Zijn journalisten (te) links? ‘Een journalist mag nooit een handlanger worden van het establishment’

© Serge Baeken
Peter Casteels

Vindt u ons echt te links? Wie Twitter leest, zou het gaan geloven. We vroegen het aan vooraanstaande ex-Knackers en aan academici. ‘Ik voel mij óók niet per se een winnaar van de globalisering.’

Wat vond Bart De Wever de belangrijkste gebeurtenis, evolutie of trend van 2015? Het was een klassieker uit Humo’s eindejaarsvraagjes aan het eind van een jaar waarin Parijs meermaals geteisterd werd door terroristische aanslagen en de vluchtelingencrisis in Europa haar hoogtepunt bereikte. Zijn antwoord: ‘Dat Knack een nog linksere hoofdredacteur heeft dan Humo. Er zijn geen zekerheden meer.’

Láchen.

Bert Bultinck was toen nog maar net benoemd als de nieuwe hoofdredacteur van dit blad, nadat Jörgen Oosterwaal terug was verhuisd naar Humo. Bultinck had nog niet eens geschreven over het al dan niet racistische DNA van de Vlaming (het eigenlijke citaat: ‘Wie nog wil ontkennen dat racistische stereotypen diep in het Vlaamse DNA zijn ingebakken, is ziende blind’), en we hadden ook nog niet gepubliceerd dat De Wever de SP.A’er Tom Meeuws ‘kapot’ wilde maken vanwege een stukgelopen relatie met Liesbeth Homans. Hij gaf in die tijd zelfs nog interviews aan Knack, terwijl we het nu moeten stellen met een hele reeks sms’jes van ondertussen al vier verschillende woordvoerders die ons vertellen dat de voorzitter van de N-VA helaas geen tijd heeft om ons te woord te staan.

Ook lachen.

Kritiek op hun beleid wordt toegeschreven aan de politieke kleur van een journalist, want het kan natuurlijk niet zijn dat de politicus in kwestie zich vergist.

Rik Van Cauwelaert (ex-hoofdredacteur Knack)

Wetenschappelijk onderzoek

Mij viel de eer te beurt om in dit nummer een verhaal te schrijven over de ordinaire beschuldiging, het cliché of het vaststaand feit dat journalisten in Vlaanderen links zijn. Maar als de dood om mijn eigen politieke voorkeuren te moeten weggeven, laat staan de kroon van de Knack-redactie te ontbloten, schoof ik die hete aardappel meteen door. Ik legde de vragen voor aan drie eminente oud-(hoofd)redacteuren van Knack die vandaag bepalende stemmen zijn bij respectievelijk De Tijd, De Standaard en De Morgen: Rik Van Cauwelaert, Marc Reynebeau en Joël De Ceulaer.

Er is natuurlijk nog een andere bron om te raadplegen. N-VA’ers zoals (en vooral) Bart De Wever duwen journalisten graag in een ideologische hoek waar ze samen met wereldvreemde rechters en ngo’s zitten te konkelfoezen. Maar er bestaat ook wetenschappelijk onderzoek naar onze ideologische achtergrond. De Universiteit Antwerpen vroeg in 2018 aan politieke journalisten in Vlaanderen om zich op een schaal van één tot tien te plaatsen, waarbij één voor extreemlinks stond en tien voor extreemrechts. Het gemiddelde van alle deelnemers bedroeg 4,32, dus ietsje links van het centrum, dat tussen 5 en 6 ligt. In 2006 was dat 4,07. In de tussentijd heeft er dus een verrechtsing plaatsgevonden: waar het grootste aantal journalisten zichzelf toen op 3 positioneerde (29 procent), staat de grootste groep (25 procent) twaalf jaar later op 4. De UGent hield in hetzelfde jaar een soortgelijke enquête bij alle Belgische journalisten. De onderzoekers concludeerden dat 58,4 procent van hen zichzelf als links ziet en slechts 15,8 procent als rechts. Het gemiddelde was daar 4,4. Er is – opmerkelijk misschien – maar weinig verschil tussen de Nederlandstalige en de Franstalige resultaten.

