky en chocola kun je beter schrijven dan zonder.’

Lecompte: ‘Ik weet niet of ik zou kunnen functioneren in een veilige structuur. Misschien wel als ik een kind had. De laatste tijd heb ik een grote kinderwens – het is een thema dat ook vaak terugkomt in mijn bundel. De hunkering naar een zoon. Altijd een zoon, nooit een dochter. Ik stel me dan voor wat ik allemaal zou herontdekken. Ik zou Russische kinderpoëzie lezen, met dat kind naar de zoo en naar de zee trekken, en vooral: alles beter doen dan mijn ouders het gedaan hebben. Ik zou me echt verliezen in het moederschap en een zeer verstikkende moeder zijn. De eerste jaren zou ik stoppen met het schrijven van gedichten. Maar met een beetje geluk sterft dat kind natuurlijk.’

Wieringa: ‘Of het komt met twee hoofden en een staart ter wereld.’

Lecompte: ‘En dan kan ik dáár weer gedichten over schrijven.’

Wieringa: ‘Wat een perverse redenering. Het idee dat mijn kinderen sterfelijk zijn, is al iets waar ik niet bij kan. Delphine, je bent ten diepste afschuwelijk.’

Lecompte:(giechelt) ‘Ik weet het. Alles voor de poëzie.’

Tommy Wieringa

1967: geboren in Goor (Nederland)

– brengt zijn kinderjaren door op Aruba, verhuist op zijn negende naar Nederland

– studeert geschiedenis en journalistiek

1995: debuteert met de roman Dormantique’s manco

2005: doorbraak bij het grote publiek met Joe Speedboot, zijn vierde roman

2013: Libris Literatuurprijs voor Dit zijn de namen

2018: BookSpot Literatuurprijs voor De heilige Rita

– sinds 2018: columnist bij NRC Handelsblad

Delphine Lecompte

– 1978: geboren in Gent

– 2009: debuteert als dichter met de bundel De dieren in mij – 2010 bekroond met de prestigieuze C. Buddingh’-prijs voor nieuwe Nederlandstalige poëzie

– 2011: Prijs voor Letterkunde van de provincie West-Vlaanderen

– publiceert negen bundels in negen jaar tijd, Vrolijke verwoesting is de meest recente

Partner Content