Bij de Dood van John Le Carré (1931-2020)

. © Getty Images

Als het van John Le Carré had afgehangen, dan moesten Barnier en Frost geen overuren kloppen. Sterker, een Brexit wou hij niet meer meemaken.

Als het van John Le Carré had afgehangen, dan moesten Barnier en Frost geen overuren kloppen. Sterker, een Brexit wou hij niet meer meemaken: ‘My England would be the one that recognizes its place in the EU’, was zijn slagzin. ‘Politicians are creating a nostalgia for an England that never existed’. Behalve dan een terugkeer naar een strikt klassenonderscheid. Het verklaart Le Carré’s sombere ondertoon in de 25 spionageromans die hij schreef, mede versterkt door de incompetentie, het misplaatst meerderwaardigheidsgevoel en de afkeer van machtsmisbruik dat stoelt op hoogtechnologische afgodendienst, zoals hij ze zelf meemaakte bij de binnenlandse geheime dienst MI5, en vooral bij de buitenlandse inlichtingendienst MI6.

Hoewel hij naam verwierf met zijn Koude-Oorlogsthrillers, hield hij aan zijn dienst bij de ‘Circus’ een onblusbare walg voor de grootmachten over, die hij doortrekt in zijn latere romans na de Val van de Muur. Brexiteers houden vol dat Londen eigenhandig de oorlog won. ‘Emetic. Om te kosten’, zei hij aan John Banville in The Guardian (11/10/2019). ‘Amerika is zot geworden’, titelt een essay over hoe Bush een Blair een inval in Irak bedachten (The Sunday Times, 15/01/2013). Rusland wordt geleid door een spion van het vijfde knoopsgat die overal complotten ziet (en Trump is zijn voetveeg), hekelt hij openlijk in zijn laatste roman Agent Running in the Field (2019). Zijn volgehouden manier om de amorele machtspolitiek te ontmaskeren leverde hem vorig jaar de Olof Palme Vredeprijs op. Geldprijs die hij – uitzonderlijk – wóu ontvangen en weggaf aan liefdadigheid. Eerbetoon van literaire of politieke kringen waren hem een gruwel, hij weigerde ook geridderd te worden.

Want Le Carré leefde zoals het spion betaamt: in het verborgene, onopvallend, bescheiden – maar met een ijzeren overtuiging van wat hij ‘compassionate conservatism’ noemde. Hij woonde met zijn tweede vrouw in Saint Buryan, de uithoek van Cornwall bij Land’s End. Far from the madding crowd. De keuze voor zijn pseudoniem – die hij zogenaamd vergeten was – ligt voor de hand. Van de geheime dienst mag niemand onder eigen naam schrijven. Dus verving hij David Cornwell (!) door een fatsoenlijke naam, John Le Carré, ‘Square John’, wat zoveel betekent als een eerlijk man, die alleen de hoon opwekt van gespuis. Hij counterde daarmee twee van zijn grootste trauma’s: zijn vader Ronnie, een oplichter en charmeur die zijn moeder ertoe dreef het gezin in de steek te laten toen hij vijf was, en de beruchte Sovjetspion Kim Philby (van de Cambridge Five) die in 1961 door een overloper in nauwe schoentjes werd gebracht en enkele jaren later effectief naar Moskou droste. De rol van die twee kwelgeesten is omstandig uitgewerkt in de biografie van Adam Sisman (2015), waaraan Le Carré voluit meewerkte – behalve over zijn activiteiten bij de Circus, vanwege zwijgplicht. Net als die andere thrillerauteur Len Deighton verhuisde hij de facto naar de pr-dienst van MI6: zijn opdracht was door Philby doorprikt en twee andere dubbelagenten, Guy Burgess en Donald Maclean in Moskou opdoken. De ongemakkelijke verhouding met zijn opdringerige vader, een fantast met een hoek af, heeft Le Carré van zich afgeschreven in A Perfect Spy (1986). De vader van spion Magnus Pym (een blauwdruk van Philby) verenigt beide leugenaars die Le Carré’s leven vergalden.

Dat hij bij MI5 terechtkwam had daar ook mee te maken. Op zijn zestiende vertrok hij naar Bern, studeerde er Duits. Wellicht werd hij daar, of kort daarop toen hij in Oostenrijk bij een geheime legereenheid dienst nam, gerekruteerd. Na studies in Oxford diende hij linkse studentengroepen te infiltreren om communisten te ontmaskeren. Maar MI5 was voor hem ‘een doodlopend straatje’, bij MI6 werd hij naar het spionnennest Bonn gestuurd. Het is daar dat hij de duistere wereld leert kennen van geopolitieke schijnvertoningen, verraad, ideologische kneedbaarheid. Hij schreef er zijn eerste thriller ‘uit verveling’, Call for the Dead (1961) met als tragische hoofdfiguur een wat morsige, weifelende George Smiley, gekonterfeit naar een MI5-collega John Bingham, ‘breathtakingly ordinary, short, fat and of quiet disposition’. Smiley zou zijn opwachting maken in negen andere spionageverhalen; de bekendste zijn The Spy Who Came in from the Cold (1963), het ongenadig hopeloze The Looking Glass War (1964), Tinker Taylor Soldier Spy (1974), succesvol verfilmd met Gary Oldman in de langespeelfilm (2001) en Alec Guinness in de tv-reeks (1979, jaar waarin ook Smiley’s People verscheen; Guinness werd een goeie vriend van Le Carré), The Russia House (1989), en The Secret Pilgrim. Die verscheen in 1990, kort na de val van de Muur, wat het hele thema van de Koude Oorlog uitveegde, want ‘staring at the Wall was like staring at frustration itself, and it touched an anger in me’, schreef hij nog in The Spy Who Came in from the Cold. Maar het voorwerp van die woede, van de scheiding, van de zin der Koude Oorlog zelf valt weg. Voorgoed.

In al die spionageromans wordt duidelijk hoe onmenselijk uitgezonden mannen aan de andere kant van de barrière behandeld worden. Ze worden zonder verpinken opgeofferd om het eigen falen te verdoezelen. Zo wordt Fred Leiser naar Oost-Duitsland gestuurd in een sleets plunje zonder revolver. Zijn twee ‘vrienden’ roepen de plicht in. ‘Het is een bevel, dat is alles’. Volgt het aandoenlijke beeld van een man die zijn dood tegemoet loopt: ‘Een haastige handdruk en hij liep weg in de richting van de heuvel. Geen mooie woorden meer (…) Het was alsof ze allemaal al lang afscheid van hem hadden genomen. Het laatste wat ze van hem zagen was de rugzak die zachtjes op en neer danste in de duisternis’. De tinten zijn kil, dreigend, grijs. Daarop is ook Le Carré’s overtuiging stuk gelopen. De naakte afwezigheid van ethiek. ‘Spionage heeft maar één morele wet: hij wordt gerechtvaardigd door de resultaten’. Zich politiek correct gedragen gaat voor op menselijke gevoelens.

De Muur was weg, de verontwaardiging niet: Single & Single (1999) hakt in op de Russische maffia, The Constant Gardener (2001) op de farma-industrie, Absolute Friends (2003) op de Amerikaanse regering. En dan sterven van een simpele longontsteking. In bed.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content