De manier waarop u deze cijfers interpreteert – vooral centrum of vooral links – zou wel eens kunnen afhangen van uw eigen politieke voorkeur. Iemand die er allerminst van onder de indruk is, en die niet gauw van enige linksigheid zal worden beschuldigd, is Rik Van Cauwelaert. Hij gelooft niet dat journalisten overdreven links zijn, laat staan dat ze door zulke voorkeuren hun werk laten beïnvloeden. ‘Ik heb mij nooit met zulke vragen beziggehouden’, zegt Van Cauwelaert daarover. ‘Ik zie zulke verwijten ook wel op Twitter, maar het is vooral een cliché dat regeringspartijen gebruiken als ze worden belaagd. Kritiek op hun beleid wordt dan toegeschreven aan de politieke kleur van een journalist, want het kan natuurlijk niet zijn dat de politicus in kwestie zich vergist of een fout maakt. Men zoekt altijd zulke uitvluchten. Toen ik kritisch was voor Guy Verhofstadt (Open VLD), probeerde men mij weg te zetten als een verzuurde conservatief. En toen ik schreef dat Willy Claes (SP.A) in het Agustaschandaal strafrechtelijk niets te verwijten viel, kreeg ik te horen dat ik tot dezelfde loge behoorde als Claes. Het is moeilijk om dat allemaal ernstig te blijven nemen.’

Kort tussenvraagje: vindt Rik Van Cauwelaert Knack links? Sinds zijn vertrek naar De Tijd in 2012, samen met Koen Meulenaere, is dat een terugkerende klacht op sociale media, van mensen die het blad al dan niet echt lezen. ‘ Knack is niet linkser geworden’, zegt Van Cauwelaert erover. ‘Het werd na mijn vertrek wel een ander blad. Sinds een jaar of drie weegt het weer journalistiek op de actualiteit, ten goede dus. Maar laten we zeggen dat de uitgesproken meningen van Bert Bultinck anders zijn dan de mijne. Dat is nu eenmaal het voorrecht van de commentaarschrijver.’

Marc Reynebeau, die zichzelf na enig aandringen ‘progressief’ noemt, heeft een genuanceerder antwoord op de vraag of journalisten links zijn. Die perceptie heeft misschien wel het meest te maken met een kritische houding die hoort bij het vak van journalist. ‘Een journalist hoort met enig wantrouwen naar de wereld te kijken, hij mag nooit een handlanger worden van het establishment’, vertelt Reynebeau. ‘We kunnen er niet omheen dat het bestel en de macht in Vlaanderen rechts en conservatief zijn. Dat is politiek zo, maar ook economisch en zeker financieel. Iemand zou die kritische houding van journalisten – het liefst op het paranoïde af – links kunnen noemen, maar dat heeft niets met partijdigheid te maken.’

Joël De Ceulaer (‘sociaaleconomisch eerder links, maar vooral geen ecologist’) komt uit bij een heel andere conclusie: de meeste journalisten zijn niet kritisch genoeg, en laten net daarin hun politieke voorkeuren blijken. De Ceulaer wil niet veralgemenen (‘bij een blad als Trends zitten vast weinig linkse rakkers’), maar bij veel Vlaamse journalisten ziet hij eenzelfde soort van groepsdenken. Hij parafraseert een citaat van Karl Marx om uit te leggen wat hij bedoelt: dat we de wereld al lang genoeg hebben proberen te begrijpen en dat het tijd wordt om hem te veranderen. ‘Nogal wat journalisten denken, zoals Marx, dat ze de wereld moeten proberen te veranderen’, meent De Ceulaer. ‘Onze taak is nochtans enkel en alleen om de wereld te begrijpen. Sommige collega’s slaan die stap over. Ze nemen vaak ideeën aan zonder ze kritisch tegen het licht te houden: globalisering zorgt voor armoede en verderf, ngo’s zoals Greenpeace menen het goed en hebben dus altijd gelijk, ggo’s zijn slecht, kernenergie is slecht.’

Uit gesprekken met journalisten blijkt dat ze de harde, rechtse roepers op sociale media verkeerdelijk voor de gemiddelde Vlaming houden.

Peter Van Aelst (UAntwerpen)

‘Ik was vroeger ook zo’, gaat hij verder. ‘Ik herinner mij redactievergaderingen bij Knack waar ik wilde horen wat wij als blad zouden doen tegen het succes van het Vlaams Blok. Hoe kunnen we die kiezers van gedachte doen veranderen? “Wij gaan gewoon ons werk doen”, antwoordde Hubert van Humbeeck ooit. Hij had natuurlijk groot gelijk. Ik ben ondertussen van dat paternalisme genezen.’

Harde, rechtse roepers

De Ceulaer raakt aan een belangrijker punt dan de onvermijdelijke ideologische voorkeuren van journalisten: spelen die een rol in de manier waarop zij aan berichtgeving doen? Professor Sarah Van Leuven doceert communicatiewetenschappen aan de UGent en was betrokken bij de journalistenenquête. Zij ziet vooral redenen waarom persoonlijke voorkeur juist niet doorweegt. Ten eerste concurreren media met elkaar voor eenzelfde publiek, want de tijd van verzuilde kranten is voorbij. Verhalen niet brengen die niet goed uitkomen voor de ene of de andere partij, zou een titel benadelen in vergelijking met de concurrenten. Ten tweede hangt de aandacht die partijen krijgen vooral af van hun positie, in de regering dan wel in de oppositie. ‘De beslissingen van regeringen kunnen impact hebben op ons leven’, vertelt Van Leuven. ‘Regeringspartijen zijn daarom niet enkel een sterke nieuwsbron, hun mededelingen hebben ook meer nieuwswaarde. De oppositie is om dezelfde reden altijd wat minder relevant.’

Zelfs in de manier waarop over inhoudelijke thema’s wordt bericht, vinden academici weinig linkse voorkeuren. Het Instituut voor Mediastudies van de KU Leuven deed onlangs een onderzoek naar de berichtgeving over migratie – naast de islam misschien wel het meest gepolariseerde thema van deze tijd. Baldwin Van Gorp, een van de onderzoekers, zei er in Knack over dat migratie ‘vooral in een negatief frame’ wordt geplaatst in de media. Het idee dat migratie het gevolg is van de ongecontroleerde instroom van nieuwkomers, is daarbij dominant. In de journalistenenquête van de UA bleken journalisten zelfs aan een soort compensatie te doen: ze schatten hun lezers niet alleen rechtser in dan henzelf, ze schatten hun lezers ook rechtser in dan ze in werkelijkheid zijn. ‘Journalisten weten heel goed dat hun mening niet per se samenvalt met die van hun lezers’, zegt Peter Van Aelst, hoogleraar politieke communicatie aan de UA. ‘Uit gesprekken met journalisten blijkt dat ze misschien de harde, rechtse roepers op sociale media verkeerdelijk voor de gemiddelde Vlaming houden. Dat klopt natuurlijk niet, en die roepers hebben meestal geen punt. Ook wij vinden nauwelijks voorbeelden van berichtgeving waaruit de linkse voorkeur van journalisten blijkt.’

Dorpsidioten

Er is een tweede verwijt dat ons steeds vaker treft, en dat we ons merkelijk meer aantrekken. Na de bestorming van het Amerikaanse Capitool maakte Bart De Wever er in De Afspraak op Vrijdag en De Tijd een punt van om ons er andermaal op te wijzen: journalisten zijn er niet voor de verliezers van de globalisering, of voor de onderklasse. We kennen ze niet, we horen ze maar zelden spreken, we nemen hun problemen nooit echt serieus. Qua diversiteit op de Vlaamse redacties valt moeilijk te ontkennen dat zulke profielen ontbreken, net zoals er overal te weinig journalisten met een migratieachtergrond werken. De overgrote meerderheid behoort tot de witte middenklasse. Maar of er nog steeds onvoldoende aandacht is voor de problemen van de onfatsoenlijken? Sinds 2016, toen Donald Trump verkozen werd en er voor de brexit werd gestemd, is er in ieder geval een indrukwekkende inhaalbeweging gemaakt. ‘Bart De Wever zou beter zijn hand eens op zijn hoofd leggen en kijken wie eronder staat’, zegt Marc Reynebeau daarover. ‘Wat doet deze witte ridder zelf voor die zogenaamde verliezers van de globalisering? Het is trouwens een mythe dat dit de verklaring is voor het succes van extreemrechts. Ik voel mij overigens ook niet per se een winnaar van de globalisering. Het klopt wel dat kranten schrijven voor een bepaald soort publiek dat de redacteuren zelf in gedachten houden, dat zal voor De Standaard en Het Laatste Nieuws verschillend zijn. Maar de “echte” wereld is wel degelijk ons onderwerp, ook in sociale reportages.’

Onze taak is enkel en alleen om de wereld te begrijpen. Sommige collega’s slaan die stap over.

Joël De Ceulaer

Rik Van Cauwelaert heeft het vandaag zelfs over ‘overcompenseren’. ‘Dat is een fout die journalisten vaker maken: we proberen een uitleg te vinden waarom we ons vergist hebben’, zegt hij over wat er sinds 2016 is gebeurd. ‘We voeren dan een dorpsidioot op die een petje van Trump draagt, en maken op basis van hem een robotfoto van de Trumpkiezer. Dat klopt natuurlijk niet echt. Nu, Sus Verleyen schreef in Knack naar aanleiding van de opkomst van het Vlaams Blok al dat er problemen in de binnensteden waren tussen allochtonen en autochtonen die journalisten niet wilden zien, omdat die partij zich daarop profileerde. Hij had daarin toen 100 procent gelijk, ondanks de vele kritiek die hij daarna kreeg. Maar nu ligt dat ook al anders. Lees het werk van Chris De Stoop uit Knack, die heel vaak over de onderkant van de samenleving schreef, of lees de reportages van Stijn Tormans.’

Meer kernfysici

De man in de journalistiek die zich de afwezigheid van voldoende rechtse journalisten nog het meeste aantrok, was Tom Naegels. Als ombudsman van De Standaard pleitte hij voor meer van hen, zoals er ook meer vrouwen moesten komen. Ze zouden voor meer debat zorgen op de redactie, andere invalshoeken voorstellen en een ander netwerk verzorgen.

Niemand is echt wild van het idee van Naegels, maar Joël De Ceulaer doet een tegenvoorstel: het journalistenkorps moet diverser worden qua opleiding. De Ceulaer, die jarenlang les gaf aan de master journalistiek van de VUB, vindt dat er zich te veel van dezelfde profielen melden. ‘Journalisten zijn vandaag vooral historici, sociale wetenschappers en mensen die talen hebben gestudeerd’, zegt De Ceulaer. ‘We denken dat iemand die goed kan schrijven gemaakt is om journalist te worden, terwijl dat helemaal niet zo is. Een journalist kan leren schrijven, het is veel belangrijker om een kritische geest te hebben. We hebben veel meer economen, juristen, ingenieurs, wetenschappers, voor mijn part kernfysici nodig in het vak. Dat zal dat groepsdenken niet enkel doorprikken, de coronacrisis bewijst dat basiswetenschappelijke kennis echt noodzakelijk is. Bij Knack versloeg bioloog Dirk Draulans de coronacrisis in ieder geval uitstekend.’

Partner Content